ECLI:NL:RBZWB:2025:2756

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
02-018504-25 en 02-255992-24 (gevoegd ter terechtzitting)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal, afpersing en verduistering met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling

Op 8 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, afpersing en verduistering. De verdachte, geboren in 1975 en thans gedetineerd in de PI Grave, werd beschuldigd van het stelen van een tas op 20 november 2024, het overvallen van een tankstation op 17 januari 2025 en het verduisteren van een auto op 10 augustus 2024. Tijdens de zitting op 24 april 2025 werden de standpunten van de officier van justitie, mr. M.E. Dekker, en de verdediging besproken. De rechtbank oordeelde dat de tenlasteleggingen voor de diefstal en afpersing wettig en overtuigend bewezen waren, terwijl de verdachte werd vrijgesproken van de primair tenlastegelegde diefstal met geweld. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden zoals meldplicht, klinische behandeling en ambulante zorg bij Novadic Kentron. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek en de impact van zijn daden op de slachtoffers. De benadeelde partijen ontvingen schadevergoedingen voor de geleden schade, terwijl de vordering van een derde benadeelde partij werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-018504-25 en 02-255992-24 (gevoegd ter terechtzitting)
vonnis van de meervoudige kamer van 8 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1975, te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de PI Grave, [locatie] .
raadsman mr. R. Wouters, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 april 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M.E. Dekker, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, met inachtneming van artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 02-018504-25:
op 20 november 2024 een tas heeft gestolen (feit 1) en op 17 januari 2025 een tankstation heeft overvallen (feit 2)
Parketnummer 02-25599224:
op 10 augustus 2024 een auto heeft verduisterd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 02-018502-24:
De officier van justitie acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte. Bij feit 2 rekwireert zij tot vrijspraak van de primair tenlastegelegde diefstal met geweld. De subsidiair tenlastegelegde afpersing acht zij wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
Parketnummer 02-255992-24:
De officier van justitie acht de tenlastegelegde verduistering wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte van [aangever 1] en het proces-verbaal van bevindingen waaruit volgt dat verdachte zelf de politie heeft gebeld en heeft gezegd dat hij de auto niet tijdig heeft teruggebracht volgens de afspraak die hij met [aangever 1] had gemaakt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 02-018502-24:
De verdediging is net als de officier van justitie van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 2 primair. De feiten 1 en 2 subsidiair kunnen wel wettig en overtuigend bewezen worden, gelet op de aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte.
Parketnummer 02-255992-24:
De verdediging is voorts van mening dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor de tenlastegelegde verduistering. Verdachte heeft de auto weliswaar langer gehouden dan was afgesproken, maar heeft zelf de politie gebeld toen hij wist dat er aangifte was gedaan. Dat maakt dat er onvoldoende is om te komen tot de conclusie dat er sprake was van wederrechtelijke toe-eigening van de auto.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 02-018504-24:
feit 1:
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank die feiten feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 24 april 2025;
- de aangifte van [aangever 2] d.d. 20 november 2024 (pagina 64 en 65 van het eindproces-verbaal Sabon met [nummer] ).
feit 2 primair:
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder feit 2 primair tenlastegelegde feit, te weten de diefstal met geweld. Om te komen tot een bewezenverklaring van diefstal dient bewezen te worden dat een verdachte een actieve wegnemingshandeling heeft verricht. Hiervan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Immers uit het dossier volgt dat verdachte het tankstation is ingelopen, naar de kassa is gegaan en vervolgens aangeefster, mevrouw [aangeefster] , die achter de kassa aan het werk was, heeft bevolen geld af te geven waarop zij dat geld aan verdachte gaf.
De rechtbank acht de subsidiair tenlastegelegde afpersing wel wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegde tijdens de zitting van 24 april 2025;
- de aangifte van [aangeefster] namens [tankstation] d.d. 17 januari 2025 (pagina 8 tot en met 10 van het voornoemde eindproces-verbaal).
Parketnummer 02-255992-24
Op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen staat vast dat verdachte op 9 augustus 2024 een auto had geleend van zijn vriend [aangever 1] . Verdachte had met [aangever 1] de afspraak gemaakt dat hij de auto zou gebruiken om naar zijn advocaat te gaan en dat hij hem diezelfde dag nadien zou terugbrengen. Verdachte heeft zich niet aan die afspraak gehouden.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank de tenlastegelegde verduistering wettig en overtuigend bewezen. Immers, verdachte heeft de auto onder zich gehouden terwijl hij wist dat hij daar niet langer toestemming voor had. Door de auto niet tijdig terug te brengen, is hij daarover als heer en meester gaan beschikken. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van opzet op wederrechtelijke toe-eigening en verdachte heeft zich de auto ook daadwerkelijk toegeëigend.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02-018504-25:
1.
op 20 november 2024 te Bergen op Zoom een tas, die aan mevrouw [aangever 2] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. subsidiair:
op 17 januari 2025 te Bergen op Zoom met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangeefster] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, dat aan die [tankstation] toebehoorde door:
-een mes te pakken en voornoemd mes aan die [aangeefster] te tonen en
-tegen die [aangeefster] dreigend de woorden toe te voegen: “geeft u nu maar het geld, dan doe ik u niks,”.
Parketnummer 02-255992-24:
op 10 augustus 2024 te Breda, opzettelijk een personenauto (gekentekend [kenteken] ),
toebehorende aan [aangever 1] en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als leenauto, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, waarvan een jaar voorwaardelijk met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, te weten de meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de persoonlijke omstandigheden, met name het feit dat verdachte hulp nodig heeft en hij op dit moment gemotiveerd is om die hulp te krijgen, acht de verdediging de door de officier van justitie geëiste straf te hoog. De verdediging is van mening dat een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden passend is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft in korte tijd een drietal strafbare feiten gepleegd. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan de verduistering van een auto op 10 augustus 2024. Hij heeft op 20 november 2024 een tas gestolen en vervolgens heeft verdachte op 17 januari 2025 een tankstation in Bergen op Zoom overvallen. De rechtbank vindt het kwalijke feiten, waarbij het zwaartepunt qua ernst voor de rechtbank ligt bij de overval op het tankstation. Verdachte is met een hoodie over zijn hoofd de winkel van het tankstation in gelopen en hij had een mes bij zich. Dat mes heeft hij getoond aan de baliemedewerkster, mevrouw [aangeefster] . Hij heeft haar gedwongen hem geld uit de kassa te geven. De rechtbank vindt het bijzonder kwalijk dat verdachte welbewust de keuze heeft gemaakt om de overval te plegen. Het behoeft geen betoog dat dergelijke feiten een enorme impact op de slachtoffers hebben en zorgen voor een gevoel van onveiligheid in de maatschappij.
Die impact blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring die mevrouw [aangeefster] ter zitting heeft voorgelezen. Verdachte kwam vaker bij het tankstation en was daardoor een bekende voor haar. De bedreiging met het mes kwam dan ook als een verrassing, waarvan de gevolgen nog steeds hun sporen nalaten. [aangeefster] heeft verklaard dat ze haar werk niet meer durft uit te voeren zoals voorheen en dat ze hulp heeft moeten zoeken voor haar angsten. Ze vindt het lastig om de deur uit te gaan en heeft medicatie nodig om te kunnen slapen.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en met de persoon van verdachte, waaronder zijn justitiële documentatie.
Verdachte heeft een strafblad waarop strafbare feiten zijn vermeld tot 2014. Vervolgens is er langere tijd niets gebeurd en komt verdachte pas in 2024 weer in beeld bij politie en justitie. Over verdachte is op 10 april 2025 een reclasseringsrapport opgemaakt. In dit rapport wordt beschreven dat verdachte lange tijd goed heeft gefunctioneerd omdat hij abstinent was van drugs en een partner had. Hij werkte bij zijn schoonvader. Zijn schoonvader overleed in november 2023. Zijn werk viel weg. Vervolgens viel verdachte terug in het gebruik van heroïne en in het voorjaar van 2024 kwam een einde aan zijn relatie en verloor hij zijn huisvesting. Naast deze problemen heeft verdachte cognitieve problemen, mogelijk als gevolg van eerdere TIA’s. De reclassering acht het risico op recidive hoog. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank stelt vast dat voor de overval op het tankstation volgens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren kan worden opgelegd. Daarnaast heeft hij nog twee strafbare feiten gepleegd. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het gegeven dat verdachte ter zitting verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en berouw heeft getoond richting mevrouw [aangeefster] , wat op de rechtbank oprecht overkwam. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de boodschap van [aangeefster] aan verdachte dat hij moet knokken voor zijn leven en er iets van moet gaan maken. Gelet hierop en nu het in het kader van preventie van groot belang is dat verdachte wordt onderzocht en behandeld, zal de rechtbank het door de reclassering geadviseerde forse pakket aan bijzondere voorwaarden opleggen. Teneinde ervoor te zorgen dat verdachte zich daaraan gaat houden, is een flinke stok achter de deur nodig. Om dit te bewerkstelligen en nu het pakket aan voorwaarden het nodige van verdachte gaat vergen, kan de rechtbank zich vinden in de eis van de officier van justitie voor wat betreft de duur van de deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Het is daarnaast belangrijk dat verdachte langere tijd hulp krijgt van de reclassering om tot een duurzame gedragsverandering te komen. Om die reden zal de rechtbank - anders dan de officier van justitie - een proeftijd van drie jaren opleggen. Dit alles afwegend zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met als bijzondere voorwaarden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden zoals die hierboven zijn genoemd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij
[aangever 2]vordert een schadevergoeding van
€ 176,69voor feit 1 onder parketnummer 02-018504-25.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 176,69 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De benadeelde partij
[aangeefster]vordert een schadevergoeding van
€ 1.632,85voor feit 2 onder parketnummer 02-018504-25.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 1.632,85, waarvan € 32,85 aan materiële schade en € 1.600,= aan immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De benadeelde partij
[aangever 1]vordert een schadevergoeding van
€ 1.538,71voor het feit onder parketnummer 02-255992-24.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte ontbreekt, zodat geen sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De vordering van de benadeelde partij zal daarom worden afgewezen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 310, 317 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 van parketnummer 02-018504-25 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 02-018204-25:
Feit 1: diefstal;
Feit 2 subsidiair: afpersing;
Parketnummer 02-255922-24:
Verduistering;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen meldt bij de reclassering op het adres Verlengde Poolseweg 2 in Breda of op het [telefoonnummer]. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* dat verdachte zich laat behandelen door Novadic-Kentron of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor (crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek). Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
* dat verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Het verblijf start na de klinische behandeling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 2]van
€ 176,69aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 2](feit 1 parketnummer 02-018504-25),
€ 176,69te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
3 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangeefster]van
€ 1.632,85waarvan € 32,85 aan materiële schade en € 1.600,= aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangeefster](feit 2 onder parketnummer 02.018504.25),
€ 1.632,85te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
26 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- wijst af de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] ;
- veroordeelt de benadeelde partij [aangever 1] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.E. Dekker, voorzitter, mr. R.J.H. Goossens en
mr. E.G.F. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 mei 2025.
mr. Vliegenberg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
Parketnummer 02-108504-25:
1.
hij op of omstreeks 20 november 2024 te Bergen op Zoom
een tas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan mevrouw [aangever 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht)
2.
Primair:
hij op of omstreeks 17 januari 2025 te Bergen op Zoom meerdere bankbiljetten van 5, 10 en/of 20 euro , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [tankstation] (locatie [adres]), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen mevrouw [aangeefster] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een mes te pakken en/of voornoemd mes aan die [aangeefster] te tonen en/of
- tegen die [aangeefster] dreigend de woorden toe te voegen: "geeft u nu maar het geld dan doe ik u niks", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op om omstreeks 17 januari 2025 te Bergen op Zoom met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te beoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [tankstation] en/of [aangeefster] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [tankstation] en/of [aangeefster] en/of een derde toebehoorde(n) door:
-een mes te pakken en/of voornoemd mes aan die [aangeefster] te tonen en/of
-tegen die [aangeefster] dreigend de woorden toe te voegen: “geeft u nu maar het geld, dan doe ik u niks,” althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Parketnummer 02-255992-24:
hij op of omstreeks 10 augustus 2024 te Breda, althans in Nederland, opzettelijk een personenauto (gekentekend [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als leenauto, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
( art 321 Wetboek van Strafrecht )