In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 april 2025 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om de contactregeling met hun vader stop te zetten. De minderjarigen hebben in een brief en tijdens een gesprek met de rechter aangegeven dat zij zich niet gezien en gehoord voelen door hun vader en dat zij geen contact meer met hem willen. De vader heeft de beschuldigingen van de kinderen ontkend en aangegeven dat hij veel van hen houdt, maar dat hij ook klaar is met de beschuldigingen en de strijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er momenteel geen contact is tussen de vader en de minderjarigen en dat zowel de ouders als de kinderen van mening zijn dat het beter is om voorlopig geen contact te hebben. De rechtbank heeft de bestaande contactregeling stopgezet, maar het recht van de vader op contact is niet ontzegd. De rechtbank heeft ook aangegeven dat een wijziging van het gezag niet mogelijk is zonder een verzoek van de ouders. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de hoop dat de afwezigheid van contact zal leiden tot meer rust voor alle betrokkenen.