ECLI:NL:RBZWB:2025:2758

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
C/02/431921 / FA RK 25-779
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
  • mr. Wallerbos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over stopzetten contactregeling tussen minderjarigen en hun vader

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 april 2025 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om de contactregeling met hun vader stop te zetten. De minderjarigen hebben in een brief en tijdens een gesprek met de rechter aangegeven dat zij zich niet gezien en gehoord voelen door hun vader en dat zij geen contact meer met hem willen. De vader heeft de beschuldigingen van de kinderen ontkend en aangegeven dat hij veel van hen houdt, maar dat hij ook klaar is met de beschuldigingen en de strijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er momenteel geen contact is tussen de vader en de minderjarigen en dat zowel de ouders als de kinderen van mening zijn dat het beter is om voorlopig geen contact te hebben. De rechtbank heeft de bestaande contactregeling stopgezet, maar het recht van de vader op contact is niet ontzegd. De rechtbank heeft ook aangegeven dat een wijziging van het gezag niet mogelijk is zonder een verzoek van de ouders. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de hoop dat de afwezigheid van contact zal leiden tot meer rust voor alle betrokkenen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/431921 / FA RK 25-779
Datum uitspraak: 23 april 2025
Beschikking over een informele rechtsingang
naar aanleiding van de vraag van de minderjarigen:
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De rechtbank merkt in deze zaak als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. C.A.E.C.J.M. Hooft te Gilze,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda , hierna te noemen: de Raad, de rechtbank in deze zaak geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft op 12 februari 2025 een brief ontvangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
1.2.
Op 27 februari 2025 heeft de rechter met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gesproken.
1.3.
Op 23 april 2025 heeft de rechter met de ouders gesproken. Hierbij was een medewerkster namens de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig om de rechtbank te adviseren. De rechter heeft tijdens het gesprek met de ouders een samenvatting gegeven van de brief die [minderjarige 1] en [minderjarige 2] haar hebben geschreven en ook verteld wat er is besproken in het gesprek van 27 februari. De ouders zijn in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn tijdens deze relatie geboren.
2.2.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 14 juni 2024 is bepaald dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hun hoofdverblijf bij de moeder hebben. Daarbij is, overeenkomstig de afspraak tussen partijen, bepaald dat de vader en voornoemde minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders iedere week op zondag van 12.00 uur tot 18.00/19.00 uur gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar. Deze regeling kan worden uitgebreid in frequentie of duur, als [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat willen.

3.De vraag van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]

3.1.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] vragen in hun brief en tijdens het gesprek met de rechter, kort gezegd:
  • te bepalen dat de contactregeling tussen hen en de vader wordt stopgezet;
  • te bepalen dat de moeder voortaan de beslissingen over hen zelfstandig kan en zal nemen.
3.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben in hun brief en in het gesprek hun wensen toegelicht. Zij willen dat de contactregeling tussen hen en de vader wordt stopgezet, omdat zij het gevoel hebben dat hij hen niet ziet staan en hij geen liefde en begrip toont. De vader heeft regelmatig contactmomenten afgezegd of hij kwam te laat. Tijdens de contactmomenten is de vader alleen maar met zichzelf en met zijn huidige partner bezig. Volgens [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden zij door de vader uitgescholden en onterecht ervan beschuldigd dat zij nepaccounts hebben aangemaakt op sociale media en dat zij daar naaktfoto’s van de vader hebben geplaatst. Bij de vader thuis moeten [minderjarige 1] en [minderjarige 2] alleen maar oppassen op de kinderen uit het gezin van de vader en zijn partner. Bovendien heeft de vader regelmatig bepaalde bedragen afgeschreven van de rekeningen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Hoewel hij deze bedragen op een later moment heeft teruggestort, vinden [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dit erg vervelend. Toen [minderjarige 2] hoofdklachten had, heeft de vader tot slot gezegd dat zij kanker heeft. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] denken dat hun vader zo raar doet onder invloed van zijn huidige partner en door overmatig drank- en drugsgebruik. Daarom willen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geen contact meer hebben met hun vader en willen zij dat hun moeder voortaan de beslissingen over hen zelfstandig kan nemen. Ook maken zij zich zorgen over hun halfbroertje- en zusje.

4.De standpunten

4.1.
De vader heeft, samengevat, aangegeven dat hij zich al jarenlang moet verweren tegen allerlei onterechte beschuldigingen vanuit de moeder, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Volgens de vader proberen zij hem en zijn huidige relatie en gezin kapot te maken. De vader betwist met klem dat hij kampt met drank- en/of drugsproblemen. Enkele weken geleden is vader [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tegenkomen op straat. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn door de moeder op hem afgestuurd en hebben toen allerlei vervelende verwensingen naar hem geroepen, waaronder gescheld met “kanker”. De kinderen uit de relatie van de vader en zijn huidige partner zijn bang geworden voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Ook beschuldigt de vader de moeder of iemand uit haar omgeving ervan naaktfoto’s van de vader te hebben geplaatst op sociale media. Voor de vader is het tot hier en niet verder. Hij laat zich niet uitschelden en kapotmaken door de moeder en twee pubermeiden. Gelet hierop is er wat de vader betreft voorlopig geen sprake van contact tussen hem en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De vader hoopt dat, zodra [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wat ouder zijn, zij zelf zullen gaan nadenken en inzien wat de invloed van de moeder op hen is (geweest). Hij hoopt en verwacht dat er dan ruimte ontstaat voor contact(herstel) tussen hem en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De vader stelt dat zijn deur in ieder geval altijd openstaat voor hen. Ook zal hij geen (gezags)beslissingen belemmeren en, indien nodig, zijn toestemming verlenen voor het regelen van (gezags)zaken die [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aangaan. De vader stelt tot slot dat hij in het verleden zelf een rekening heeft geopend voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en dat hij daar geld op heeft gezet. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] mogen de rekening wat hem betreft houden. De vader wil hier niets meer mee te maken hebben. Overigens heeft de moeder, aldus de vader, in het verleden zelf geld uit een andere erfenis die hem toekwam, opgemaakt.
4.2.
Namens en door de moeder is, samengevat, aangevoerd dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op een gegeven moment niet meer naar de vader toe wilden gaan. De moeder heeft zich toen afzijdig gehouden en hen zelf een brief laten schrijven aan de rechter. Volgens de moeder hunkeren [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vooral naar erkenning, liefde en aandacht vanuit de vader. Echter krijgen zij van hem vooral beschuldigingen en verwijten. Zij zitten daar mee.
4.3.
De Raad heeft, samengevat, aangegeven dat het niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is dat het contact tussen hen en de vader al meermaals verbroken en hersteld is geweest en dat er op dit moment geen sprake is van contact tussen hen. De Raad heeft in het verleden een onderzoek verricht, maar heeft de geuite beschuldigingen tegen de vader niet kunnen objectiveren. Het is de Raad inmiddels wel gebleken, ondanks dat er meerdere vormen van hulpverlening zijn ingezet, dat de communicatie en samenwerking tussen de ouders nog steeds zeer moeizaam verloopt. Nu zowel [minderjarige 1] en [minderjarige 2] als de ouders vinden dat er voorlopig geen sprake kan zijn van contact tussen de vader en de minderjarigen, althans dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet moeten worden gedwongen om contact te hebben met de vader, en de contacten in het verleden met wederzijds goedvinden zijn hersteld, ziet de Raad geen aanleiding om de contactregeling tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] formeel stop te zetten. De Raad heeft tot slot aangegeven dat het helpend kan zijn als de vader uitdraagt aan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat zijn hart groot genoeg is om van al zijn kinderen evenveel te houden.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank overweegt, naar aanleiding van het voorgaande, als volgt.
5.2.
Een minderjarige is geen zelfstandige procespartij in procedures betreffende de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Om de minderjarige toch een eigen toegang tot de rechtbank te bieden, bestaat de mogelijkheid van een informele rechtsingang. De minderjarige mag in dat kader een brief aan de rechtbank sturen en de rechter vragen om een beslissing te nemen over een beperkt aantal onderwerpen. Op grond van artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang gelezen met de artikelen 1:253a BW en 1:377a BW, kan de rechtbank naar aanleiding van de brief van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (en het gesprek tussen hen en de rechter) ambtshalve een beslissing geven over het verzoek van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] over het stopzetten van de zorg- contactregeling tussen hen en de vader.
5.3.
Uit de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een aantal beschuldigingen hebben geuit over hun vader en dat zij hebben aangegeven dat zij geen contact meer met hem willen hebben. Echter hebben zij ook aangegeven dat zij het gevoel hebben dat de vader hen onvoldoende ziet staan en dat zij zijn liefde, erkenning en aandacht missen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geven met betrekking tot (het contact met) hun vader dus een dubbel signaal af. De vader heeft de beschuldigingen tegen hem ontkend. Daarbij heeft hij duidelijk aangegeven dat hij veel van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] houdt en dat zijn deur altijd openstaat voor hen, maar ook dat hij klaar is met de beschuldigingen tegen hem en de strijd die in zijn beleving tegen hem wordt gevoerd.
5.4.
Op grond van voormelde beschikking van deze rechtbank van 14 juni 2024 zijn de [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de vader wekelijks op zondag gerechtigd tot het hebben van contact met elkaar. Daarbij is bepaald dat deze regeling kan worden uitgebreid in frequentie of duur, als [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat willen. Echter is gebleken dat zowel [minderjarige 1] en [minderjarige 2] als beide ouders momenteel van mening zijn dat het beter is dat er voorlopig geen sprake is van contact tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De ouders zullen hen in ieder geval niet dwingen tot het hebben van contact met de vader. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om de vader het recht op het hebben van contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te ontzeggen. Wel zal de huidige contactregeling worden stopgezet.
5.5.
De rechtbank hoopt dat het ontbreken van contact tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de komende periode bij alle betrokkenen zal leiden tot (meer) rust. Nu de rechtbank het recht van de vader op het hebben van contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet zal ontzeggen, kunnen de contacten tussen hen in de toekomst, indien daarvoor ruimte ontstaat, in goed onderling overleg weer worden hervat. Een aparte beslissing van de rechtbank is daarvoor dus niet nodig.
5.6.
De rechtbank overweegt tot slot dat een ambtshalve beslissing naar aanleiding van de vraag van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot wijziging van het gezag niet mogelijk is volgens de wet. Als het om gezag gaat, zijn de ouders aan zet.
5.7.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank naar aanleiding van de vragen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een ambtshalve beslissing nemen over het contact maar niet over het gezag.
5.8.
De rechtbank zal [minderjarige 1] en [minderjarige 2] per brief op de hoogte stellen van de uitkomst in deze zaak, met de volgende inhoud:
Beste [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ,
Onlangs hebben jullie een brief gestuurd naar de rechtbank en hebben wij een gesprek met elkaar gevoerd. Jullie hebben aangegeven dat jullie willen dat de contactregeling tussen jullie en jullie vader wordt stopgezet. Daarnaast willen jullie dat jullie moeder voortaan de belangrijke beslissingen over jullie zelfstandig kan nemen.
Inmiddels heb ik ook met jullie ouders gesproken. Bij dit gesprek werd jullie moeder bijgestaan door een advocaat. Daarnaast was een vertegenwoordigster namens de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig.
Ik heb goed naar iedereen geluisterd. Zo heeft jullie vader aangegeven dat hij veel van jullie houdt en dat zijn deur altijd voor jullie openstaat, maar ook dat hij graag wil dat het gedoe stopt. De vader heeft daarom aangegeven dat het hem het beste lijkt dat er voorlopig geen contact tussen jullie is. Ik zal daarom beslissen dat de contactregeling van 14 juni 2024 niet meer geldt. Omdat iedereen het ermee eens is dat jullie niet gedwongen moeten worden tot contact met je vader, is een beslissing door de rechter in de vorm van een verbod voor hem om contact met jullie te hebben niet nodig. Als er in de toekomst bij jullie en jullie vader ruimte ontstaat om de contacten te herstellen, dan kunnen jullie dat in onderling overleg regelen. Jullie hoeven dan niet opnieuw naar de rechter toe om dit te regelen.
Voor mij is het niet mogelijk om naar aanleiding van jullie vraag te bepalen dat jullie moeder voortaan de belangrijke beslissingen over jullie zelfstandig kan nemen. Dit kunnen kinderen namelijk niet vragen aan de rechter. Dat moeten de ouders doen.
Ik hoop dat mijn beslissing duidelijk is.
Met vriendelijke groeten,
Van Triest, kinderrechter.

6.De beslissing

De rechtbank:
wijzigt ambtshalve de beschikking van 14 juni 2024 en bepaalt dat de contactregeling tussen de vader en [minderjarige 2] en [minderjarige 1] die in die beschikking staat, niet meer geldt.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2025 door mr.Van Triest, (kinder)rechter, bijgestaan door mr. Wallerbos als griffier, en op schrift gesteld op 6 mei 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.