In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 april 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de plaatsing van een minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De zaak betreft de minderjarige [minderjarige], geboren in 2008, die onder toezicht is gesteld van de Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor een periode van twee maanden, van 25 april 2025 tot 25 juni 2025, na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden. De vader van de minderjarige was niet aanwezig op de zitting, maar was wel opgeroepen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het belang van de minderjarige zwaar weegt in deze beslissing.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de positieve ontwikkelingen van de minderjarige, die baat heeft bij de geboden structuur en therapie in de huidige accommodatie. Ondanks deze vooruitgang is het nog te vroeg om de gesloten plaatsing op te heffen, vooral omdat er nog geen passende vervolgplek is gevonden. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van cruciaal belang is om op korte termijn een geschikte vervolgplek te vinden voor de minderjarige, zodat hij verder kan groeien en werken aan zijn toekomst.
De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen de gestelde termijn. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI en de advocaat van de minderjarige zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de machtiging voor gesloten jeugdhulp noodzakelijk is in het belang van de ontwikkeling van de minderjarige.