ECLI:NL:RBZWB:2025:2763

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
C/02/434158 / JE RK 25-663
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 april 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de plaatsing van een minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De zaak betreft de minderjarige [minderjarige], geboren in 2008, die onder toezicht is gesteld van de Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor een periode van twee maanden, van 25 april 2025 tot 25 juni 2025, na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden. De vader van de minderjarige was niet aanwezig op de zitting, maar was wel opgeroepen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het belang van de minderjarige zwaar weegt in deze beslissing.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de positieve ontwikkelingen van de minderjarige, die baat heeft bij de geboden structuur en therapie in de huidige accommodatie. Ondanks deze vooruitgang is het nog te vroeg om de gesloten plaatsing op te heffen, vooral omdat er nog geen passende vervolgplek is gevonden. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van cruciaal belang is om op korte termijn een geschikte vervolgplek te vinden voor de minderjarige, zodat hij verder kan groeien en werken aan zijn toekomst.

De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen de gestelde termijn. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI en de advocaat van de minderjarige zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de machtiging voor gesloten jeugdhulp noodzakelijk is in het belang van de ontwikkeling van de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/434158 / JE RK 25-663
Datum uitspraak: 25 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2008 in [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige],
advocaat mr. C.E.J.E. Kouijzer te Middelburg,
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank onbekende woon- of verblijfplaats.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift van de GI met bijlagen van 4 april 2025, ontvangen op 9 april 2025;
  • de instemmende verklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper, dhr. [naam] van 15 april 2025, ontvangen op 16 april 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 25 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] met zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel is opgeroepen. Het belang van [minderjarige] telt zwaar.

2.De feiten

2.1.
De vader is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
Bij beschikking van 26 februari 2020 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld
van de GI met ingang van 26 februari 2020 en tot 11 maart 2020. Tevens is bij deze
beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de (stief)moeder
(netwerkpleeggezin) verleend met ingang van 26 februari 2020 en tot 11 maart 2020.
2.3.
Bij beschikking van 5 maart 2020 is de voorlopige ondertoezichtstelling van
[minderjarige] verlengd met ingang van 11 maart 2020 en tot 26 mei 2020. Tevens is bij deze
beslissing de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de (stief)moeder verlengd
(netwerkpleeggezin) met ingang van 11 maart 2020 en tot 26 mei 2020.
2.4.
Bij beschikking van 19 mei 2020 is [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van
26 mei 2020 en tot 26 mei 2021. Tevens is bij deze beschikking een machtiging tot
uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin verleend met ingang van 26 mei
2020 en tot 26 mei 2021. De ondertoezichtstelling van [minderjarige] is vervolgens telkens
verlengd, voor het laatst bij beschikking van 15 april 2025, tot [geboortedag] 2026. Ook de
machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] is vervolgens telkens verlengd, voor het laatst
bij beschikking van 17 april 2024, tot 1 mei 2025.
2.5.
Bij beschikking van 10 augustus 2022 is er een machtiging verleend om [minderjarige]
te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met
ingang van 10 augustus 2022 tot 10 november 2022, onder aanhouding van het resterende
deel van het verzoek. Bij beschikking van 28 oktober 2022 is deze machtiging met ingang
van 2 november 2022 beëindigd en is het resterende deel van het verzoek afgewezen.
2.6.
Bij beschikking van 6 april 2023 is een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] te
doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met
ingang van 6 april 2023 tot 20 april 2023, onder aanhouding van het restant van het
(spoed)verzoek. Deze maatregel is vervolgens telkens verlengd, laatstelijk tot 26 mei 2024.
2.7.
[minderjarige] is op 22 november 2024 aangehouden door de politie.
2.8.
Bij beschikking van 17 december 2024 heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis van [minderjarige] geschorst.
2.9.
Bij beschikking van 17 december 2024 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van de ondertoezichtstelling, met ingang van 18 december 2024 en tot 1 mei 2025.
2.10.
Op grond van voornoemde beschikking verblijft [minderjarige] bij [accommodatie] te [plaats 1].

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een machtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van twee maanden.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te verlenen voor de duur van vier maanden.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te verlenen voor de duur van vier maanden. De GI heeft toegelicht dat [minderjarige] niet naar [kinderopvang] in [plaats 2] kan. [minderjarige] is afgewezen op basis van de groepssamenstelling. De GI vindt het jammer dat er enkel naar het dossier van [minderjarige] wordt gekeken. De GI gunt [minderjarige] rust en een passende vervolgplek. Hier moet de komende periode naar worden gezocht. De GI vermoedt dat dit niet binnen een termijn van twee maanden gaat lukken in verband met de wachtlijsten en het dossier van [minderjarige]. De GI vindt het belangrijk dat [minderjarige] de komende periode bij [accommodatie] blijft. Hij krijgt hier de rust, stabiliteit en de passende vrijheden. Daarnaast volgt [minderjarige] schematherapie, hetgeen nog niet is afgerond. De GI vindt het fijn dat [minderjarige] hiervoor openstaat en gunt [minderjarige] een fijne vervolgplek.
4.2.
De advocaat is van mening dat de maatregel moet worden toegewezen voor de duur van twee maanden. De advocaat licht toe dat [minderjarige] de afgelopen periode is gegroeid en dat hij klaar is voor de volgende stap. Afgelopen week is echter bekend geworden dat [minderjarige] niet meer naar [kinderopvang] in [plaats 2] kan. Omdat [minderjarige] erg enthousiast was over deze plek, is hij erg teleurgesteld. Een machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van vier maanden vindt de advocaat te lang. [minderjarige] volgt geen onderwijs bij [accommodatie] en heeft ook geen passende dagbesteding. De advocaat vindt het van belang dat de druk hoog wordt gehouden. [minderjarige] is bang dat er over vier maanden anders nog geen geschikte vervolgplek is gevonden. Daarnaast heeft de gedragswetenschapper ingestemd met een plaatsing van [minderjarige] voor de duur van twee maanden.
4.3.
[minderjarige] heeft aangegeven dat het beter met hem gaat. Hij is volwassener geworden. Bij [accommodatie] volgt hij therapie. Hier leert hij hoe hij zijn gevoelens en emoties moet tonen. Dit brengt hem veel rust. [minderjarige] had gehoopt dat hij naar zijn vervolgplek in [plaats 2] kon gaan. Het is een fijne plek en dichtbij zijn stiefmoeder en broertjes. Daarnaast is het ook weg van [plaats 3], waar hij verkeerde vrienden heeft. Hij is erg teleurgesteld dat dit niet door kan gaan.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat, naast de formele vereisten in de Jeugdwet, is voldaan aan de wettelijke criteria van artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet. De kinderrechter zal de machtiging voor opname en verblijf van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen voor de duur van twee maanden. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.3.
In de afgelopen periode heeft [minderjarige] positieve ontwikkelingen doorgemaakt. [minderjarige] heeft baat bij de geboden structuur, voorspelbaarheid en rust bij [accommodatie]. [minderjarige] volgt schematherapie en heeft vooruitgang geboekt in het tonen van emoties en het reflecteren op zijn gedrag. [minderjarige] is ook gemotiveerd om de schematherapie de komende periode af te ronden. Daarnaast heeft hij goed contact met zijn mentor van [accommodatie] en heeft hij vrijheden op het terrein van [accommodatie] verkregen die hij positief en verantwoordelijk oppakt. De kinderrechter wil [minderjarige] hiervoor complimenteren.
5.4.
Ondanks de positieve ontwikkelingen is het nog te vroeg om de gesloten plaatsing van [minderjarige] bij [accommodatie] los te laten. De kinderrechter vindt het jammer dat de plaatsing van [minderjarige] bij [kinderopvang] in [plaats 2] niet door kan gaan. Er moet goed gekeken worden naar een vervolgplek voor [minderjarige]. Een nieuwe, passende plek is erg belangrijk zodat hij verder kan groeien en kan werken aan zijn toekomst. Het op korte termijn vinden van een passende vervolgplek is dan ook van cruciaal belang. Omdat er op dit moment nog geen passende plek is gevonden, vindt de kinderrechter het belangrijk dat de plaatsing [minderjarige] op zijn huidige plek wordt voortgezet.
5.5.
De kinderrechter zal de machtiging dan ook verlenen voor de duur van twee maanden, nu de onafhankelijke gedragswetenschapper instemt met een plaatsing van [minderjarige] bij [accommodatie] voor de duur van twee maanden.
5.6.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 25 april 2025 tot 25 juni 2025;
6.2.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2025 door mr. De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke als griffier, en op schrift gesteld op 1 mei 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.