ECLI:NL:RBZWB:2025:2770

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
BRE 23/2886 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres had eerder een WIA-uitkering ontvangen, maar het UWV heeft deze geweigerd na bezwaar van haar voormalige werkgever, die stelde dat haar arbeidsongeschiktheid lager was dan 35%. De rechtbank behandelt de zaak op 29 mei 2024 en stelt vast dat er geen spreekuurcontact heeft plaatsgevonden met een verzekeringsarts, wat een zorgvuldigheidsgebrek oplevert. Echter, dit gebrek wordt hersteld doordat eiseres later is gezien door een deskundige. De rechtbank volgt de conclusies van deze deskundige, die de beperkingen van eiseres opnieuw heeft beoordeeld en een nieuwe Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) heeft opgesteld. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 18,81%, wat onder de vereiste 35% ligt. Eiseres krijgt wel een vergoeding voor proceskosten en het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2886 WIA

uitspraak van 8 mei 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats 1] , eiseres,

gemachtigde: mr. H. Klein Hesselink,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Heerlen), verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[de voormalige werkgever] B.V., te [plaats 2] , voormalige werkgever,
gemachtigde: mr. N.W.J. van der Stokker-Welsink.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft met een besluit van 2 augustus 2022 (het primaire besluit) met ingang van 16 juni 2022 een WIA-uitkering aan eiseres toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%. De voormalige werkgever van eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2
Met het bestreden besluit van 30 maart 2023 heeft het UWV het bezwaar van de voormalige werkgever gegrond verklaard. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres is per 16 juni 2022 vastgesteld op 12,47%. Daarom heeft het UWV (alsnog) geweigerd om per die datum een WIA-uitkering aan eiseres toe te kennen. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
1.3
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
Eiseres heeft geen toestemming verleend voor kennisneming door de voormalige werkgever van stukken die medische gegevens van eiseres bevatten. Bij beslissingen van 12 oktober 2023, 23 januari 2024 en 22 mei 2024 heeft de rechtbank, onder toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat de voormalige werkgever van eiseres van nader genoemde stukken geen kennis mag nemen en dat kennisname is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel daarvoor van de rechtbank bijzondere toestemming heeft gekregen.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 29 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, en mr. H.J.J. Verhoeven als gemachtigde van het UWV. De voormalige werkgever van eiseres heeft zich afgemeld voor de zitting. Ter zitting is het onderzoek geschorst, omdat de rechtbank het raadplegen van een deskundige aangewezen achtte.
1.6
Op 4 september 2024 heeft de deskundige, [verzekeringsarts] , een rapport uitgebracht. Eiseres heeft hier bij brief van 16 oktober 2024 (ontvangen op 17 oktober 2024) op gereageerd. Het UWV heeft op 5 november 2024 gereageerd, waarbij ook een medisch rapport van 29 oktober 2024 van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) en een rapport van 4 november 2024 van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) zijn overgelegd. Het arbeidsongeschiktheids-percentage van eiseres per 16 juni 2022 is door het UWV gewijzigd vastgesteld op 18,81%.
1.7
Bij beslissing van 19 november 2024 heeft de rechtbank onder toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Awb bepaald dat de voormalige werkgever van eiseres geen kennis mag nemen van het deskundigenrapport en van het medische rapport van 29 oktober 2024 en dat kennisname is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel daarvoor van de rechtbank bijzondere toestemming heeft gekregen.
1.8
De voormalige werkgever van eiseres heeft op 20 december 2024 aangegeven zich bij de reactie van het UWV van 5 november 2024 aan te sluiten.
1.9
Eiseres heeft op 31 december 2024 aan de rechtbank laten weten dat de reactie van het UWV van 5 november 2024 voor haar geen aanleiding vormt voor een nadere reactie.
1.1
Op 18 maart 2025 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
1.11
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan de voormalige werkgever te brengen. Gelet hierop zal de rechtbank de motivering van de uitspraak voor zover nodig beperken om te voorkomen dat die gegevens langs deze weg alsnog in de openbaarheid worden gebracht.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres is werkzaam geweest als klantenservice medewerker bij haar voormalige werkgever. Voor dat werk is zij op 17 juni 2020 uitgevallen wegens belemmerende gezondheidsklachten.
4. Eiseres heeft een uitkering ontvangen op grond van de Ziektewet (ZW). Bij de eerstejaars ZW-beoordeling heeft het UWV de uitkering ongewijzigd voortgezet, omdat eiseres minder dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Er heeft een herbeoordeling plaatsgevonden per 24 december 2021 en toen is hetzelfde geoordeeld, zodat de uitkering ook daarna ongewijzigd is voortgezet. De voormalige werkgever van eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 23 juli 2022 en 19 januari 2022 waarin het UWV dit heeft bepaald. Bij beslissing op bezwaar van 8 september 2022 heeft het UWV de bezwaren ongegrond verklaard.
5. Op 27 februari 2022 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. Met het primaire besluit is een WIA-uitkering toegekend naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100%. Hiertegen heeft de voormalige werkgever van eiseres bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit is het bezwaar gegrond verklaard en heeft het UWV geweigerd om een WIA-uitkering aan eiseres toe te kennen. Hieraan heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
6. De rechtbank zal beoordelen of de conclusie van het UWV juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden. Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
Wat vindt de rechtbank?
7. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 16 juni 2022. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
8. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Is de procedure zorgvuldig verlopen?
9. Eiseres heeft aangevoerd dat zij in bezwaar nooit het volledige dossier heeft ontvangen, terwijl zij daar wel meerdere malen om heeft gevraagd. Uit het dossier blijkt echter niet dat eiseres in de bezwaarfase heeft gevraagd om alle stukken, dat heeft zij pas in beroep gedaan. Verder leidt de rechtbank uit het dossier af dat de stukken die naar aanleiding van het bezwaar van de voormalige werkgever zijn gewisseld door het UWV aan eiseres zijn doorgestuurd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te oordelen dat de procedure op dit punt onzorgvuldig is verlopen.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
10. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts (getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts) en een verzekeringsarts b&b van het UWV.
10.1
De verzekeringsarts b&b gaat in zijn rapport van 19 januari 2023 in op het rapport van [medisch adviseur] dat in bezwaar door de voormalige werkgever van eiseres is overgelegd. Er wordt een urenbeperking aangenomen van 8 uur per dag en 40 uur per week gelet op de vastgestelde medische aandoeningen van eiseres. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 19 januari 2023. De verzekeringsarts b&b acht deze beperkingen duurzaam.
10.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en geen mogelijkheden heeft om te werken. Volgens eiseres worden haar klachten niet voldoende meegenomen in de beoordeling. Ook stelt zij dat er feitelijke onjuistheden in het rapport van de verzekeringsarts b&b staan vermeld. Daarnaast heeft de verzekeringsarts b&b haar beperkingen aanzienlijk lager vastgesteld dan eerder en dat zonder eiseres te hebben gezien of gesproken. Eiseres is dan ook van mening dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. De meeste beperkingen die in het kader van de eerdere beoordelingen bij eiseres zijn geconstateerd, worden door de verzekeringsarts b&b geschrapt. Eiseres kan zich daar niet mee verenigen. Volgens eiseres heeft zij de beperkingen die eerder in het kader van de ZW en bij de primaire beoordeling van haar WIA-aanvraag zijn vastgesteld.
10.3
De verzekeringsarts b&b heeft in een rapport van 23 augustus 2023 in reactie op wat eiseres heeft aangevoerd gemotiveerd waarom er geen aanleiding bestond om haar uit te nodigen voor een fysiek spreekuur. Reden hiervoor is dat eiseres op 13 juni 2022 is gezien door een verzekeringsarts b&b die onderzoek heeft gedaan en het hier gaat om 16 juni 2022 als datum in geding. Daarnaast is relevante medische informatie bekend en kenbaar in het dossier. Tot slot is er volgens de verzekeringsarts b&b geen twijfel aan de medische grondslag, alleen aan de motivering van de aangenomen beperkingen.
10.4
Eiseres heeft in reactie hierop gesteld dat zij het standpunt handhaaft dat het feit dat de verzekeringsarts b&b haar niet heeft gezien of gesproken al maakt dat het bestreden besluit vernietigd dient te worden. Ook heeft zij medische informatie overgelegd. Zij stelt dat de eerder aangenomen urenbeperking gehandhaafd had moeten worden. Tot slot geeft eiseres aan dat zij inmiddels weer 8 tot 12 uur per week werkt en dat haar klachten daardoor toenemen.
10.5
Op 15 april 2024 heeft het UWV een aanvullende rapportage van een verzekeringsarts b&b toegezonden, waarin hij stelt op basis van de door eiseres overgelegde medische informatie geen reden te zien om de medische grondslag voor onjuist te houden of om een verdergaande beperkingen aan te nemen. Ook voor een verdergaande urenbeperking ziet hij geen aanleiding.
10.6
Omdat twijfel was ontstaan over de juistheid van de beoordeling van de verzeke-ringsarts b&b, heeft de rechtbank de deskundige benoemd die het deskundigenrapport heeft uitgebracht. Hij heeft in zijn rapport van 4 september 2024 gesteld dat hij zich niet kan vinden in de FML van 19 januari 2023. Hij stelt wijzigingen in de FML voor op items 2.11, 3.8, 4.3, 4.4, 4.6, 4.12 t/m 4.14, 4.16 t/m 4.18, 5.3 t/m 5.5, 5.7 en 6.1 t/m 6.4. De geduide functies gaan de belastbaarheid van eiseres, ook met aanpassingen op deze items, volgens de deskundige niet te boven.
10.7
Eiseres heeft aangevoerd dat zij zich niet met de conclusies van de deskundige kan verenigen. Zij voelt zich niet serieus genomen en heeft de indruk dat naar haar ervaring van haar klachten niet is geluisterd. Zij is van mening dat het rapport vooral een theoretische exercitie is waarbij aan de door haar ervaren klachten en beperkingen voorbij is gegaan.
10.8
Op basis van het rapport van de deskundige heeft een verzekeringsarts b&b op 29 oktober 2024 aanvullend gerapporteerd. De bevindingen van de deskundige worden overgenomen. Dit heeft geleid tot een nieuwe FML van 29 oktober 2024 waarin de beperkingen van eiseres zijn neergelegd.
10.9
De rechtbank stelt ten aanzien van de zorgvuldigheid van het medische onderzoek vast dat er noch in de primaire fase, noch in de bezwaarfase spreekuurcontact met een verzekeringsarts heeft plaatsgevonden (op 31 mei 2022 is eiseres onderzocht door een arts, niet zijnde een geregistreerd verzekeringsarts). Blijkens jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) kan er bij het ontbreken van een spreekuurcontact in de primaire fase alleen afgezien worden van spreekuurcontact in de bezwaarfase indien de verzekeringsarts b&b voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft. [1] De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b dit in het geval van eiseres onvoldoende gemotiveerd heeft in zijn rapport van 23 augustus 2023. Er bestaat verschil van mening over de beperkingen die voorvloeien uit de medische situatie van eiseres. Aangezien de beoordeling van de verzekeringsarts b&b afwijkt van wat andere verzekeringsartsen eerder hadden vastgesteld, lag het in de rede om eiseres over die beperkingen te horen. Naar het oordeel van de rechtbank is dit zorgvuldigheidsgebrek in de beroepsfase echter alsnog hersteld doordat eiseres is gezien op het spreekuur van de deskundige. Daarom wordt dit gebrek gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.
10.1
Verder geldt dat de rechtbank een onafhankelijke, door haar ingeschakelde deskundige volgt als deze deskundige op een overtuigende manier heeft gemotiveerd. Dit uitgangspunt volgt uit vaste rechtspraak. [2] Deze situatie doet zich hier voor. Het deskundigenrapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek, is inzichtelijk en consistent. De deskundige heeft alle beschikbare medische informatie in de beoordeling betrokken en heeft eiseres persoonlijk onderzocht. De deskundige heeft inzichtelijk gemotiveerd op welke onderdelen van de FML eiseres beperkt moet worden geacht en waarom dit op onderdelen afwijkt van de FML die op 19 januari 2023 was opgesteld door de verzekeringsarts b&b. In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om het standpunt van de onafhankelijke deskundige niet te volgen. Door eiseres zijn geen argumenten gegeven waarom de inhoud van het deskundigenrapport onjuist is. Eiseres stelt dat zij zich niet serieus genomen voelt en dat er onvoldoende aandacht zou zijn voor de door haar ervaren klachten, maar zij heeft nagelaten om te concretiseren op welke wijze dit afbreuk doet aan de medische beoordeling van de deskundige. De subjectieve beleving van klachten is volgens vaste rechtspraak bovendien niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij eiseres zijn vast te stellen.
10.11
De verzekeringsarts b&b heeft de bevindingen van de deskundige overgenomen en een nieuwe FML vastgesteld. Nu eiseres daartegen geen gronden heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om de FML van 29 oktober 2024 voor onjuist te houden.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
11.1
Een arbeidsdeskundige b&b van het UWV heeft, rekening houdend met de op 29 oktober 2024 vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: administratief medewerker (document scannen) (Sbc-code 315133), administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100) en telefonisch verkoper (outbound) (Sbc-code 315173).
11.2
De beroepsgronden van eiseres geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Eiseres’ standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank hiervoor heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist. De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
12. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 18,81%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid. Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 16 juni 2022.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 16 juni 2022.
14. Omdat artikel 6:22 van de Awb is toegepast, moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres een vergoeding voor haar proceskosten. Deze kosten worden begroot op € 2.267,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting en 0,5 punt voor de schriftelijke zienswijze na het verslag van het deskundigenonderzoek, met een waarde per punt van € 907,00 en een wegingsfactor 1). Daarnaast moet het UWV het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 50,00 bedrag aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 2.267,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 8 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 21 december 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2456.