ECLI:NL:RBZWB:2025:2771

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
BRE 23/11444 ZW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewetuitkering na tussenuitspraak met gedeeltelijk hersteld gebrek

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 16 oktober 2023, waarin zijn Ziektewetuitkering werd beëindigd. De rechtbank heeft het beroep op 29 mei 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals mr. H.J.J. Verhoeven namens het UWV. Na een tussenuitspraak op 13 augustus 2024, waarin het UWV werd gevraagd om een gebrek in het besluit te herstellen, heeft het UWV een aanvullende motivering ingediend. Eiser heeft hierop schriftelijk gereageerd. De rechtbank heeft op 19 maart 2025 besloten dat een nadere zitting niet nodig was en het onderzoek werd gesloten. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak verlengd.

De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar de tussenuitspraak en de feiten en beroepsgronden. De rechtbank was niet overtuigd dat de belastbaarheid van eiser in de geduide functies niet werd overschreden, vooral met betrekking tot de beperking in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) op item 5.7, dat betrekking heeft op activiteiten boven schouderhoogte. Het UWV heeft een rapport van een arbeidsdeskundige ingediend, maar de rechtbank was van mening dat het UWV het gebrek in het besluit slechts gedeeltelijk had hersteld. De rechtbank concludeerde dat de functie van medewerker logistiek niet geschikt was voor eiser, terwijl de andere functies wel geschikt werden geacht. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten omdat eiser niet in zijn belangen was geschaad. Het UWV werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/11444 ZW

uitspraak van 8 mei 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. J.G. Hage),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 16 oktober 2023 (het bestreden besluit) van het UWV over de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
De rechtbank heeft het beroep op 29 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, en mr. H.J.J. Verhoeven namens het UWV.
Bij tussenuitspraak van 13 augustus 2024 heeft de rechtbank het UWV in de gelegenheid gesteld om het geconstateerde gebrek in het betreden besluit te herstellen.
Het UWV heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend.
Eiser heeft schriftelijk commentaar gegeven op de reactie van het UWV.
De rechtbank heeft op 19 maart 2025 bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en dat het onderzoek wordt gesloten.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Overwegingen

1. Voor een weergave van de feiten, de beroepsgronden en het wettelijk kader verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak van 13 augustus 2024.
2. In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat zij er niet van overtuigd is dat de belastbaarheid van eiser in de geduide functies niet wordt overschreden, gelet op de beperking die is aangenomen in de FML op item 5.7 (boven schouderhoogte actief zijn). In de toelichting staat, zonder enig voorbehoud, dat eiser met rechts niet boven schouderhoogte kan werken. Het UWV is in de gelegenheid gesteld om alsnog een arbeidsdeskundige b&b te laten motiveren waarom eiser geschikt moet worden geacht voor de geduide functies gelet op de belasting op item 5.7.
Reactie UWV
3. Op 9 september 2024 heeft de rechtbank van het UWV een rapport van 3 september 2024 van een arbeidsdeskundige b&b ontvangen. In dat rapport stelt hij dat uit de resultaat functiebeoordeling blijkt dat bij de geduide functies geen signalering is gegeven op item 5.7. Daardoor zijn abusievelijk de functies niet gewogen op dit punt, wat wel had gemoeten omdat eiser maar met één hand boven schouderhoogte kan werken. Die beoordeling wordt vervolgens alsnog uitgevoerd.
3.1
In de functie van medewerker logistiek (Sbc-code 111220) is sprake van artikelen van/op een hogere plank pakken/plaatsen met beide armen/handen. Dit komt voor gedurende 6 werkuren en 5 maal per uur ongeveer 1 minuut. Uit onderzoek door de arbeidsdeskundig analist bij de werkgever blijkt dat de stellingen ongeveer 2,5 meter hoog zijn. De onderste en bovenste planken worden sporadisch gebruikt, wat niet wegneemt dat men boven schouderhoogte actief moet zijn. Daarvoor kan een opstapje gebruikt worden, welke kan worden meegenomen op de magazijnwagen. Daarmee wordt de noodzaak om boven schouderhoogte te werken weggenomen. Daarnaast heeft de arbeidsdeskundig analist vastgesteld dat het pakken van de verschillende artikelen bij het order verzamelen en bij het inpakken met de hand naar keuze kan gebeuren. Eiser kan dit met links doen.
3.2
In de functie van parkeerservicemedewerker (Sbc-code 261011) is geen sprake van kenmerkende belasting op boven schouderhoogte werken. Er is dan ook geen blokkerende beperking op dit punt.
3.3
In de functie van montagemedewerker/bestucker (Sbc-code 111180) moet men tijdens 8 werkuren 5 maal per uur enkele seconden aan de werktafel printplaten pakken en wegzetten op een iets hoger rek. De arbeidsdeskundig analist heeft aangegeven dat dit zittend kan, dan wordt er boven schouderhoogte gewerkt. De betrokkene kan ook staan, dan is er geen sprake van boven schouderhoogte actief zijn. De duur is enkele seconden. Het 5 maal per uur enkele seconden gaan staan vormt geen belemmering gelet op de belastbaarheid op staan van eiser.
3.4
In de functie van chauffeur (Sbc-code 111230) moet men tijdens 5 werkuren 4 maal per uur enkele seconden achtereen goederen pakken die hoger gestapeld staan. En tijdens 7 werkuren 4 maal per uur ongeveer enkele seconden goederen pakken die hoger gestapeld zijn. Deze belasting komt niet dagelijks voor, maar op minder dan 50% van het aantal dagen per week van de functie. Volgens de functiebeschrijving kan indien zwaar moet worden getild en gedragen, gebruik gemaakt worden van een mobiele heftruck, die ervoor zorgt dat niet boven schouderhoogte hoeft te worden gewerkt. Bij kleinere pakjes van 1 tot 10 kg kan eventueel met de arm/hand naar keuze boven schouderhoogte worden gereikt. De arbeidsdeskundige b&b is van mening dat in de wagen een opstap meegenomen kan worden, die kan worden gebruikt als goederen hoger gestapeld zijn. Ook hier is daarom geen sprake van een blokkerende beperking.
Reactie eiser
4.1
In reactie hierop heeft eiser ten aanzien van de functie van medewerker logistiek gesteld dat het niet aannemelijk is dat bij een stelling van 2,5 meter hoog artikelen kunnen worden verwijderd en verplaatst zonder daarbij te werken boven schouderhoogte. De meeste ruimte zit juist in de hoogte. Een opstapje heeft over het algemeen een hoogte van ongeveer 25 cm en biedt in dat opzicht geen enkel soelaas.
4.2
Ten aanzien van de functie van montagemedewerker/bestucker stelt eiser dat niet valt te begrijpen waarom de kenmerkende belasting op boven schouderhoogte actief zijn wordt geduid, als dit zo makkelijk kan worden weggenomen door te gaan staan. Verdere informatie en onderbouwing ontbreekt, zodat de geschiktheid van deze functie volgens eiser onzorgvuldig en onvoldoende is gemotiveerd.
4.3
Tot slot stelt eiser dat ook bij de functie van chauffeur sprake is van kenmerkende belasting op boven schouderhoogte actief zijn. Om wat voor hoogtes het gaat, wordt niet vermeld. Er wordt melding gemaakt van een heftruck, wat doet vermoeden dat de hoogtes aanzienlijk zijn. Ook hier oppert de arbeidsdeskundige b&b om gebruik te maken van een opstap die meegenomen kan worden in de wagen. Een opstap kan een aanzienlijke omvang en gewicht hebben. Meer toelichting wordt niet gegeven, zodat ook de geschiktheid van deze functie volgens eiser onzorgvuldig en onvoldoende is gemotiveerd.
Oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank is van oordeel dat het UWV met het aanvullende rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 3 september 2024 het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit slechts gedeeltelijk heeft hersteld.
5.1
In het rapport heeft de arbeidsdeskundige b&b gemotiveerd waarom de belastbaarheid van eiser op het item 5.7 in de geduide functies niet wordt overschreden.
De arbeidsdeskundige b&b heeft toegelicht dat in de functies medewerker logistiek (Sbc-code 111220, in de tussenuitspraak aangeduid als “Lader, losser”) en chauffeur (Sbc-code 111230, in de tussen-uitspraak aangeduid als “Bezorger pakketten e.d. (auto)”) gebruik gemaakt kan worden van een opstap(je), zodat er geen sprake meer is van boven schouderhoogte actief zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee voor wat betreft de functie chauffeur afdoende gemotiveerd dat voorkomen kan worden dat boven schouderhoogte gewerkt moet worden, zodat op er op dit punt geen blokkerende beperking is voor eiser.
Voor wat betreft de functie medewerker logistiek is de rechtbank echter niet overtuigd van de (nadere) motivering. De arbeidsdeskundig analist heeft vastgelegd dat de stellingen 2,5 meter hoog zijn. Het is voor de rechtbank niet duidelijk of daarmee bedoeld is dat artikelen die van de bovenste plank gepakt moeten worden, op 2,5 meter hoogte staan, of op een plank daaronder met als ‘plafond’ 2,5 meter. Als het eerste het geval is, zal de medewerker op een hoogte van minimaal 1 meter moeten staan om op die (sporadische) momenten niet boven schouderhoogte te hoeven werken. Dat kan niet worden ondervangen met een ‘opstapje’. Maar ook in het andere geval is het de vraag of daarmee volstaan kan worden; dat is afhankelijk van de ruimte tussen de planken. De onduidelijkheid die daarover bestaat, maakt dat de rechtbank aanneemt dat er wel sprake is van een blokkerende beperking op dit punt voor eiser.
In wat eiser verder heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen reden om de motivering van de arbeidsdeskundige b&b ten aanzien van de geschiktheid van de functie montagemedewerker/bestucker (Sbc-code 111180, in de tussenuitspraak aangeduid als “Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten)”) niet te volgen. De kenmerkende belasting kan worden opgeheven door even te gaan staan om de printplaten te pakken of weg te zetten. Gesteld noch gebleken is dat eiser niet in staat zou zijn om 5 maal per uur enkele seconden te gaan staan.
5.2
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank niet overtuigd is van de geschiktheid van de functie van medewerker logistiek (Sbc-code 111220, in de tussenuitspraak aangeduid als “Lader, losser”) voor eiser en deze functie dus dient te vervallen. De schatting van de arbeidsgeschiktheid dient gebaseerd te worden op de drie functies die wel geschikt worden geacht voor eiser. De mediane loonwaarde is de loonwaarde van de middelste Sbc-code. Met het vervallen van Sbc-code 111220 betreft het uurloon behorend tot de functie montagemedewerker/bestucker (Sbc-code 111180, in de tussenuitspraak aangeduid als “Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten)”) het mediane uurloon. Het uurloon in deze functie bedraagt € 11,12. Het maatmaninkomen van eiser bedraagt € 14,08. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt aldus berekend (€ 14,08 - € 11,12) / € 14,08 x 100% = 21,02%. Dat leidt nog steeds tot de conclusie dat eiser voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De ZW-uitkering van eiser is daarom terecht beëindigd met ingang van 30 oktober 2022. Hieruit volgt dat eiser niet in zijn belangen is geschaad, waardoor dit gebrek in de besluitvorming kan worden gepasseerd met toepassing van 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.

Conclusie en gevolgen

6. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat het UWV het gebrek gedeeltelijk heeft hersteld en eiser verder niet in zijn belangen is geschaad, blijven de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het UWV aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden. Ook zal de rechtbank het UWV veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.267,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 907,00 en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € € 2.267,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 8 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.