ECLI:NL:RBZWB:2025:2779

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
02-254186-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanmerkelijke schuld bij verkeersongeval onder invloed van alcohol met lichamelijk letsel als gevolg

Op 9 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 oktober 2023 een verkeersongeval heeft veroorzaakt in Geertruidenberg. De verdachte, die onder invloed van alcohol was, reed met een te hoge snelheid en raakte een fietser, [slachtoffer], die hierdoor zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat heeft geleid tot het ongeval. De officier van justitie had een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank heeft rekening gehouden met de geslaagde mediation tussen de verdachte en het slachtoffer, evenals de fysieke gesteldheid van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar, en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 18 maanden. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-254186-23
vonnis van de meervoudige kamer van 9 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] ( [land] )
wonende te [woonadres]
raadsman mr. T. Polat, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 april 2025. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 1 oktober 2023
feit 1: als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor aan [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) (zwaar) lichamelijk letsel werd toegebracht, dan wel dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt;
feit 2: een voertuig heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van alcohol.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair tenlastegelegde bewezen, in die zin dat het aan verdachte is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos met een personenauto te rijden, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Ook feit 2 kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit voor feit 1 primair dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring van de bestanddelen ‘roekeloosheid’ en ‘met een hogere snelheid te rijden dan ter plaatse verantwoord was’ te komen. Verzocht wordt verdachte hiervan partieel vrij te spreken. Voor het overige refereert de verdediging zich voor de feiten 1 en 2 aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat op 1 oktober 2023 op de Rivierkade in Geertruidenberg een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Bij dit ongeval was verdachte betrokken die als bestuurder van een Suzuki met [kenteken] reed. Verdachte reed van de Statenlaan rechtdoor de Rivierkade op. Ook was [slachtoffer] bij dit ongeval betrokken. Voor het ongeval fietste hij op de Schoutenlaan en sloeg linksaf de Rivierkade op, in dezelfde rijrichting als de auto van verdachte. Na enkele tientallen meters op de Rivierkade werd [slachtoffer] door verdachte van achteren aangereden. Als gevolg hiervan heeft [slachtoffer] lichamelijk letsel opgelopen.
Feit 1
Artikel 6 WVW
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van de overtreding van artikel 6 WVW, is vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Schuld is tenlastegelegd als roekeloosheid, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag. Om te beoordelen of er sprake is van schuld komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het komt er daarbij op aan of de verdachte tekortschoot in vergelijking met een gemiddelde andere persoon in vergelijkbare omstandigheden en met een vergelijkbare hoedanigheid. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Toestand als bedoeld in artikel 8 tweede lid WVW
Verdachte heeft verklaard dat hij voorafgaand aan het ongeval vier halve liters bier en 200 milliliter wodka had gedronken. Uit de bij hem afgenomen ademanalyse is gebleken dat sprake was van 1155 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht (ug/l), terwijl dit maximaal 220 ug/l mocht zijn. De rechtbank stelt vast dat verdachte ten tijde van het ongeval onder invloed was van 1155 ug/l en daardoor verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, WVW.
Snelheid
Verdachte wordt verweten dat hij ten tijde van het ongeval reed met een hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord is. Hoewel in het forensisch voertuigonderzoek de door verdachte gereden snelheid op het moment van het ongeval niet bepaald kon worden, stelt de rechtbank op grond van de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] vast dat verdachte reed met een hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was. Zo verklaren de getuigen dat de auto van verdachte hen met hoge snelheid tegemoet kwam rijden. [getuige 2] verklaart daarnaast dat de auto van verdachte ‘idioot hard reed’. De Rivierkade is smal. Indien, zoals in dit geval, er ook andere weggebruikers zijn, zal ruimte gelaten moeten worden en met aangepaste snelheid gereden moeten worden. Dat heeft verdachte niet gedaan. Hij bleef harder rijden dan in die situatie verantwoord was.
Schuldgradatie
De rechtbank stelt voorop dat voor het bewijs van schuld in de zwaarste zin - roekeloosheid, zoals bedoeld in art. 6 WVW - uit de bewijsmiddelen dient te volgen dat door een buitengewoon onvoorzichtige gedraging van verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, waarvan verdachte zich bewust was, althans had moeten zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan met de hiervoor vastgestelde verwijten geen sprake.
Verdachte heeft meer dan vijf keer de toegestane hoeveelheid alcohol genuttigd. Naar algemene ervaringsregels kan worden aangenomen dat deze grote hoeveelheid alcohol de rijvaardigheid van verdachte in negatieve zin heeft beïnvloed. Door met deze hoeveelheid alcohol te rijden met een hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was, nam verdachte een groot risico dat ofwel hij een andere weggebruiker niet tijdig zou kunnen opmerken ofwel hijzelf niet tijdig zou worden opgemerkt. Het voorgaande heeft zich ook verwezenlijkt. Verdachte heeft namelijk zijn aandacht onvoldoende op de weg en op de verkeersgebruikers voor zich gehouden en heeft zich er zo niet tijdig van vergewist dat er voor hem een fietser reed. Hij heeft daarop zijn auto niet tijdig tot stilstand kunnen brengen. Geconcludeerd kan dan ook worden dat er sprake is van meerdere opeenvolgende en opzichzelfstaande verkeersfouten van verdachte waarbij het geheel aan gedragingen naar het oordeel van de rechtbank als aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig moet worden aangemerkt.
Letsel slachtoffer
Over het letsel van [slachtoffer] bevat het dossier een verslag van de spoedeisende hulp, waaruit blijkt dat hij meerdere gebroken ribben, een rugwervelbreuk, een kleine klaplong, wonden aan het voor- en achterhoofd en een hersenschudding heeft opgelopen. De rechtbank stelt vast dat verdere medische informatie ontbreekt. Zo is niet gebleken of operatief ingrijpen heeft plaatsgevonden. De rechtbank kan daarom niet komen tot het oordeel dat het lichamelijk letsel juridisch als zwaar kan worden aangemerkt. Wel staat voor de rechtbank vast dat [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel heeft opgelopen, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Daarbij neemt de rechtbank mee dat uit de slotovereenkomst van het mediationtraject blijkt dat [slachtoffer] in april 2025 heeft aangegeven dat hij zich sinds een paar maanden pas weer de oude voelt.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op al het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden en dus aanmerkelijke schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW, waardoor [slachtoffer] lichamelijk letsel heeft opgelopen waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Feit 2
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat het alcoholgehalte van de adem van verdachte 1155 ug/l bedroeg. Dit feit acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1 - primair
op 1 oktober 2023 te Geertruidenberg als bestuurder van een motorrijtuig, een
personenauto, daarmede rijdende over de weg, de Rivierkade, zich zodanig heeft
gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden
door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, terwijl hij, onder invloed van alcohol als bedoeld in artikel 8 van de WVW 1994 (te weten 1155 UG/L) verkeerde, met een hogere snelheid te rijden dan ter plaatse verantwoord was en zijn aandacht in onvoldoende mate op de weg en op de verkeersgebruikers vóór zich te houden en zich er niet tijdig van te vergewissen dat vóór hem, verdachte, een fietser reed en zijn snelheid daarbij niet zodanig aan te passen dat hij, verdachte, in staat was om zijn personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zodanig lichamelijk letsel
werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van
de normale bezigheden is ontstaan;
2
op 1 oktober 2023 te Geertruidenberg als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 1155 microgram (1155 UG/L)alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om rekening te houden met de huidige fysieke gesteldheid van verdachte (hij zit sinds enige tijd in een rolstoel), de omstandigheden dat hij spijt heeft betuigd en first offender is en het geslaagde mediationtraject. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 1 primair en feit 2 komt, wordt bepleit aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. De verdediging verzet zich dan niet tegen oplegging van een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 1 subsidiair en feit 2 komt, wordt bepleit dat toepassing wordt gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 1 oktober 2023 als bestuurder van een auto een verkeersongeval veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] op zijn fiets van achteren is aangereden. Niet alleen heeft verdachte op de Rivierkade gereden met een hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was, waardoor hij zich er niet tijdig van kon vergewissen dat er voor hem een fietser reed, maar ook had hij meer dan vijf keer de toegestane hoeveelheid alcohol op. Volgens verdachte had hij vier halve liters bier en 200 milliliter wodka gedronken. Verdachte was zich ook bewust van de toestand waarin hij verkeerde maar is desondanks toch gaan autorijden. Door op deze wijze aan het verkeer deel te nemen heeft verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedragen en zich op dat moment weinig alert getoond tegenover de veiligheid van andere (kwetsbare) verkeersdeelnemers, zoals [slachtoffer] die op de fiets zat. Als gevolg van het verkeersongeval heeft [slachtoffer] lichamelijk letsel opgelopen, waarvan hij heel wat maanden heeft moeten herstellen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Bij een aanmerkelijke mate van schuld met lichamelijk letsel als gevolg en alcoholgebruik van meer dan 570 ug/l geldt het oriëntatiepunt van 140 uur taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 18 maanden. De rechtbank constateert dat de door verdachte gedronken hoeveelheid alcohol ruim boven de 570 ug/l ligt en houdt daar rekening mee in strafverzwarende zin. In strafverminderende zin weegt de rechtbank mee dat dat er in april 2024 een geslaagde mediation plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer] . Uit de slotovereenkomst blijkt dat [slachtoffer] verdachte heeft vergeven en dat hij wenst dat aan verdachte enkel een lichte straf wordt opgelegd.
Daarnaast acht de rechtbank het van belang om aan verdachte – gelet op zijn forse alcoholgebruik –een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij na het ongeval geen alcohol meer heeft gedronken, is de rechtbank van oordeel dat verdachte dit steuntje in de rug nodig heeft om te voorkomen dat hij nogmaals dergelijke strafbare feiten pleegt.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 100 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 18 maanden met aftrek passend en geboden is.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van deze wet;
feit 2:overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (1155 microgram);
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
50 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, mr. R.H.M. Pooyé en mr. H. Remerie, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 mei 2025.