ECLI:NL:RBZWB:2025:2780

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
02-259258-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de aanwezigheid van amfetamine en productievoorwerpen in woning

Op 9 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 augustus 2024 in zijn woning ruim 13 kilogram amfetaminebevattend materiaal en voorwerpen voor de productie van amfetamine aanwezig had. De rechtbank oordeelde dat het binnentreden en doorzoeken van de woning op rechtmatige wijze heeft plaatsgevonden, ondanks de bezwaren van de verdediging. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. P.D.M. van Oers, en de officier van justitie was mr. E.M.L. Warmoeskerken. De rechtbank achtte de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf van 54 maanden op. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, gezien de risico's van de productie van amfetamine en de impact op de samenleving. De verdachte had een laboratorium in zijn woning, wat grote gevaren met zich meebracht. De rechtbank hield ook rekening met de proceshouding van de verdachte, die geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-259258-24
vonnis van de meervoudige kamer van 9 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonadres] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Middelburg,
waarnemend raadsvrouw mr. P.D.M. van Oers, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 april 2025, waarbij de officier van justitie mr. E.M.L. Warmoeskerken en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: 13 augustus 2024 in zijn woning, samen met een ander, ruim dertien kilogram amfetaminebevattend materiaal - onder meer - heeft bereid of aanwezig had;
feit 2: op diezelfde datum in zijn woning, samen met een ander, voorwerpen en stoffen aanwezig had die bestemd waren voor het produceren van amfetamine.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Anders dan de verdediging heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat het binnentreden en doorzoeken van de woning van verdachte op 13 augustus 2024 op rechtmatige wijze heeft plaatsgevonden. Bepalend hiervoor is de informatie die is opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen van 15 augustus 2024, opgesteld door [verbalisant] . Hieruit volgt dat verdachte op 13 augustus 2024 vanwege een eerdere onherroepelijke veroordeling 48 dagen vervangende hechtenis open had staan en dat de politie meerdere MMA-meldingen (Meld Misdaad Anoniem) had ontvangen dat er op het adres van verdachte sprake zou zijn van de handel in en de productie en aanwezigheid van verdovende middelen. De officier van justitie heeft vervolgens toestemming gegeven om verdachte met behulp van de inzet van een ondersteuningsgroep voor de openstaande vrijheidsstraf aan te houden en om zoekend in diens woning rond te kijken, om vast te stellen of er verdovende middelen aanwezig waren. De woning van verdachte is op 13 augustus 2024, omstreeks 10.45 uur, door de ondersteuningsgroep binnengetreden, met een door de hulpofficier van justitie afgegeven machtiging. Verdachte is daarbij in zijn slaapkamer aangehouden. Bij het schonen en schouwen van de woning werden door de ondersteuningsgroep in diverse ruimten goederen aangetroffen die verband houden met (de productie van) harddrugs. De situatie in de woning is bevroren door de commandant van de ondersteuningsgroep, waarna de hulpofficier van justitie ter plaatse kwam. De hulpofficier van justitie heeft de bevroren situatie in de woning gehandhaafd en de officier van justitie telefonisch verzocht om bij de rechter-commissaris doorzoeking van de woning te vorderen. De rechter-commissaris kwam omstreeks 12.00 uur ter plaatse kwam en heeft om 12.08 uur de doorzoeking van de woning geopend. Hiermee zijn naar het oordeel van de rechtbank alle voorgeschreven procedurele stappen doorlopen die vereist zijn voor het rechtmatig binnentreden en doorzoeken van de woning van verdachte. Van een vormverzuim is dus geen sprake, waardoor toepassing van artikel 359a, eerste lid, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering niet aan de orde is. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bij feit 1 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ruim dertien kilogram aan amfetamine bevattend materiaal aanwezig had. Ook acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 2 heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Primair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de woning van verdachte op onrechtmatige wijze is doorzocht, waardoor het met de doorzoeking verkregen bewijs moet worden uitgesloten van de bewijsvoering. Verdachte dient in dat geval te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs overblijft.
Subsidiair stelt de verdediging zich bij feit 1 op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van het bereiden en verwerken van amfetaminebevattend materiaal. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij schulden bij (onder meer) dealers had en dat hij, na meermaals te zijn bedreigd, slechts zijn woning beschikbaar heeft gesteld voor de productie van drugs, zodat zijn schulden bij deze dealers zouden worden kwijtgescholden. Zijn DNA zit op het mondstuk van een van de in de productieruimte aangetroffen gasmaskers, omdat hij steeds een gasmasker opzette als hij in die ruimte amfetamine voor eigen gebruik ging ‘afschrapen’. Hij heeft geen rol gehad bij de productie van drugs in zijn woning.
Voor zover feit 1 ziet op de aanwezigheid van de ruim dertien kilo aan amfetaminebevattend materiaal refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Dit geldt ook voor feit 2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Geen bewijsuitsluiting
Zoals hierboven al bij de voorvragen is opgenomen, is de rechtbank van oordeel dat het binnentreden en doorzoeken van de woning van verdachte op 13 augustus 2024 op rechtmatige wijze heeft plaatsgevonden. Het daarmee verkregen bewijs mag dan ook worden gebruikt voor de bewijsvoering.
De verklaring van verdachte ter zitting
De verklaring van verdachte ter zitting dat hij onder dreiging zijn woning beschikbaar heeft gesteld aan anderen en dat hij geen rol vervulde in de productie van drugs, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Pas op de zitting van 25 april heeft verdachte dit voor het eerst verklaard en hij heeft deze verklaring op geen enkele manier onderbouwd. De rechtbank schuift deze verklaring daarom terzijde.
Wettig en overtuigend bewijs
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zodanig als hieronder onder 4.4 is omschreven.
Medeplegen
De rechtbank stelt vast dat op één van de volgelaatmaskers die in de zogenoemde productieruimte van de woning lagen, het DNA-hoofdprofiel van een andere persoon, zijnde [persoon] , is aangetroffen. Gelet daarop acht de rechtbank bij beide feiten sprake van
medeplegen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 13 augustus 2024 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk aanwezig heeft gehad 13.461,2 gram van een materiaal bevattende
amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op 13 augustus 2024 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of het opzettelijk vervaardigen van amfetamine, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, te weten:
- een vacumeermachine en
- meerdere gas-/volgelaatsmaskers en
- 4 liter althans een hoeveelheid zwavelzuur en
- 80 kg althans een hoeveelheid coffeïne en
- 64 liter althans een hoeveelheid methanol en
- meerdere mallen en een aandrukplaat en
- meerdere emmers en maatbekers en jerrycans en
- een ventilator en
- meerdere wegwerphandschoenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om verdachte maximaal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van één jaar, eventueel vermeerderd met een voorwaardelijk deel en met aftrek van de periode die hij al in voorarrest heeft gezeten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte had samen met een ander ruim dertien kilogram amfetamine in zijn woning voorhanden. Daarnaast bevond zich daar een in werking zijnd laboratorium dat gereed was voor de productie van amfetamine. Dat de productie is gestopt, is niet aan het handelen van verdachte te danken, maar is uitsluitend het gevolg van de inval in zijn woning op 13 augustus 2024.
De productie van amfetamine en de opslag van de daartoe benodigde chemicaliën brengen grote risico’s met zich, zoals brand- en ontploffingsgevaar, het vrijkomen van giftige stoffen en milieuschade bij het lozen van afvalstoffen. Deze risico’s kunnen verstrekkende gevolgen hebben, zeker als sprake is van een laboratorium in een appartementencomplex midden in een woonwijk, zoals hier het geval was. Ook gaat de productie van en handel in harddrugs vaak gepaard met diverse vormen van zware en georganiseerde criminaliteit. Daarnaast is het gebruik van amfetamine schadelijk voor de gezondheid en het risico bestaat dat gebruikers hieraan verslaafd raken, met destructieve gevolgen voor hun leven. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet stilgestaan of dit allemaal op de koop toegenomen.
Ook houdt de rechtbank in het nadeel van verdachte rekening met zijn proceshouding. Dat verdachte de situatie betreurt en hij graag een kans krijgt om zijn leven op orde te brengen, wil de rechtbank best aannemen. Door echter een ongeloofwaardige verklaring af te leggen, heeft verdachte ervoor gekozen om geen verantwoordelijkheid te nemen voor zijn strafbare handelen.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en de ernst van de feiten kan de rechtbank niet anders dan een gevangenisstraf opleggen van een aanzienlijke duur. Bij de bepaling van deze duur heeft de rechtbank acht geslagen op gevangenisstraffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden, met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft gezeten, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen amfetamine zal, conform artikel 13a van de Opiumwet, worden onttrokken aan het verkeer. Het bezit daarvan is in strijd met de Opiumwet.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a en 13a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, in vereniging gepleegd;
feit 2:een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben,
waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, in vereniging
gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 54 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart aan het verkeer onttrokken de volgende voorwerpen:
  • 991,8 GR Amfetamine (omschrijving: G2758919);
  • 997,6 GR Amfetamine (omschrijving: G2758921);
  • 986 GR Amfetamine (omschrijving: G2758922);
  • 988 GR Amfetamine (omschrijving: G2758924);
  • 989,5 GR Amfetamine (omschrijving: G2758925);
  • 993,8 GR Amfetamine (omschrijving: G2758928);
  • 992,4 GR Amfetamine (omschrijving: G2758929);
  • 990,9 GR Amfetamine (omschrijving: G2758930);
  • 995,6 GR Amfetamine (omschrijving: G2758932);
  • 989,2 GR Amfetamine (omschrijving: G2758934);
  • 962 GR Amfetamine (omschrijving: G2758935);
  • 987,8 GR Amfetamine (omschrijving: G2758936);
  • 991,6 GR Amfetamine (omschrijving: G2758938);
  • 517,4 GR Amfetamine (omschrijving: G2758946);
  • 79,8 GR Amfetamine (omschrijving: G2758961).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. M.P.H. Drunen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Lemmens, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 mei 2025.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 13 augustus 2024 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig
heeft gehad
13.480 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
amfetamine, zijnde amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 1 ahf/ond a Opiumwet, art 2 ahf/ond D Opiumwet )
2
hij op of omstreeks 13 augustus 2024 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het
opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen
en/of afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of het opzettelijk
vervaardigen van amfetamine, in elk geval een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel
3a, vijfde lid van de Opiumwet
voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij,
verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd
waren tot het plegen van dat feit, te weten:
- een vacumeermachine en/of
- meerdere gas-/volgelaatsmaskers en/of
- 4 liter althans een hoeveelheid zwavelzuur en/of
- 80 kg althans een hoeveelheid coffeïne en/of
- 64 liter althans een hoeveelheid methanol en/of
- een of meerdere mallen en/of een aandrukplaat en/of
- een of meerdere emmers en/of maatbekers en/of jerrycans en/of
- een of meerdere ventilatoren en/of
- een of meerdere wegwerphandschoenen ;
( art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art
10a lid 1 ahf/sub 3 Opiumwet )