In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 april 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1950. De officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, omdat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een waanstoornis. Betrokkene betwistte de diagnose en stelde dat de overlast die zij ervaart van haar buren reëel is. Tijdens de zitting op 22 april 2025 zijn betrokkene, haar advocaat, een vriend en haar behandelaar gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor de diagnose van een waanstoornis, ondanks de betwisting door betrokkene. De rechtbank oordeelde dat de stoornis ernstig nadeel veroorzaakt, waaronder lichamelijk letsel, psychische schade en gevaar voor de veiligheid van personen en goederen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat betrokkene geen ziektebesef heeft en geen vrijwillige behandeling wil ondergaan. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid indien nodig. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Van de Poll, rechter, en is op schrift gesteld op 6 mei 2025.