In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 april 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel. De officier van justitie heeft verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken voor de betrokkene, die in een crisisopvang verblijft. De rechtbank heeft de procedure op 1 april 2025 gestart met het indienen van het verzoekschrift. Tijdens de zitting op 3 april 2025 zijn zowel de betrokkene als zijn advocaat en een psycholoog gehoord. De betrokkene vertoonde verward gedrag en had een geschiedenis van agressief gedrag, wat leidde tot zijn opname in de crisisopvang. De psycholoog heeft verklaard dat de betrokkene zorg nodig heeft vanwege zijn psychische toestand, die wordt gekarakteriseerd door een schizofreniespectrumstoornis. De advocaat van de betrokkene betwistte de noodzaak van de voortzetting van de crisismaatregel, maar de rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene en anderen. De rechtbank verleende de gevraagde machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, met inachtneming van de noodzaak van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De machtiging is geldig tot en met 24 april 2025.