ECLI:NL:RBZWB:2025:2807

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
C/02/433650 / FA RK 25-1638
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Meyboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 april 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene zonder vast woonadres. De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken, gebaseerd op artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene, geboren in 1978, verblijft momenteel in een crisisopvang en heeft geen vast woonadres. Tijdens de zitting, die achter gesloten deuren plaatsvond, werd de betrokkene bijgestaan door zijn advocaat, mr. J. Nederlof, en werd er ook een verpleegkundig specialist gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene in een crisis is opgenomen na verontrustend gedrag op straat, maar dat er op het moment van de zitting geen psychotisch toestandsbeeld meer aanwezig was. De verpleegkundig specialist gaf aan dat de betrokkene behoefte heeft aan andere zorg en ondersteuning, die niet door de GGZ-instelling kan worden geboden. De advocaat van de betrokkene voerde aan dat niet voldaan werd aan de wettelijke vereisten voor de voortzetting van de crisismaatregel.

Na beoordeling van de situatie heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen sprake meer is van een ernstig risico op nadeel als gevolg van de psychische stoornis van de betrokkene. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Meyboom, rechter, en op schrift gesteld op 17 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/433650 / FA RK 25-1638
Datum uitspraak: 3 april 2025
Beschikking voortzetting crisismaatregel
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1978 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
zonder woon- of verblijfplaats, postadres: [postadres] ,
advocaat mr. J. Nederlof te Tilburg .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 1 april 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 april 2025 te [plaats] bij [accommodatie] . Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mevrouw [naam] , verpleegkundig specialist.

2.Wat vaststaat

Betrokkene verblijft met een crisismaatregel bij [accommodatie] , [plaats] . De burgemeester van de gemeente Waalwijk heeft de crisismaatregel op 31 maart 2025 genomen.

3.Het verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), voor de duur van drie weken te verlenen.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene merkt op dat hij geen vast woonadres heeft, feitelijk leeft hij buiten in een tentje in [geboorteplaats] . Van de periode rondom de crisisopname herinnert hij zich vooral dat hij veel last van forse windvlagen had. Gedurende de klinische opname gebruikt hij paracetamol als pijnstiller en daarnaast Lorazepam. Hoewel hij inmiddels aan de beterende hand is verwacht hij nog 7 dagen voortgezette klinische zorg nodig te hebben om zodanig te herstellen dat hij uit de GGZ instelling kan worden ontslagen. Langer dan deze periode wil hij niet opgenomen blijven. Vervolgens ziet hij wel verder.
4.2.
De verpleegkundig specialist brengt naar voren dat bij betrokkene sprake is van een schizofrenie spectrum stoornis, dat hij geen vast woonadres heeft en zwervende is en dat sprake is van middelengebruik. Betrokkene is in crisis opgenomen nadat hij door de politie op de openbare weg was aangetroffen, waar hij tegen auto’s trapte. Ook heeft hij een automobilist bedreigd. Betrokkene verkeerde op dat moment in verwarde toestand en een gesprek voeren met hem was niet mogelijk. De opname heeft ervoor gezorgd dat betrokkene nu voldoende tot rust is gekomen. Ook is hij vriendelijk en meewerkend. Aan betrokkene is, zoals door hem al opgemerkt, alleen paracetamol en Lorazepam in een lage dosering verstrekt. Er is geen sprake van klinische behandeling, in de eerste plaats omdat betrokkene geen behandelvraag heeft en daarnaast omdat hij behoefte heeft aan andere zorg, voorzieningen, behandeling en ondersteuning, die de GGZ instelling niet kan bieden. Rekening houdend met de achtergrond van betrokkene en met zijn woon- en leefomstandigheden, wordt door andere gespecialiseerde instanties onder regievoering van [verslavingszorg] onderzocht wat betrokkene nodig heeft en welke rol zij daarin kunnen vervullen. Wel acht de verpleegkundig specialist het verstandig dat betrokkene in de GGZ instelling nog gedurende korte tijd klinisch wordt geobserveerd. Daarvoor is in haar visie een machtiging voortzetting crisismaatregel niet noodzakelijk.
4.3.
De advocaat van betrokkene voert aan dat uit hetgeen is besproken op de mondelinge behandeling volgt dat aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel niet wordt voldaan. Namens betrokkene stelt hij zich daarom op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van de tijdens de mondelinge behandeling door de verpleegkundig specialist en behandelaar van betrokkene gegeven toelichting stelt de rechtbank vast dat er nu geen sprake (meer) is van een psychotisch toestandsbeeld van betrokkene.
5.2.
Bovendien is naar het oordeel van de rechtbank bij de mondelinge behandeling ook niet gebleken dat zich nog steeds de situatie voordoet dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een vermoedelijk psychische stoornis leidt tot het bestaan van of het aanzienlijk risico op onmiddellijk dreigend ernstig nadeel als bedoeld in de Wvggz. Daaraan doet niet af dat gebleken is dat betrokkene een zorg- en hulpvraag heeft op meerdere andere vlakken. Voor het bieden van die zorg is GGZ niet de aangewezen instelling, maar onder regievoering van [verslavingszorg] zal geprobeerd worden aan betrokkene de juiste hulpverlening te bieden.
5.3.
Uit het voorgaande volgt dat aan de wettelijke vereisten voor een voortzetting van de crisismaatregel niet wordt voldaan. Daarom zal het onderhavige verzoek worden afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2025 door mr. Meyboom, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier, en op schrift gesteld op 17 april 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.