Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam] , verpleegkundig specialist.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 april 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene zonder vast woonadres. De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken, gebaseerd op artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene, geboren in 1978, verblijft momenteel in een crisisopvang en heeft geen vast woonadres. Tijdens de zitting, die achter gesloten deuren plaatsvond, werd de betrokkene bijgestaan door zijn advocaat, mr. J. Nederlof, en werd er ook een verpleegkundig specialist gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene in een crisis is opgenomen na verontrustend gedrag op straat, maar dat er op het moment van de zitting geen psychotisch toestandsbeeld meer aanwezig was. De verpleegkundig specialist gaf aan dat de betrokkene behoefte heeft aan andere zorg en ondersteuning, die niet door de GGZ-instelling kan worden geboden. De advocaat van de betrokkene voerde aan dat niet voldaan werd aan de wettelijke vereisten voor de voortzetting van de crisismaatregel.
Na beoordeling van de situatie heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen sprake meer is van een ernstig risico op nadeel als gevolg van de psychische stoornis van de betrokkene. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Meyboom, rechter, en op schrift gesteld op 17 april 2025.