ECLI:NL:RBZWB:2025:2808

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
C/02/433144 / FA RK 25-1390
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Pulskens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in zorgaccommodatie voor betrokkene met dementie

Op 8 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een rechterlijke machtiging verleend voor opname en verblijf van betrokkene, geboren in 1947, in een zorgaccommodatie. Dit verzoek kwam van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en was gebaseerd op de diagnose dementie, vastgesteld na klinisch onderzoek. Betrokkene, die eerder thuis woonde, vertoonde verwaarlozing en had moeite met zelfzorg, wat leidde tot een afname van zijn gewicht en frequente valpartijen. Tijdens de zitting op 8 april 2025, waar betrokkene en zijn advocaat aanwezig waren, werd ook de waarnemend arts en andere zorgprofessionals gehoord. De rechtbank concludeerde dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, wat leidt tot ernstig risico op lichamelijk letsel en verwaarlozing. De rechtbank verleende de machtiging voor een periode van twee jaar, tot 8 april 2027, en wees andere verzoeken af. De beslissing werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Pulskens, rechter, in aanwezigheid van griffier Baremans.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/433144 / FA RK 25-1390
Datum uitspraak: 8 april 2025
Beschikking rechterlijke machtiging
op het verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1947 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonende te [geboorteplaats] , [zorglocatie] , [adres] ,
advocaat mr. C.L.M. Gommers te Breda.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 18 maart 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 april 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mevrouw [naam 1] , specialist ouderengeneeskunde;
  • mevrouw [naam 2] , verpleegkundige/zorgcoördinator;
  • De heer [naam 3] , gedragsverpleegkundige.
Mevrouw [naam 4] , dochter van betrokkene, heeft bericht dat zij niet in de gelegenheid is om aanwezig te zijn bij de zitting.

2.Wat vaststaat

De rechtbank heeft een rechterlijke machtiging verleend tot en met 11 april 2025.

3.Het verzoek

Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor de duur van 5 jaren te verlenen.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene merkt op dat hij vanuit [accommodatie] , [locatie] naar [zorglocatie] is overgeplaatst. Hij voelt zich hier echter niet thuis. Vergeleken met de eerdere opname zou hij momenteel over meer vrijheden beschikken. Wellicht is dit ook het geval, hij zou bijvoorbeeld in het nabijgelegen buurthuis kunnen gaan kaarten. Echter gaat daar niet zijn interesse naar uit. Als hij hier opgenomen moet blijven verwacht hij niet lang meer te zullen leven. Ook begrijpt hij nog steeds de reden van de opname niet nu hij, afgezien van wat eetproblemen waardoor zijn gewicht is afgenomen, thuis prima voor zichzelf kon zorgen.
4.2.
De waarnemend arts/specialist ouderengeneeskunde brengt naar voren dat op basis van een klinisch observatie- en neuropsychologisch onderzoek in de periode april-juli 2023 bij betrokkene de diagnose dementie is gesteld. Verder kampt betrokkene met somatische problematiek in de vorm van chronische rugpijnklachten en hartproblematiek, waarvoor betrokkene medicatie voorgeschreven heeft gekregen. In de zorgaccommodatie, waar betrokkene eerder was opgenomen, verbleef hij op een gesloten psycho-geriatrische afdeling. Hij verblijft nu op een afdeling waar hij meer vrijheden heeft. Op het cognitieve vlak functioneert betrokkene wisselend. Toen betrokkene nog thuis woonde verwaarloosde hij zichzelf. Hij at niet goed, waardoor zijn gewicht afnam, hij gebruikte niet consequent de hem voorgeschreven medicatie en er was regelmatig sprake van valpartijen. Ook werd vastgesteld dat betrokkene moeite had met overzicht houden, dat hij niet langer op eigen initiatief creatieve of andere activiteiten ondernam en hij onvoldoende structuur in zijn leven wist aan te brengen. Hoewel geprobeerd wordt om betrokkene zelfstandig handelingen te laten verrichten, brengt zijn grote behoefte aan begeleiding, toezicht en structuur met zich dat hij daarvoor op een opname in een zorgaccommodatie, als waar hij nu verblijft, is aangewezen. Betrokkene gedijt ook goed bij de hem geboden zorg en structuur, hij eet en drinkt nu voldoende en hij doet mee aan activiteiten. Verder maakt betrokkene voor het innemen van zijn medicatie gebruik van een medido, waarmee hem ook op dat vlak een zekere vorm van zelfstandigheid wordt geboden. Betrokkene zelf ziet dit anders, hij geeft in dat opzicht blijk van onvoldoende ziekte-inzicht en lijkt zijn mogelijkheden te overschatten. Met deze toelichting kan zij achter het verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf staan. De verwachting is dat de toestand van betrokkene in de komende tijd niet zal verbeteren. Daarom kan zij ook achter een rechterlijke machtiging staan, indien deze voor een langere periode wordt verleend, echter laat zij dit ter beoordeling aan de rechtbank.
4.3.
De verpleegkundige/zorgcoördinator en de gedragsverpleegkundige sluiten zich aan bij hetgeen door de waarnemend arts/specialist ouderengeneeskunde naar voren is gebracht.
4.4.
De advocaat van betrokkene voert aan dat zij namens haar cliënt in de eerste plaats betwist dat van de diagnose dementie sprake is. Daartoe acht zij relevant dat uit de medische verklaring blijkt dat de specialist ouderengeneeskunde betrokkene al enige tijd geleden, te weten op 15 januari 2025, heeft gezien. Ook is de diagnose dementie niet door haarzelf gesteld, maar heeft zij in dat verband verwezen naar de resultaten uit het observatie- en neuropsychologisch onderzoek. Betrokkene zelf ziet de bijwerkingen van de door hem gebruikte medicatie voor zijn somatische klachten en dus niet het bestaan van een psycho- geriatrische aandoening als de voornaamste oorzaak van de toestand waarin hij zich bevindt. Verder is er in de visie van betrokkene geen sprake van het bestaan van of het risico op ernstig nadeel, nu hij - althans in zijn ogen - laat zien dat hij voldoende zelfredzaam is. Ten slotte geldt dat voor betrokkene het verplichte kader van een rechterlijke machtiging niet fijn voelt, temeer nu door hem afspraken consequent worden nagekomen en huisregels door hem worden nageleefd. Bovendien ervaart betrokkene de huidige zorgopname ondanks de hem geboden faciliteiten als zeer vrijheidsbeperkend. Momenteel onderzoekt zijn vertrouwenspersoon wat er aan die situatie kan worden veranderd. Op grond van al het voorgaande stelt zij zich namens betrokkene primair op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen. Indien de rechtbank anders mocht oordelen verzoekt zij - bij wijze van subsidiair standpunt - de rechterlijke machtiging in duur te beperken tot een periode van één jaar of althans ten hoogste twee jaren. Daarmee wordt ook de mogelijkheid gecreëerd om de situatie van haar cliënt na verloop van deze - kortere - periode opnieuw te toetsen.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde rechterlijke machtiging. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
Hoewel de rechtbank het door de advocaat van betrokkene gevoerde verweer over de gestelde diagnose in de medische verklaring, alsook met betrekking tot de gedateerdheid begrijpt, strekken naar haar oordeel de stukken en de mondelinge behandeling ook op dit moment tot de overtuiging dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening samen met een psychische stoornis, te weten dementie van het vasculaire type.
5.3.
Daarnaast blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de stukken en de mondelinge behandeling dat het door zijn stoornis veroorzaakt gedrag van betrokkene leidt tot het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig nadeel in de vorm van:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang.
5.4.
Gebleken is dat toen betrokkene nog thuis woonde hij onvoldoende at, hij de hem voorgeschreven medicatie in verband met somatische aandoeningen niet consequent nam en er regelmatig sprake was van valpartijen. Ook in overig opzicht bleek betrokkene niet of onvoldoende in staat overzicht te houden, structuur in zijn leven aan te brengen en eigener beweging activiteiten te ondernemen. Om het hiervóór beschreven ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden zijn daarom de opname en het verblijf noodzakelijk en geschikt. Betrokkene verzet zich hiertegen.
5.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.6.
Met inachtneming van het voorgaande zal de rechtbank een rechterlijke machtiging verlenen. Wel ziet de rechtbank aanleiding om deze in duur te beperken tot een periode van twee jaren en het meer dan wel anders verzochte af te wijzen. Dit omdat niet valt uit te sluiten dat na twee jaren wegens het alsdan ontbreken van verzet er geen rechterlijke machtiging meer nodig is.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf voor:
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1947 in [geboorteplaats] ;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 8 april 2027;
6.3.
wijst het meer dan wel anders verzochte af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025 door mr. Pulskens, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 16 april 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.