In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2025 een zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, op verzoek van de officier van justitie. De rechtbank heeft de procedure gestart na ontvangst van een verzoekschrift op 19 maart 2025. Tijdens de zitting, die achter gesloten deuren plaatsvond, was de betrokkene niet aanwezig, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen. De advocaat van de betrokkene heeft aangegeven dat zijn cliënt, die lijdt aan een psychische stoornis, momenteel goed functioneert met de voorgeschreven medicatie, maar ervoor heeft gekozen niet ter zitting te verschijnen om onrust te vermijden. De SPV/casemanager bevestigde dat de betrokkene zich openstelt voor contact, maar dat er nog steeds een verplicht kader nodig is om te voorkomen dat hij zich aan de zorg onttrekt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, met een aanzienlijk risico op maatschappelijke teloorgang en gevaar voor de veiligheid van anderen. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk is, gezien het gebrek aan ziekte-inzicht bij de betrokkene en de noodzaak om hem te beschermen tegen zichzelf en anderen. De rechtbank heeft de gevraagde zorgmachtiging verleend, inclusief het toedienen van medicatie, medische controles, en het beperken van de bewegingsvrijheid. De machtiging is geldig tot en met 8 april 2026, en de rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Pulskens, rechter, in aanwezigheid van de griffier.