ECLI:NL:RBZWB:2025:2811

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
C/02/433181 / FA RK 25-1407
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Pulskens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2025 een zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, op verzoek van de officier van justitie. De rechtbank heeft de procedure gestart na ontvangst van een verzoekschrift op 19 maart 2025. Tijdens de zitting, die achter gesloten deuren plaatsvond, was de betrokkene niet aanwezig, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen. De advocaat van de betrokkene heeft aangegeven dat zijn cliënt, die lijdt aan een psychische stoornis, momenteel goed functioneert met de voorgeschreven medicatie, maar ervoor heeft gekozen niet ter zitting te verschijnen om onrust te vermijden. De SPV/casemanager bevestigde dat de betrokkene zich openstelt voor contact, maar dat er nog steeds een verplicht kader nodig is om te voorkomen dat hij zich aan de zorg onttrekt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, met een aanzienlijk risico op maatschappelijke teloorgang en gevaar voor de veiligheid van anderen. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk is, gezien het gebrek aan ziekte-inzicht bij de betrokkene en de noodzaak om hem te beschermen tegen zichzelf en anderen. De rechtbank heeft de gevraagde zorgmachtiging verleend, inclusief het toedienen van medicatie, medische controles, en het beperken van de bewegingsvrijheid. De machtiging is geldig tot en met 8 april 2026, en de rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Pulskens, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/433181 / FA RK 25-1407
Datum uitspraak: 8 april 2025
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1976 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. J. van Rooijen te Tilburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 19 maart 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 april 2025 te [woonplaats] , [accommodatie] , [adres] . Daarbij zijn gehoord:
  • de advocaat van betrokkene;
  • de heer [naam] , SPV/casemanager.
Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
1.3.
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Wat vaststaat

De rechtbank heeft een zorgmachtiging verleend tot en met 30 april 2025.

3.Het verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging, als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), voor de duur van twaalf maanden te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- het toedienen van vocht en voeding;
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

4.De standpunten

4.1.
De advocaat merkt op dat hij op 3 april 2025 over het verzoek met zijn cliënt, met de moeder en met een zus van zijn cliënt heeft gesproken. Bij die gelegenheid was hij blij verrast door de positieve indruk die zijn cliënt op hem maakte. Betrokkene gaf aan dat hij consequent meewerkt aan de hem periodiek verstrekte medicatie in orale en depotvorm en dat hij daarmee momenteel prima functioneert. Ook heeft hij betrokkene tijdens het gesprek van de datum en het tijdstip van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld. Betrokkene gaf vervolgens aan dat hij ervoor kiest niet ter zitting te verschijnen. Dit zou hem opnieuw teveel onrust bezorgen. Bovendien wil hij niet onnodig worden herinnerd aan wat er achter hem ligt, wat meer specifiek voor de laatste klinische opname geldt. In plaats daarvan wil hij zijn blik op de toekomst gericht houden. Ten slotte merkte betrokkene op dat, indien de rechtbank mocht besluiten een opvolgende zorgmachtiging te verlenen, hij daar achter kan staan.
4.2.
De SPV/casemanager geeft aan dat hij zich herkent in hetgeen door de advocaat is opgemerkt. Hij wijst erop dat de actuele toestand van betrokkene wezenlijk verschilt met die van vóór de laatste klinische opname. Waar betrokkene vanuit het bij hem aanwezige chronisch psychotisch beeld aanvankelijk erg achterdochtig was en hij vrijwel niemand toeliet stelt hij zich thans open voor contact en is hij goed in de samenwerking. Dat betrokkene zich bewust is van zijn psychotische kwetsbaarheid en van de daarvoor noodzakelijke zorg houdt niet automatisch in dat bij hem daadwerkelijk sprake is van voldoende ziektebesef. Betrokkene laat dit met name blijken door niet te willen terugkomen op gebeurtenissen die zich voorafgaand aan de laatste klinische opname hebben voor-gedaan. Ook wil hij niet aan de mondelinge behandeling ter zitting deelnemen, omdat dit hem teveel onrust bezorgt. Een verplicht kader blijft daarom nog steeds noodzakelijk, omdat zodra dit mocht komen te vervallen, betrokkene zich alsnog aan de medicatie toediening zal onttrekken. Een ander aspect waar de komende tijd actie op dient te worden ondernomen, nu dit bij betrokkene opnieuw tot onrust zal kunnen leiden, is dat hij wegens meer specifiek gezondheidsproblemen van zijn moeder niet langer thuis kan blijven wonen. Met deze toelichting kan hij achter het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging staan.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde zorgmachtiging. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
De rechtbank is op grond van de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling van oordeel dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, bestaande uit schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en andere problemen die een reden voor zorg kunnen zijn .
5.3.
Ook is naar het oordeel van de rechtbank gebleken dat het gedrag van betrokkene als gevolg van zijn stoornis nog steeds leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- maatschappelijke teloorgang;
- het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
Hiertoe acht de rechtbank relevant dat betrokkene laatstelijk, toen zich de situatie voordeed waarin hij kampte met psychotische belevingen, zich onttrok aan elke vorm van contact en sprake was van toenemende overlastmeldingen, waarna hij in november 2024 klinisch is opgenomen. Gebleken is dat betrokkene sindsdien aanmerkelijke stappen voorwaarts heeft gemaakt. Hij stelt zich inmiddels open voor contact met de ambulante zorg en werkt goed mee met de toediening van de hem voorgeschreven medicatie, wat zijn functioneren ten goede komt. De rechtbank neemt evenwel met de behandelaar aan dat er bij betrokkene nog steeds sprake is van een psychotische kwetsbaarheid. Ook wijst hij op het ontbreken van voldoende ziekte-inzicht bij betrokkene, alsook bijkomende factoren, waaronder dat hij niet thuis zal kunnen blijven wonen en dit naar verwachting voor hem ingrijpende veranderingen met zich zal brengen die opnieuw voor onrust kunnen zorgen.
5.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
5.5.
Hoewel betrokkene momenteel goed in de samenwerking is en hij daardoor beduidend beter functioneert, houdt dit niet tevens in dat betrokkene aan de - ter afwending van het hiervóór beschreven ernstig nadeel - noodzakelijke zorg consequent zal (blijven) meewerken indien die in een vrijwillig kader plaats vindt. Verplichte zorg is daarom nog steeds nodig.
5.6.
De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, het advies van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de zitting van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, bestaande uit het onderhouden van contact met zijn behandelaar en met het ambulante ( [accommodatie] ) team;
- opnemen in een accommodatie.
5.7.
Gebleken is dat de zorgmachtiging en de daarin op te nemen maatregelen van verplichte zorg tevens wordt gevraagd met het oog op de mogelijkheid van een klinische opname in het geval dat betrokkene ontregelt of dreigt de ontregelen, dan wel zich aan ambulante behandeling/begeleiding onttrekt en/of ambulante behandeling om andere redenen niet langer toereikend is. De hiervóór genoemde vormen van verplichte zorg, voor zover die zien op een klinische opnamemogelijkheid zullen daarom geclausuleerd, zoals hierna in het dictum omschreven, worden toegewezen.
5.8.
Gebleken is tenslotte dat voor andere vormen van verplichte zorg geen noodzaak bestaat, zodat andere dan de hiervoor genoemde vormen van verplichte zorg zullen worden afgewezen.
5.9.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.10.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
5.11.
Met inachtneming van het voorgaande zal een zorgmachtiging worden verleend voor de duur van twaalf maanden, als verzocht.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een zorgmachtiging voor:
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1976 in [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de navolgende maatregelen kunnen worden getroffen;
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het beperken van de bewegingsvrijheid
uitsluitend in geval van opname;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, bestaande uit het onderhouden van contact met zijn behandelaar en met het ambulante ( [accommodatie] ) team;
- opnemen in een accommodatie
uitsluitend in geval van decompensatie;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 8 april 2026;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025 door mr. Pulskens, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 16 april 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.