ECLI:NL:RBZWB:2025:2815

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
BRE 23/10558
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Horecaexploitatievergunning en sluitingstijd terras in Etten-Leur

Op 9 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over een horecaexploitatievergunning voor een horecazaak in Etten-Leur. Eiser, de exploitant van de horecazaak, was het niet eens met het voorschrift dat het terras om 23.00 uur moest sluiten. De burgemeester had eerder een vergunning verleend met een sluitingstijd van 00.00 uur, maar deze werd ingetrokken en vervangen door een vergunning met een sluitingstijd van 23.00 uur, na bezwaar van omwonenden. Eiser stelde dat de burgemeester onredelijk gebruik had gemaakt van zijn bevoegdheid en dat de motivering van het besluit ontoereikend was. De rechtbank oordeelde dat er gebreken waren in de besluitvorming, maar dat de belangen van de omwonenden ook meegewogen moesten worden. Uiteindelijk werd het beroep gegrond verklaard, maar de rechtbank liet de rechtsgevolgen van het besluit in stand, waardoor de sluitingstijd van 23.00 uur bleef bestaan. Eiser kreeg recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10558

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] , h.o.d.n. [horecazaak] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. C.A. Gobbens),
en

de burgemeester van de gemeente Etten-Leur, de burgemeester.

Als derde-partijen nemen aan de zaak deel: [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] , allemaal uit [plaats] (de omwonenden).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een aan eiser verleende horecaexploitatievergunning voor het uitbaten van zijn [horecazaak] (ook bekend als [café] ) in [plaats] . Eiser is het niet eens met het aan die vergunning verbonden voorschrift dat het terras bij zijn horecazaak moet sluiten om 23.00 uur ’s avonds. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van onder meer deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of de burgemeester in redelijkheid het genoemde voorschrift aan de vergunning heeft verbonden.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat aan het bestreden besluit gebreken kleven en dat het beroep dus gegrond is. Toch blijft het voorschrift aan de vergunning verbonden en wijzigt de inhoud van het voorschrift niet. Eiser krijgt dus inhoudelijk geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 18 december 2022 een aanvraag ingediend voor onder meer een horecaexploitatievergunning voor zijn [horecazaak] . Dit is een horecagelegenheid aan het [adres] in [plaats] . Het is een al jarenlang bestaand café met zaal. Het etablissement is sinds begin 1900 in handen van de familie van eiser.
2.1.
De burgemeester heeft de gevraagde horecaexploitatievergunning verstrekt met het besluit van 15 februari 2023 (primaire besluit). Aan de vergunning is onder meer het voorschrift verbonden dat het terras bij de horecazaak om 00.00 uur ’s nachts moet sluiten.
2.2.
Omwonenden hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunning. Met het bestreden besluit van 13 september 2023 heeft de burgemeester het primaire besluit ingetrokken. Op 12 september 2023 heeft de burgemeester een gewijzigde horecaexploitatievergunning verleend waaraan onder meer het voorschrift is verbonden dat de uiterlijke sluitingstijd van het terras 23.00 uur ’s avonds is. De burgemeester heeft zich bij de beperking van de openingstijd van het terras gebaseerd op een rapport van [het adviesbureau] . Eiser heeft ook zelf bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit omdat hij het terras later dan tot 00.00 uur geopend wil houden. Dat bezwaar is vanwege overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk verklaard.
2.3.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Hij heeft ook beroep ingesteld tegen het besluit waarmee zijn bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard, maar dat beroep heeft hij op 18 juni 2024 ingetrokken.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 11 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben van de zijde van eiser deelgenomen: eiser, onder meer vergezeld door [leidinggevende] (leidinggevende in de horecazaak), en zijn gemachtigde. Namens de burgemeester namen [naam 7] en [naam 8] deel. Ook namen drie van de omwonenden deel aan de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Ambtshalve beoordeling van de volgorde in de besluitvorming
3. De burgemeester heeft met het bestreden besluit van 13 september 2023 het primaire besluit ingetrokken. De dag daarvoor, op 12 september 2023, heeft de burgemeester al een gewijzigde horecaexploitatievergunning verleend. Op dat moment waren dus twee vergunningen naast elkaar geldend: de met het primaire besluit verstrekte en nog niet ingetrokken horecaexploitatievergunning en een op 12 september 2023 gewijzigde horecaexploitatievergunning, terwijl nog niet op het bezwaar was beslist. Op die manier heeft de burgemeester twee maal op dezelfde aanvraag beslist en die mogelijkheid biedt de wet niet. De twee vergunningen vermelden bovendien een verschillende uiterlijke sluitingstijd van het terras, namelijk 00.00 uur versus 23.00 uur.
4. Tijdens de zitting heeft de burgemeester toegelicht dat bedoeld was om op 13 september 2023 het primaire besluit in te trekken en op diezelfde dag de vervangende horecaexploitatievergunning te verlenen. De gemachtigde van eiser heeft bevestigd de besluitvorming ook zo te hebben begrepen. Nu eiser en de omwonenden door dit formele gebrek in de besluitvorming niet in hun belangen zijn geschaad, zal de rechtbank dit gebrek passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Onder 11. en de beslissing gaat de rechtbank in op wat dit voor de genomen besluiten betekent.
Heeft de burgemeester de bevoegdheid om de openingstijd van het terras te beperken in redelijkheid gebruikt?
5. Eiser heeft samengevat aangevoerd dat met deze horecaexploitatievergunning ten onrechte verdergaande ‘verplichtingen’ worden opgelegd dan in de oude vergunning. De burgemeester heeft onredelijk gebruik gemaakt van zijn beoordelings- en beleidsruimte die voortvloeit uit artikel 2:29, achtste lid, van de APV. Op grond hiervan kan de burgemeester slechts de openingstijd van het café en niet dat van het terras beperken. Bovendien was het café met terras al eerder ter plaatse gevestigd dan dat deze bewoners er zijn komen wonen. [1]
6. Tijdens de zitting heeft eiser bevestigd dat artikel 2:29, achtste lid van de Algemene plaatselijke verordening [plaats] (APV), in combinatie met artikel 2:27 van de APV, aan de burgemeester een bevoegdheid geeft om met een vergunningvoorschrift een andere sluitingstijd van een terras vast te stellen dan de sluitingstijd die als uitgangspunt in de APV staat. Het geschil gaat daarom met name om de vraag of de burgemeester in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
7. Dat de burgemeester niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik mocht maken, onderbouwt eiser vooral met een beroep op het rechtszekerheidsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het ontbreken van een (deugdelijke) belangenafweging en het motiveringsbeginsel.
rechtszekerheidsbeginsel
7.1.
Eiser voert aan dat in artikel 2.29, zevende lid, van de ten tijde van het bestreden besluit geldende APV (samengevat) is bepaald dat een geopend terras pas na 01.00 uur verboden is. Daarom is het volgens hem in strijd met de rechtszekerheid om de uiterlijke sluitingstijd op een eerder tijdstip vast te stellen.
7.1.1.
De burgemeester heeft terecht het standpunt ingenomen dat de mogelijkheid om met een vergunningvoorschrift een eerdere sluitingstijd vast te stellen, rechtstreeks aan de APV [2] is ontleend. Van strijd met rechtszekerheid is alleen al daarom geen sprake.
gelijkheidsbeginsel
7.2.
Eiser baseert zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel op het feit dat andere horecagelegenheden in [plaats] hun terras wel geopend mogen laten tot 01.00 uur.
7.2.1.
De burgemeester heeft terecht het standpunt ingenomen dat de horecagelegenheid van eiser in een ander deel van [plaats] ligt dan andere horecagelegenheden. Die laatste horecazaken liggen grotendeels in het centrum van [plaats] , terwijl dat niet geldt voor [horecazaak] . Alleen al daarom is geen sprake van gelijke gevallen die ongelijk worden behandeld. Daarnaast heeft de burgemeester onweersproken aangevoerd dat er meer horecagelegenheden zijn waarvoor een vroeger uiterlijk sluitingstijdstip dan 01.00 uur geldt.
vertrouwensbeginsel
7.3.
Omdat in het primaire besluit een uiterlijke sluitingstijd van 00.00 uur was opgenomen, is het volgens eiser in strijd met het vertrouwensbeginsel om dat tijdstip in het bestreden besluit te vervroegen. Daar komt bij dat de burgemeester ten tijde van het primaire besluit aansloot bij de in de toenmalige APV opgenomen uiterste sluitingstijd voor een terras van 00.00 uur. Daarom mocht eiser erop vertrouwen dat in de beslissing op bezwaar aangesloten zou worden bij het inmiddels in de nieuwe APV opgenomen uiterlijke sluitingstijdstip van 01.00 uur.
7.3.1.
De burgemeester neemt in reactie op het beroepschrift terecht het standpunt in dat het beroep op het vertrouwensbeginsel geen verandering brengt in het besluit. In bezwaar vindt immers een volledige heroverweging plaats [3] . Het primaire besluit was geen onherroepelijk besluit waarop eiser het vertrouwen mocht baseren dat in een beslissing op de bezwaren van de omwonenden geen eerder sluitingstijdstip vastgesteld zou worden dan in het primaire besluit was bepaald.
belangenafweging
7.4.
Wat betreft de benodigde afweging van belangen heeft eiser met name aangevoerd dat de burgemeester geen of te weinig rekening heeft gehouden met zijn (financiële) belangen. Doordat zijn terras om 23.00 uur moet sluiten, gaan zijn klanten naar huis of naar concurrenten die wel langer open mogen blijven.
7.4.1.
De burgemeester heeft aan dit belang van eiser minder waarde mogen hechten dan eiser graag zou zien. De burgemeester moest immers ook rekening houden met de belangen van omwonenden. Daarnaast geldt deze sluitingstijd alleen voor het terras en niet voor de rest van de horecagelegenheid van eiser. Van een onevenredige belangenafweging is daarom geen sprake.
Kan de motivering van het bestreden besluit het aan de vergunning verbonden voorschrift dragen?
7.5.
Eiser heeft onder meer aangevoerd dat de burgemeester niet heeft gemotiveerd waarom het terras uiterlijk tot 23.00 uur open mag zijn. In het rapport van [het adviesbureau] staat dat de burgemeester zelf nog moet beslissen en motiveren welk tijdstip hij als uiterlijk sluitingstijdstip voor het terras wil vaststellen. Ook betrekt eiser hierbij dat sprake is van willekeur, zeker ook omdat de open normen “goede ruimtelijke ordening” en “woon- en leefklimaat” niet duidelijk, transparant of vooraf kenbaar zijn uitgewerkt in een nadere toelichting of beleid. Daarnaast leidt het gebruik van het terras niet tot ernstige aantasting van de openbare orde en/of het woon- en leefklimaat. Het café met bijbehorend terras bestond al voordat de klagende omwonenden in de buurt kwamen wonen. Zij wisten dat zij in de buurt van een café gingen wonen en dat dit enige (geluids)overlast met zich zou brengen.
7.5.1.
De burgemeester baseert zich bij de beperking van de openingstijd van het terras op het rapport van [het adviesbureau] . In het bestreden besluit verwijst hij ter motivering naar het advies van de bezwaarschriftencommissie. Die merkt over het rapport van [het adviesbureau] onder meer op dat de burgemeester – om objectief te kunnen vaststellen of er sprake is van (geluids)overlast vanaf het terras – aan dit bedrijf opdracht heeft gegeven om daarnaar onderzoek te verrichten. Volgens de burgemeester is met verwijzing naar het rapport en het advies van de bezwaarschriftencommissie de motivering gegeven.
7.5.2.
Dit onderdeel van deze beroepsgrond slaagt. De burgemeester heeft bij het bepalen van de sluitingstijd van het terras getoetst aan artikel 2:28, derde lid, van de APV. Een gedeeltelijke weigering van de vergunning – waaronder begrepen het opnemen van een vergunningvoorschrift over de sluitingstijd – is onder meer mogelijk als de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting naar het oordeel van de burgemeester zonder een dergelijk voorschrift op ontoelaatbare wijze nadelig zou worden beïnvloed. Geluidsoverlast vanaf een terras kan die woon- en leefsituatie ontoelaatbaar nadelig beïnvloeden. De vraag is of de burgemeester met een beroep op het rapport en het advies van de bezwaarschriftadviescommissie het opgelegde voorschrift voldoende heeft onderbouwd.
7.5.3.
Samengevat is in het rapport van [het adviesbureau] opgenomen dat een belangrijk effect van een terras stemgeluid betreft. In tegenstelling tot andere geluiden van horecabedrijven, wordt het stemgeluid volgens het Activiteitenbesluit niet in alle gevallen beoordeeld. De hoogte van het geluidniveau is afhankelijk van een groot aantal factoren. Enerzijds is de ligging van de woning ten opzichte van het terras van belang, anderzijds de sterkte van het totale stemgeluid vanaf het terras. Deze sterkte is weer afhankelijk van het aantal personen op een terras, van de individuele sterkte van het stemgeluid van de aanwezigen en van de spreektijd per persoon. [het adviesbureau] geeft aan dat uit vaste jurisprudentie van de AbRs blijk dat het stemgeluid van terrassen betrokken moet worden in planologische procedures, ook wanneer het Activiteitenbesluit niet van toepassing is. Het gebied is aangeduid als ‘gemengd gebied’ (geluidnormen 50dB(A) in de dagperiode, 45 dB(A) in de avondperiode en 40 dB(A) in de nachtperiode). Daarbij merkt [het adviesbureau] op dat een rigide toepassen van grenswaarden geen recht doet aan de feitelijke omstandigheden. Binnen de kwalificatie ‘gemengd gebied’ kunnen omgevingsgeluiden aanwezig zijn die ervoor zorgen dat het stemgeluid van terrassen die aan de openbare ruimte liggen, opgaat in het omgevingsgeluid. Uit de geluidmetingen door [het adviesbureau] op 14 juni 2023 blijkt dat met de gekozen uitgangspunten de geluidemissie vanaf het terras in de nachtperiode ruim boven de streefwaarde van 40 dB(A) uitkomt. In de avondperiode is er ook een overschrijding van de streefwaarde van 45 dB(A). Omdat een rigide toepassen van grenswaarden geen recht doet aan de feitelijke omstandigheden merkt [het adviesbureau] op dat een (geringe) overschrijding van streefwaarden met name in de dag- en/of avondperiode niet onacceptabel hoeft te zijn, mede gegeven dat het maximale geluidniveau in de dag- en avondperiode niet boven de 65 dB(A) uitkomt. Op grond van de uitkomsten van het onderzoek waarbij overschrijdingen in de nachtperiode van streefwaarden niet passen in het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt door [het adviesbureau] voorgesteld het terras uiterlijk tot in de avondperiode open te laten. Daarbij noteert [het adviesbureau] :
“exact tijdstip nader door bevoegd gezag te bepalen”.
7.5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester pas op de zitting afdoende gemotiveerd en onderbouwd waarom het tijdstip van 23.00 uur zo belangrijk is. Anders dan in het bestreden besluit is nu duidelijk toegelicht dat na 23.00 uur ’s avonds meer bescherming van de omwonenden door de burgemeester mag worden verwacht. Daarbij sluit de burgemeester aan bij de tijdvakken die in het Activiteitenbesluit worden gehanteerd, waarbij om 23.00 uur ’s avonds het tijdvak ‘nacht’ begint. De burgemeester mocht de vraag vanaf wanneer het woon- en leefklimaat in de zin van de APV op ontoelaatbare wijze nadelig zou worden beïnvloed, beoordelen aan de hand van deze uit het Activiteitenbesluit ontleende norm als meest gangbare norm. In de nachtperiode biedt de burgemeester de omwonenden dus op goede gronden meer bescherming. Daarbij mocht de burgemeester het karakter van de straat en de wijk, waarin [horecazaak] ligt, de aard van het horecabedrijf en de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse al blootstaat, betrekken. Ook vanuit met name de tot [horecazaak] behorende (feest)zalen was (in het recente) verleden namelijk sprake van geluidsoverlast. Dat [horecazaak] er eerder was dan de appartementen in het [gebouw] , doet daar niet aan af. Overigens liggen er ook andere woningen in de directe nabijheid van het café met het terras die beschermd dienen te worden tegen geluidsoverlast afkomstig van het terras van de horecazaak.
tijdstip te arbitrair?
7.6.
Eiser heeft tijdens de zitting nog(maals) aangevoerd dat het tijdstip van 23.00 uur te arbitrair is. Daarin volgt de rechtbank hem gezien wat hiervoor is overwogen niet. Ook het feit dat de burgemeester in het primaire besluit 00.00 uur nog een toereikend sluitingstijdstip vond (en daarmee aansloot bij het toen geldende uiterlijke sluitingstijdstip in de APV), maakt 23.00 uur geen onjuist of arbitrair tijdstip. In de bezwaarprocedure vindt immers zoals hiervoor is overwogen een volledige heroverweging plaats. Het advies van [het adviesbureau] is ook pas in de bezwaarfase opgesteld en in het bestreden besluit is meer rekening gehouden met de belangen van de omwonenden. Het tijdstip van 23.00 uur is naar het oordeel van de rechtbank dus ook niet willekeurig. Tijdens de zitting heeft de burgemeester zich daarbij nog terecht op het standpunt gesteld dat weliswaar in de huidige APV een uiterlijk sluitingstijdstip van 01.00 uur voor de terrassen is opgenomen, maar dat dit een APV is die in beginsel voor de gehele gemeente [plaats] is opgesteld. Het is dan juist aan de burgemeester om in individuele situaties indien nodig een eerder sluitingstijdstip vast te stellen.
tussenconclusie
7.7.
De beroepsgrond dat de burgemeester zijn bevoegdheid niet in redelijkheid heeft gebruikt, slaagt dus, maar alleen omdat de wijze van het gebruiken van die bevoegdheid onvoldoende was gemotiveerd. De motivering kon het bestreden besluit daarom niet dragen. Omdat de toereikende motivering van het bestreden besluit alsnog tijdens de zitting is gegeven, zal de rechtbank het aan de vergunning verleende voorschrift dat 23.00 uur als uiterlijke sluitingstijd van het terras inhoudt, in stand laten.
Was de besluitvorming van de burgemeester onzorgvuldig?
8. Eiser heeft nog aangevoerd dat hij ten onrechte niet heeft mogen reageren op het door de burgemeester aangehaalde geluidsrapport van [het adviesbureau] . Dat maakt volgens eiser dat het bestreden besluit onzorgvuldig is genomen.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Vooropgesteld geldt dat een bestuursorgaan volgens vaste rechtspraak [4] op het advies van een deskundige mag afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het orgaan de adviseur een reactie op wat een partij over het advies heeft aangevoerd.
8.2.
Eiser heeft tijdens de zitting bevestigd dat er geen bezwaren zijn tegen (de inhoud van en de wijze van totstandkoming van) het advies van [het adviesbureau] en dat dit advies door de burgemeester kon worden gevolgd. Bovendien geldt dat eiser in de bezwaarfase de mogelijkheid heeft gekregen en heeft benut om op het rapport te reageren. Dat blijkt onder meer uit de reactie van zijn gemachtigde van 10 augustus 2023 dat als onderdeel van productie 28 (aanvullende stukken van de burgemeester) in de processtukken zit.
Overige overweging
9. Tijdens de zitting is ook gesproken over de vraag of het verbod van reformatio in peius in de weg staat aan wat eiser met deze procedure wil bereiken, namelijk 01.00 uur ’s nachts als sluitingstijd van het terras. Omdat de rechtbank hiervoor al heeft geoordeeld dat de burgemeester de sluitingstijd in redelijkheid op 23.00 uur ’s avonds heeft vastgesteld, komt de rechtbank niet toe aan een oordeel over dit bestuursprocesrechtelijke vraagstuk.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond omdat de motivering van het bestreden besluit ontoereikend was. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit (en de met het besluit van 12 september 2023 verleende horecaexploitatievergunning), maar laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb de rechtsgevolgen van deze besluiten in stand. Dat betekent dat de uiterlijke sluitingstijd van het terras 23.00 uur ’s avonds blijft.
11. Omdat het beroep gegrond is – en omdat de burgemeester het bestreden besluit nam op 13 september 2023, terwijl de gewijzigde horecaexploitatievergunning al op 12 september 2023 is verleend –, moet de burgemeester het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt de besluiten van 12 en 13 september 2023;
 bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand blijven, waaronder het voorschrift dat voor het terras een uiterlijke sluitingstijd van 23.00 uur geldt;
 bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
 veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is op 9 mei 2025 gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Wilbrink, griffier, en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2 bepaalt dat het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis omtrent relevante feiten en de af te wegen belangen vergaart.
Artikel 3:9 bepaalt dat indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, dient het bestuursorgaan zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
Activiteitenbesluit milieubeheer
Artikel 2.18, eerste lid, onder a, bepaalt dat bij het bepalen van de geluidsniveaus, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a dan wel 2.20 buiten beschouwing blijft: het stemgeluid van personen op een onverwarmd en onoverdekt terrein, dat onderdeel is van de inrichting, tenzij dit terrein kan worden aangemerkt als een binnenterrein.
Algemene plaatselijke verordening [plaats] (geldend op 12 september 2023)
Artikel 1:4, eerste lid, bepaalt dat aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
Artikel 1:4, tweede lid, bepaalt dat degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, verplicht is de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
Artikel 1:6 , aanhef en onder b, bepaalt dat de vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd als op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist.
Artikel 1:6, aanhef en onder e, bepaalt dat de vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd als de houder dit verzoekt.
Artikel 1:8, eerste lid, bepaalt dat een vergunning of ontheffing in ieder geval kan worden geweigerd in het belang van:
de openbare orde;
de openbare veiligheid;
de volksgezondheid;
e bescherming van het milieu;
de zedelijkheid.
Artikel 2:27, eerste lid, bepaalt dat in deze afdeling onder openbare inrichting wordt verstaan een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.
Artikel 2:27, tweede lid, bepaalt dat een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, voor de toepassing van deze afdeling deel uitmaakt van die besloten ruimte.
Artikel 2:28, eerste lid, bepaalt dat het verboden is een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
Artikel 2:28, tweede lid, bepaalt dat de burgemeester de vergunning weigert als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheerverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.
Artikel 2:28, derde lid bepaalt dat in afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat:
12. de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed;
12. de leidinggevende(n) in enig opzicht van slecht levensgedrag is/zijn.
Artikel 2:28, vierde lid, bepaalt dat de burgemeester bij de toepassing van de in het derde lid onder a genoemde weigeringsgrond rekening houdt met het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie, de exploitant of de leidinggevende.
Artikel 2:29, eerste lid, bepaalt dat het de exploitant verboden is de openbare inrichting, met uitzondering van de openbare inrichtingen als bedoeld in lid 2 tot en met 5, voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in het horecabedrijf te laten verblijven tussen 02.00 uur en 07.00 uur.
Artikel 2.29, zevende lid, bepaalt dat het de exploitant verboden is het bij de openbare inrichting behorende terras voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers op het terras te laten verblijven op zaterdag en zondag tussen 01.00 en 09.00 uur en de overige dagen tussen 00.00 uur en 09.00.
Artikel 2.29, achtste lid bepaalt dat de burgemeester door middel van een vergunningvoorschrift andere sluitingstijden kan vaststellen voor een afzonderlijke openbare inrichting of een daartoe behorend terras.

Voetnoten

1.Met die bewoners doelt eiser op de bewoners van het zogenoemde [gebouw] : een bestaand pand waarin voorheen een GGZ-instelling was gevestigd, maar dat is getransformeerd tot woonappartementen.
2.Uit het hiervoor aangehaalde artikel 2:29, achtste lid, van de APV.
3.Artikel 7:11, eerste lid, van de Awb.
4.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:140