ECLI:NL:RBZWB:2025:2817

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
11328339 \ CV EXPL 24-3230 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur bedrijfsruimte; Afrekening servicekosten na einde huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen PEBBLES GROEP B.V. en MIRA VERANDA EN KLUSBEDRIJF B.V. over de afrekening van servicekosten na het einde van een huurovereenkomst. De huurovereenkomst tussen partijen eindigde op 29 februari 2024, waarna PEBBLES een factuur voor service- en energiekosten over 2023 van € 5.819,59 naar MIRA heeft gestuurd. MIRA heeft deze factuur ondanks herhaalde aanmaningen niet betaald en heeft verweer gevoerd door te stellen dat de huurprijs inclusief servicekosten was. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat uit de huurovereenkomst blijkt dat MIRA naast de huur ook een voorschot voor servicekosten diende te betalen. Het verweer van MIRA dat sprake zou zijn van een all-in-huurprijs werd verworpen, omdat de betalingsverplichting voortvloeit uit de overeenkomst. De kantonrechter heeft MIRA veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast is MIRA in de proceskosten veroordeeld, omdat zij in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 11328339 \ CV EXPL 24-3230
Vonnis van 7 mei 2025
in de zaak van
PEBBLES GROEP B.V.,
gevestigd te Goes,
eisende partij,
hierna te noemen: Pebbles,
gemachtigde: mr. M. Heeren,
tegen
MIRA VERANDA EN KLUSBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Maassluis,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Mira,
vertegenwoordigd door: [bestuurder], bestuurder.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 november 2024 met de daarin genoemde stukken,
- de mondelinge behandeling van 8 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Namens Mira is niemand op de mondelinge behandeling verschenen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Mira heeft met Pebbles per 1 november 2022 een huurovereenkomst gesloten voor de huur van het pand aan de [adres] (hierna: het gehuurde). In de huurovereenkomst is opgenomen dat de huurprijs € 70.000,00 excl. btw per jaar bedroeg. Mira diende maandelijks bij vooruitbetaling € 7.360,83 incl. btw te betalen.
2.2.
Partijen zijn overeengekomen dat de huurovereenkomst per 29 februari 2024 eindigde.
2.3.
Pebbles heeft met de factuur van 29 februari 2024 een afrekening aan Mira gezonden voor de service- en energiekosten over 2023 voor een totaalbedrag van € 5.819,59.
2.4.
Mira heeft de factuur van 29 februari 2024 ondanks sommatie onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1.
Pebbles vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Mira tot betaling van € 5.819,59 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Pebbles legt kort gezegd aan de vordering het volgende ten grondslag. Op grond van de huurovereenkomst is Mira verplicht om voor de service- en energiekosten te betalen. Pebbles heeft de service- en energiekosten in rekening gebracht met de factuur van 29 februari 2024. Mira is meermaals gesommeerd om tot betaling over te gaan, wat zij niet heeft gedaan. Mira verkeert in verzuim en is rente en vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
3.3.
Mira voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Pebbles. Zij voert aan dat de huurprijs inclusief service- en energiekosten was. Pebbles heeft het altijd op die manier gefactureerd en Mira heeft de facturen altijd betaald. Toen Mira het gehuurde betrok, waren er nog geen voorzieningen. Mira heeft deze zelf aangelegd en heeft aanzienlijke bedragen in het pand gestoken. Partijen zijn overeengekomen dat Mira deze voorzieningen mocht achterlaten in ruil voor het feit dat zij het pand eerder mocht verlaten. Daarbij heeft Pebbles niets gezegd over openstaande facturen. Mira moest het gehuurde eerder verlaten, omdat Mira geen vergunning kreeg van de gemeente.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uit artikel 4.8 van de tussen partijen gesloten overeenkomst blijkt dat Mira, naast de huur, ook maandelijks een voorschot betaalde voor de service- en energiekosten (“voorschot nutslasten”). Ook staat in artikel 5.1 van de overeenkomst dat door Pebbles als verhuurder de levering van nutsvoorzieningen wordt verzorgd, dat verrekening plaatsvindt via een voorschot van € 250,00 excl. btw per maand en dat een eindafrekening plaatsvindt op basis van een jaarlijkse nacalculatie.
4.2.
Gelet op het voornoemde kan het verweer van Mira dat sprake zou zijn van een all-in-huurprijs niet slagen en zal de kantonrechter daarom daaraan voorbijgaan. De enkele omstandigheid dat Pebbles volgens Mira niet zou hebben gezegd dat er nog openstaande facturen waren, verandert daar ook niets aan. De betalingsverplichting vloeit namelijk voort uit de overeenkomst. Mira moet de eindafrekening dus betalen.
4.3.
Mira heeft de hoogte van de factuur van 29 februari 2024 niet betwist. De kantonrechter zal daarom van de juistheid van die factuur uitgaan en Mira veroordelen tot het betalen van het bedrag van € 5.819,59.
4.4.
Overigens heeft Mira nog aangevoerd dat zij geld in het pand heeft gestoken. Op de betaling van de eindafrekening heeft dat echter geen betrekking, omdat Mira zelf heeft aangevoerd dat zij in ruil voor het achterlaten van die voorzieningen, eerder de huurovereenkomst kon beëindigen. Dat er bijvoorbeeld is afgesproken dat Mira deze kosten mocht verrekenen met de eindafrekening, heeft Pebbles weersproken en blijkt ook niet uit de afspraken tussen partijen ter beëindiging van de huur.
Rente
4.5.
Pebbles vordert vergoeding van rente, zo leidt de kantonrechter af uit de dagvaarding. In de vordering in de dagvaarding (het petitum) is een deel van de zin weggevallen. Duidelijk is wel dat de vordering ook gaat om een vermeerdering met rente. Ter zitting heeft Pebbles desgevraagd aangevoerd dat in de dagvaarding sprake is van een kennelijke verschrijving en dat bedoeld is om de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over de hoofdsom te vorderen, omdat sprake is van een handelsovereenkomst. Omdat uit de dagvaarding weliswaar duidelijk wordt dat Pebbles rente vordert over de hoofdsom, maar niet of dat wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 of 6:119a BW betreft, sluit de kantonrechter aan bij de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW. De kantonrechter zal de vordering tot betaling van wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 3 september 2024 (het uitbrengen van de dagvaarding) - onweersproken door Mira - toewijzen. Mira moet ook de wettelijke rente tot 3 september 2024 betalen, door Pebbles berekend op € 192,56.
Incassokosten
4.6.
Pebbles vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding is gelijk aan het in het Besluit genoemde bedrag. Daarom zal een bedrag van € 805,84 worden toegewezen.
Toe te wijzen bedrag
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
- wettelijke rente tot 3 september 2024

5.819,59
192,56
- buitengerechtelijke incassokosten
805,84
+
Totaal
6.817,99
Proceskosten
4.8.
Mira is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Pebbles worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
180,65
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.517,65

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Mira om aan Pebbles te betalen een bedrag van € 6.817,99, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 5.819,59, met ingang van 3 september 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Mira om aan Pebbles te betalen een bedrag van € 805,84 aan buitengerechtelijke kosten,
5.3.
veroordeelt Mira in de proceskosten van € 1.517,65, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Mira niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dam en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025.