In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 mei 2025 een zorgmachtiging verleend voor betrokkene, geboren op [geboortedag] 1978 in [geboorteplaats]. De rechtbank heeft de beschikking gegeven op verzoek van de officier van justitie, die een zorgmachtiging aanvroeg voor de duur van zes maanden, op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De procedure begon met een verzoekschrift dat op 14 april 2025 bij de rechtbank binnenkwam. Tijdens de zitting, die op 2 mei 2025 plaatsvond, zijn betrokkene, zijn advocaat mr. P. Doorakkers, een bewindvoerder en een ambulante behandelaar gehoord. Betrokkene gaf aan eenzaam te zijn en dat hij graag zorg en hulpverlening wilde, maar dan wel in een vrijwillig kader. De ambulante behandelaar en de bewindvoerder steunden het verzoek van de officier van justitie, terwijl de advocaat van betrokkene het verzoek betwistte, stellende dat er geen psychische stoornis was aangetoond.
De rechtbank oordeelde dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, waaronder schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, en dat zijn gedrag leidt tot ernstig nadeel voor zichzelf en anderen. De rechtbank concludeerde dat verplichte zorg noodzakelijk was, omdat betrokkene niet voldoende gemotiveerd leek om vrijwillige zorg te accepteren. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor zes maanden, met een beperking van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie voor drie maanden. De overige zorgvormen kunnen gedurende de gehele looptijd van de machtiging worden toegepast. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2025.