ECLI:NL:RBZWB:2025:2826

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
02-268866-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs (amfetamine)

Op 12 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 28 april 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M. Poirters, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij de voorbereiding van de productie van amfetamine door het voorhanden hebben van chemicaliën en andere benodigdheden. De verdachte werd op 21 augustus 2024 aangetroffen in een loods waar grote hoeveelheden chemicaliën aanwezig waren, die typisch zijn voor de productie van amfetamine. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en concludeerde dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van de voorwerpen en stoffen die bestemd waren voor de productie van drugs. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en koppelde hieraan bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-268866-24
vonnis van de meervoudige kamer van 12 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Grave
raadsman mr. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 april 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M. Poirters, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen de productie van amfetamine heeft voorbereid en bevorderd door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Daarbij acht zij slechts de hoeveelheden formamide en fosforzuur bewezen zoals benoemd in het rapport van het LFO, te weten 1620 liter formamide en 2360 liter fosforzuur.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De verklaring van verdachte dat hij bij de loods aanwezig was om Kamagra-pillen te kopen, wordt bevestigd door de onderzoeksbevindingen in het dossier. Enkel de lijfelijke aanwezigheid van verdachte in de loods is onvoldoende om hem als (mede)pleger aan te merken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat op 21 augustus 2024 een Poolse bestelbus is gecontroleerd, waarin pallets met chemicaliën werden aangetroffen. Op de etiketten van de pallets stond de naam Karcher. Het is bij verbalisant, tevens coördinator synthetische drugs, ambtshalve bekend dat deze merknaam regelmatig voorkomt bij op valse etiketten incidenten met drugslabs en opslagplaatsen. Volgens de laadpapieren was de chauffeur kort voor de controle op het [adres 1] geweest.
Later op diezelfde dag heeft de politie zicht genomen op de loods en woning op het perceel [adres 1] en [adres 2]. Daarbij werd gezien dat [verdachte] op het terrein van de loods aan een Bulgaarse kentekenplaat aan de achterzijde van een Opel Combo aan het schroeven was. Deze Bulgaarse kentekenplaten werden later in de loods aangetroffen. Op het moment dat een verbalisant via een raam de loods in keek, zag hij drie mannen rennen. Dit bleken verdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte] te zijn. Verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] kwamen uit de richting van de doorgang van de woning.
De in de loods en in de Mercedes die in de loods stond aangetroffen stoffen zijn nader onderzocht. Uit onderzoek van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) volgt dat de aangetroffen chemicaliën zeer typisch zijn voor grootschalige vervaardiging van amfetamine met de Leuckartmethode.
Alternatief scenario
Verdachte heeft verklaard dat hij door een vriend was afgezet omdat hij daar Kamagra pillen kon kopen. Toen hij op het terrein aankwam, was daar een man met een kentekenplaat op een Opel Combo bezig. Verdachte heeft toen aangeboden om de kentekenplaten te vervangen, zodat deze persoon op een andere locatie de pillen kon gaan halen. Op nadere vragen over hoe dit de aanwezigheid van verdachte in de loods verklaart, heeft verdachte gezegd dat toen hij klaar was met het werk hij via de roldeur van de loods naar binnen is gegaan en binnen bij de deur stond toen de politie kwam.
De rechtbank stelt vast dat verdachte pas in een laat stadium is gekomen met een verklaring over zijn aanwezigheid in de loods. Dat verdachte pas nu met deze verklaring komt omdat hij zich richting zijn familie zou schamen voor de Kamagra pillen, is gelet op de lange tijd die verdachte al in voorarrest verbleef, onbegrijpelijk. Daarnaast constateert de rechtbank dat de verklaring niet sluitend is en dat verdachte die verklaring pas na nadere vragen verder heeft aangevuld. Daar komt bij dat de verklaring van verdachte op geen enkel punt te verifiëren is, mede omdat hij niet wil vertellen met wie hij naar de loods is gegaan. Ook is het opmerkelijk dat verdachte wegrent bij aankomst van de politie als hij daar slechts aanwezig is om Kamagra pillen te kopen. De verklaring van verdachte dat hij alleen via de roldeur de loods binnenging en bij de deur is blijven staan, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen omdat daaruit blijkt dat verdachte samen met verdachte [medeverdachte 2] kwam aanrennen vanuit de kant die doorgang gaf tot de woning. Bovendien is het in het algemeen al zeer onwaarschijnlijk dat een persoon die weet van de enorme hoeveelheden chemicaliën met een aanzienlijke waarde die zich in de loods bevinden, op diezelfde locatie Kamagra pillen verkoopt en een buitenstaander kentekenplaten laat vervangen zonder enig toezicht, en daarmee het risico neemt dat deze persoon de loods zal betreden waar al deze voorwerpen in het zicht lagen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dan ook ongeloofwaardig en schuift deze terzijde.
Tussenconclusie
De rechtbank stelt vast dat verdachte op het terrein van de loods de valse Bulgaarse kentekenplaten van een spookvoertuig heeft geschroefd, die later zijn aangetroffen in de loods. Gelet daarop en op de aanwezigheid van verdachte in de loods, waar de chemicaliën duidelijk zichtbaar aanwezig waren en het wegrennen voor de politie, is de rechtbank van oordeel dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de voorwerpen en stoffen en deze ook voorhanden heeft gehad. Door het voorhanden hebben van deze voorwerpen en stoffen – die onmiskenbaar geschikt waren voor de productie van amfetamine – heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor die productie.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen bewezen kan worden verklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte] op woensdag 21 augustus 2024 alle drie zijn aangetroffen in de loods waar de voorwerpen en grote hoeveelheden chemicaliën voor de productie van amfetamine duidelijk zichtbaar aanwezig waren. Medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben blijkens de gegevens op een aangetroffen telefoon van [medeverdachte 2] deelgenomen aan een groepsgesprek waarin werd gesproken over het klaarzetten van een productielocatie.
Daar komt bij dat verdachte handelingen heeft verricht aan de valse kentekenplaten van een spookvoertuig. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake geweest van een gezamenlijke uitvoering en is de bijdrage van alle drie de verdachten van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden dan wel het bevorderen van de productie van amfetamine.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 21 augustus 2024 te Bergen op Zoom, tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van het/die feit(en),
door
gasmaskers en een grote hoeveelheid jerrycans, vaten en andersoortige verpakkingen met daarin grote hoeveelheden chemicaliën en/of grondstoffen
te weten
- 1620 liter formamide en
- 2360 liter fosforzuur en
- 29.5 liter benzylmethylketon (BMK) en
- 900 liter mierenzuur en
- 800 kilogram caustic soda
voorhanden te hebben.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast vordert zij de oplegging van een geldboete van € 10.000,-.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet, zijn jonge leeftijd en dat verdachte openstaat voor gedragsverandering en hulpverlening. De verdediging bepleit te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en daarnaast hooguit een voorwaardelijke gevangenisstraf met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Mocht de rechtbank een gevangenisstraf opleggen die het voorarrest overschrijdt, dan verzoekt de verdediging rekening te houden met de V.I.-regeling die op deze gevangenisstraf van toepassing zal zijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs. Hij is samen met de medeverdachten aangetroffen in de loods, waar op dat moment gasmaskers en een grote hoeveelheid chemicaliën aanwezig waren. Met die aanwezige stoffen zou een aanzienlijke hoeveelheid drugs kunnen worden geproduceerd. Het is algemeen bekend dat drugs, mede vanwege de verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Met zijn handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de productie en de daarop volgende handel van en in harddrugs, hetgeen vaak gepaard gaat met georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. Verder vindt verontreiniging van het milieu op grote schaal plaats doordat chemisch afval afkomstig uit drugslaboratoria in de natuur wordt gedumpt. Ook is de productie van en handel in harddrugs regelmatig oorzaak van geweld, waarmee ook nietsvermoedende burgers worden geconfronteerd.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank houdt verder rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Verder slaat de rechtbank acht op het reclasseringsadvies van 9 april 2025 dat over verdachte is opgesteld. Hieruit volgt dat het sociale netwerk een grote criminogene factor is en dat een structurele dagbesteding bij verdachte ontbreekt. Verdachte stelt gemotiveerd te zijn voor gedragsverandering en staat open voor hulpverlening. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Straf
Gelet op de aard en ernst van het feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die worden opgelegd in soortgelijke zaken, de jonge leeftijd van verdachte, het advies van de reclassering en zijn bereidheid met hulpverlening te werken aan zijn toekomst. De rechtbank ziet, met name gezien de ernst van het feit, geen mogelijkheid de gevangenisstraf te beperken tot de duur van het voorarrest. Nu de rechtbank niet ziet welk doel een forse geldboete naast de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf in onderhavige zaak zou kunnen dienen, zal zij aan verdachte geen geldboete opleggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden is. Aan het voorwaardelijk strafdeel koppelt de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden zoals hierna opgenomen in het dictum van het vonnis.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden
hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Polluxstraat 114 te Eindhoven. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte verblijft in een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo spoedig mogelijk. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.M. Collombon, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. M.P.H. van Drunen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van Krevel, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 mei 2025.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 21 augustus 2024 te Bergen op Zoom, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine,
in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de
Opiumwet
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te
verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en/of
zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden
dat zij bestemd was/waren tot het plegen van het/die feit(en),
door
een of meer gasmasker(s) en/of
een grote hoeveelheid jerrycans, vaten en/of andersoortige
verpakkingen met daarin grote hoeveelheden chemicaliën en/of
grondstoffen
te weten
- 2100 liter, althans een hoeveelheid, formamide en/of
- 2900 liter, althans een hoeveelheid, fosforzuur en/of
- 29.5 liter, althans een hoeveelheid, benzylmethylketon (BMK) en/of
- 900 liter, althans een hoeveelheid, mierenzuur en/of
- 800 kilogram, althans een hoeveelheid, caustic soda
voorhanden te hebben;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 11b lid 1
Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet)