ECLI:NL:RBZWB:2025:2827

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
02-268839-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs (amfetamine)

Op 12 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 28 april 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M. Poirters, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte, geboren in 1987 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E. van de Rakt.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij de voorbereidingen voor de productie van amfetamine. Dit bleek uit de aanwezigheid van chemicaliën en gasmaskers in een loods, waar de verdachte op 21 augustus 2024 werd aangetroffen. De rechtbank stelde vast dat de verdachte wetenschap had van de aanwezige voorwerpen en stoffen, die onmiskenbaar geschikt waren voor de productie van amfetamine. De rechtbank achtte het medeplegen van het feit bewezen, gezien de nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank overwoog dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat zijn handelen bijdroeg aan de georganiseerde criminaliteit en de volksgezondheid schaadde. De beslissing berustte op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-268839-24
vonnis van de meervoudige kamer van 12 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg
raadsvrouw mr. E. van de Rakt, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 april 2025, waarbij de officier van justitie mr. M. Poirters en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen de productie van amfetamine heeft voorbereid en bevorderd door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Daarbij acht zij slechts de hoeveelheden formamide en fosforzuur bewezen zoals benoemd in het rapport van het LFO, te weten 1620 liter formamide en 2360 liter fosforzuur.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De in de loods aangetroffen telefoon kan niet aan verdachte worden toegeschreven. Daarnaast kan uit het DNA van verdachte op de gasmaskers geen criminele betrokkenheid worden afgeleid. De enkele aanwezigheid in de loods blijft over, maar daaruit volgt niet dat verdachte wist van of betrokken was bij de verweten voorbereidingshandelingen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat op 21 augustus 2024 een Poolse bestelbus is gecontroleerd, waarin pallets met chemicaliën werden aangetroffen. Op de etiketten van de pallets stond de naam Karcher. Het is bij verbalisant, tevens coördinator synthetische drugs, ambtshalve bekend dat deze merknaam regelmatig voorkomt op valse etiketten bij incidenten met drugslabs en opslagplaatsen. Volgens de laadpapieren was de chauffeur kort voor de controle op het [adres 1] geweest.
Later op diezelfde dag heeft de politie zicht genomen op de loods en woning op het perceel [adres 1] en [adres 2] . Op het moment dat een verbalisant via een raam de loods in keek, zag hij drie mannen rennen. Dit bleken verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te zijn. Verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] kwamen uit de richting van de doorgang van de woning.
De in de loods en in de Mercedes die in de loods stond aangetroffen stoffen zijn nader onderzocht. Uit onderzoek van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) volgt dat de aangetroffen chemicaliën zeer typisch zijn voor grootschalige vervaardiging van amfetamine met de Leuckartmethode.
Daarnaast zijn in de loods op de werkbank onder de achterste trap in een sporttas drie professionele gasmaskers aangetroffen. De sporttas en maskers roken naar de voor de verbalisanten ambtshalve bekende amfetaminegeur. Op alle drie de gasmaskers is op meerdere plaatsen DNA dat matcht met het DNA van [verdachte] aangetroffen.
Op diezelfde werkbank werd een iPhone 7 aangetroffen. Uit nader onderzoek naar deze telefoon bleek dat het eigen nummer [telefoonnummer] en de Apple-ID [e-mailadres] was. De berichten in de telefoon zijn verzonden onder de naam [bijnaam 1] . Verder werden in deze telefoon diverse notities aangetroffen, waaronder een notitie met goederen in combinatie met het adres [adres 1] . Uit de zoekgeschiedenis bleek dat onder andere werd gezocht naar materialen die worden gebruikt bij het opzetten en laten draaien van drugslabs.
Daarnaast is in de loods ook een iPhone 11 aangetroffen, waarbij in de hoes het rijbewijs van verdachte [medeverdachte 1] werd aangetroffen. Uit het onderzoek naar deze telefoon is gebleken dat het [telefoonnummer] in de contactlijst is opgeslagen onder de naam [bijnaam 2] , met daaraan gekoppeld de WhatsApp Push Name [bijnaam 1] . Ook is een Signal-groepsgesprek aangetroffen waar onder andere [bijnaam 1] en [bijnaam 3] (gekoppeld aan [medeverdachte 1] ) deel van uitmaakten. In dat gesprek wordt het [adres 3] genoemd als afleverlocatie. Dit adres is om de hoek van de [straat] .
Tussenconclusie
Gelet op de omstandigheid dat de iPhone 7 is aangetroffen in de loods waar verdachte aanwezig was, de Apple-ID gelijk is aan de Engelse vertaling van zijn achternaam, dat het telefoonnummer in de telefoon van [medeverdachte 1] is opgeslagen onder de naam [bijnaam 2] (zijnde de voornaam van verdachte) en de Push Name [bijnaam 1] die zowel in het Signalgesprek als op WhatsApp terugkomt, is de rechtbank van oordeel dat deze telefoon aan verdachte toebehoort.
Gelet op de aanwezigheid van verdachte in de loods waar de chemicaliën duidelijk zichtbaar aanwezig waren, het wegrennen voor de politie, het met zijn DNA matchend materiaal dat op verschillende plaatsen op drie (naar amfetamine ruikende) gasmaskers is aangetroffen en de gegevens uit zijn telefoon, is de rechtbank van oordeel dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de voorwerpen en stoffen en die ook voorhanden heeft gehad. Door het voorhanden hebben van deze voorwerpen en stoffen – die onmiskenbaar geschikt waren voor de productie van amfetamine – heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor die productie.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen bewezen kan worden verklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op woensdag 21 augustus 2024 alle drie zijn aangetroffen in de loods waar de voorwerpen en grote hoeveelheden chemicaliën voor de productie van amfetamine duidelijk zichtbaar aanwezig waren. [medeverdachte 2] was bij de loods bezig met het sleutelen aan een nummerplaat van een auto, die later in de loods is aangetroffen. Daar komt bij dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte deelnam aan een groepsgesprek met onder meer [medeverdachte 1] waarin werd gesproken over het klaarzetten van een productielocatie. Ook zegt verdachte in dat groepsgesprek twee dagen voorafgaand aan de aanhouding “stoffen vertrekken vandaag” en “woensdag binnen en knallen bro”. Uit de inhoud van de gesprekken volgt dat verdachte een coördinerende rol had. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake geweest van een gezamenlijke uitvoering en is de bijdrage van alle drie de verdachten van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden dan wel het bevorderen van de productie van amfetamine.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 21 augustus 2024 te Bergen op Zoom, tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van het/die feit(en),
door
gasmaskers en een grote hoeveelheid jerrycans, vaten en andersoortige verpakkingen met daarin grote hoeveelheden chemicaliën en/of grondstoffen
te weten
- 1620 liter formamide en
- 2360 liter fosforzuur en
- 29.5 liter benzylmethylketon (BMK) en
- 900 liter mierenzuur en
- 800 kilogram caustic soda
voorhanden te hebben.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
42 maanden met aftrek van voorarrest en een geldboete van € 15.000,-.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs. Hij is samen met de medeverdachten aangetroffen in de loods, waar op dat moment gasmaskers en een grote hoeveelheid chemicaliën aanwezig waren. Met die aanwezige stoffen zou een aanzienlijke hoeveelheid drugs kunnen worden geproduceerd. Het is algemeen bekend dat drugs, mede vanwege de verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Met zijn handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de productie en de daarop volgende handel van en in harddrugs, hetgeen vaak gepaard gaat met georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. Verder vindt verontreiniging van het milieu op grote schaal plaats doordat chemisch afval afkomstig uit drugslaboratoria in de natuur wordt gedumpt. Ook is de productie van en handel in harddrugs regelmatig oorzaak van geweld, waarmee ook nietsvermoedende burgers worden geconfronteerd.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank houdt verder rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor Opiumwetfeiten. In 2024 is verdachte in België nog veroordeeld voor soortgelijke feiten tot een gevangenisstraf van 3 jaar. Hieruit blijkt dat eerdere veroordelingen hem er niet van hebben weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Verder slaat de rechtbank acht op het reclasseringsadvies van 10 april 2025 dat over verdachte is opgesteld. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden, omdat zij vanwege de pro-criminele, sociaal wenselijke en berekenende houding van verdachte onvoldoende mogelijkheden zien om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
Straf
Gelet op de aard en ernst van het feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die worden opgelegd in soortgelijke zaken, het forse strafblad en de rol van verdachte. Nu de rechtbank niet ziet welk doel een forse geldboete naast de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf in onderhavige zaak zou kunnen dienen, zal zij aan verdachte geen geldboete opleggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden
hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.M. Collombon, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. M.P.H. van Drunen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van Krevel, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 mei 2025.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 21 augustus 2024 te Bergen op Zoom, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, venverken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine,
in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de
Opiumwet
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te
verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en/of
zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden
dat zij bestemd was/waren tot het plegen van het/die feit(en),
door
een of meer gasmasker(s) en/of
een grote hoeveelheid jerrycans, vaten en/of andersoortige
verpakkingen met daarin grote hoeveelheden chemicaliën en/of
grondstoffen
te weten
- 2100 liter, althans een hoeveelheid, formamide en/of
- 2900 liter, althans een hoeveelheid, fosforzuur en/of
- 29.5 liter, althans een hoeveelheid, benzylmethylketon (BMK) en/of
- 900 liter, althans een hoeveelheid, mierenzuur en/of
- 800 kilogram, althans een hoeveelheid, caustic soda
voorhanden te hebben;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 11b lid 1
Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet)