In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 8 mei 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Alphen-Chaam beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de woning van belanghebbende vastgesteld op € 570.000 per 1 januari 2022, en had het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. Belanghebbende stelde dat de waarde maximaal € 543.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft op 26 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij de heffingsambtenaar een taxatiematrix had overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde. De rechtbank oordeelt echter dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning schattenderwijs op € 550.000 moet worden vastgesteld, en verklaart het beroep gegrond. Dit heeft tot gevolg dat de aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) ook moet worden verlaagd. De heffingsambtenaar wordt veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten aan belanghebbende, die in totaal € 3.108 bedragen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.