ECLI:NL:RBZWB:2025:2831

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
11321774 CV EXPL 24-3270 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Swaanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van restant huurkoopsom en buitengerechtelijke incassokosten in het kader van een financial lease overeenkomst

In deze zaak vordert Volkswagen Pon Financial Services B.V. (hierna: Volkswagen Pon) betaling van een restant huurkoopsom van € 3.064,92, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente, van de gedaagde partij. De vordering is gebaseerd op een financial lease overeenkomst met betrekking tot een Mercedes-Benz A-klasse 180 Ambition uit 2013. Gedaagde heeft de maandelijkse termijnen niet voldaan en heeft de auto ingeleverd, waarna Volkswagen Pon de auto heeft verkocht en de opbrengst in mindering heeft gebracht op de huurkoopsom. Gedaagde erkent de hoofdsom en rente, maar verzet zich tegen de gevorderde incassokosten en proceskosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Volkswagen Pon niet aan haar substantieringsplicht heeft voldaan, maar dat dit geen gevolgen heeft voor de gedaagde, aangezien deze niet in zijn verdedigingsbelangen is geschaad. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de huurkoopsom en de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, waarbij de incassokosten zijn vastgesteld op het wettelijke tarief. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, omdat hij niet tijdig heeft voldaan aan zijn betalingsverplichtingen. Het vonnis is uitgesproken op 7 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11321774 \ CV EXPL 24-3270
Vonnis van 7 mei 2025
in de zaak van
VOLKSWAGEN PON FINANCIAL SERVICES B.V. H.O.D.N. "DUTCHFINANCE",
te Amersfoort,
eisende partij,
hierna te noemen: Volkswagen Pon,
gemachtigde: Jongejan & Wisseborn gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [bedrijf van gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- de conclusie van repliek, met producties,
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Volkswagen Pon vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] , tot betaling van € 3.674,56, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
Volkswagen Pon legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. Tussen partijen bestaat een financial lease (huurkoop) overeenkomst, met betrekking tot een Mercedes-Benz A-klasse 180 Ambition uit 2013 (hierna: de auto), met een looptijd van
48 maanden. [gedaagde] is de overeenkomst aangegaan in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf en heeft zich verbonden de aanschafprijs, vermeerderd met een overeengekomen kredietvergoeding in termijnen te voldoen. [gedaagde] is in gebreke gebleven met de voldoening van deze maandelijkse termijnen, waarop Volkswagen Pon de teruggave van de auto en betaling van de gehele vordering heeft geëist. Nadat [gedaagde] de auto heeft ingeleverd, is deze door Volkswagen Pon verkocht. De opbrengst van de auto is in mindering gebracht op de resterende huurkoopsom. Volkswagen Pon vordert betaling van de resterende huurkoopsom van € 3.064,92, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten van € 556,29 alsmede de wettelijke handelsrente, welke berekend tot en met 29 augustus 2024 € 53,35 bedraagt.
2.3.
[gedaagde] erkent de verschuldigdheid van de hoofdsom en rente en is bereid deze te voldoen door middel van een betalingsregeling. Hij verzet zich tegen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

Substantieringsplicht
3.1.
Met een beroep op artikel 111 lid 3 Rv heeft [gedaagde] aangevoerd dat Volkswagen Pon niet aan haar substantieringsplicht voldoet omdat zij heeft nagelaten relevante correspondentie, waaronder de door [gedaagde] verzonden e-mail van 17 juli 2024, toe te voegen aan de dagvaarding.
3.2.
De in artikel 111 lid 3 Rv opgenomen substantieringsplicht ziet op het melden van bij eiser bekende verweren van de gedaagde alsmede het noemen van de bewijsmiddelen waarover eiser beschikt teneinde mogelijk betwiste gronden van de eis te staven. Voor zover er sprake zou zijn van schending van de substantieringsplicht, wordt opgemerkt dat de wet aan het niet voldoen aan dit vereiste geen andere consequentie verbindt dan dat de rechter daaraan de gevolgen kan verbinden die zij geraden acht.
3.3.
Vastgesteld wordt dat Volkswagen Pon inderdaad heeft verzuimd het verweer van [gedaagde] in de dagvaarding te vermelden, dan wel de e-mail van 17 juli 2024 waarin dit verweer is opgenomen, als productie bij te voegen. De kantonrechter zal hier echter geen gevolgen aan verbinden nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] hierdoor in zijn verdedigingsbelangen is geschaad.
Hoofdsom
3.4.
[gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de restant huurkoopsom van € 3.064,92 niet weersproken. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de reeds vervallen en nog te vervallen wettelijke handelsrente.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.5.
Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten geldt dat [gedaagde] de overeenkomst met Volkswagen Pon is aangegaan in het kader van de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, zodat de overeenkomst tussen partijen dient te worden aangemerkt als handelsovereenkomst als bedoeld in artikel 6:119a lid 1 BW. Niet in geschil is dat de tussen partijen overeengekomen betalingstermijn is verstreken. Op grond van het bepaalde in artikel 6:96 lid 4 BW is [gedaagde] ook zonder aanmaning incassokosten verschuldigd. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief. In dit geval is dat een bedrag van € 522,11.
Proceskostenveroordeling
3.6.
Ten aanzien van de gevorderde proceskostenveroordeling heeft [gedaagde] aangevoerd hij onvoldoende in de gelegenheid is gesteld de zaak in der minne op te lossen. De kantonrechter begrijpt uit dit verweer dat [gedaagde] meent dat hij rauwelijks is gedagvaard. Dit verweer wordt verworpen. Gebleken is dat [gedaagde] voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding meermaals door Volkswagen Pon en haar incassogemachtigde is aangeschreven de openstaande vordering te voldoen. Hoewel [gedaagde] de ontvangst van het merendeel van de brieven heeft weersproken, had het hem duidelijk kunnen en moeten zijn hij nog een bedrag verschuldigd was aan Volkswagen Pon. In dat kader wijst de kantonrechter op de brief van 11 juli 2024, waarin [gedaagde] is aangeschreven het totaal verschuldigde bedrag binnen vijf dagen te voldoen. Vast staat dat [gedaagde] deze brief heeft ontvangen en niet tot betaling is overgegaan. Van rauwelijks dagvaarden is dus geen sprake, ook niet wanneer de brieven van 18 juli en 18 augustus 2024 [gedaagde] niet zouden hebben bereikt. Het voorgaande leidt ertoe dat [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij zal worden veroordeeld in de proceskosten.
3.7.
De proceskosten van Volkswagen Pon worden als volgt begroot, met dien verstande dat als vergoeding van kosten voor raadpleging van het digitaal beslagregister niet meer wordt toegekend dan het in dit geval redelijke bedrag van € 0,55 (exclusief btw), en voor een uittreksel uit de Basisregistratie Personen niet meer dan het gebruikelijke forfaitaire bedrag van € 0,62 (exclusief btw):
- kosten van de dagvaarding
137,38
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.228,38
3.8.
Het treffen van een betalingsregeling is een aangelegenheid tussen partijen. De kantonrechter kan hierin niet treden.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] , om aan Volkswagen Pon te betalen een bedrag van € 3.640,38, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 3.064,92, vanaf
30 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.228,38, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Swaanen en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025.