Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.De procedure
3.De feiten
Bij deze de bevestiging dat we naast je arbeidsovereenkomst die 01-06-2023 in zal gaan, ook afspraken gaan vastleggen rondom de provisie.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een voormalig werknemer en zijn werkgever over de betaling van provisie. De werknemer, die per 31 augustus 2024 uit dienst is getreden, vorderde een bedrag van € 4.492,05 aan provisie, samen met wettelijke verhogingen en buitengerechtelijke incassokosten. De werknemer stelde dat er een provisieregeling was overeengekomen in een brief van de werkgever van 31 mei 2023, waarin werd bevestigd dat hij recht had op een provisie van 3% over de gerealiseerde omzet van nieuw te werven opdrachtgevers. De werkgever betwistte echter dat er een dergelijke overeenkomst tot stand was gekomen.
De kantonrechter oordeelde dat de werknemer niet hoefde te begrijpen dat er aanvullende eisen golden voor de provisieaanspraak en dat hij mocht verwachten dat hij de afgesproken provisie zou ontvangen. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de provisie toegewezen, evenals de wettelijke rente over dit bedrag. De gevorderde wettelijke verhoging werd gematigd tot nihil, omdat de arbeidsovereenkomst inmiddels was geëindigd. Daarnaast werd de werkgever veroordeeld tot het verstrekken van een bruto/netto specificatie van het te betalen bedrag aan provisie, met een dwangsom voor het geval deze specificatie niet tijdig zou worden verstrekt. De werkgever werd ook veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, die in totaal € 1.200,42 bedroegen.