In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 mei 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) vanwege een te late beslissing op haar bezwaar. Eiseres had op 20 maart 2024 bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het UWV van 15 maart 2024, waarin haar WIA-uitkering per 5 april 2024 werd geweigerd. De rechtbank oordeelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist, wat leidt tot een gegrond beroep. De rechtbank maakt gebruik van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om zonder zitting uitspraak te doen. De rechtbank stelt vast dat eiseres het UWV op 5 december 2024 in gebreke heeft gesteld, waarna de beslistermijn is overschreden.
De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen twee weken na de uitspraak een nieuw besluit moet nemen, maar geeft het UWV een termijn van een maand om dit te doen, rekening houdend met de noodzaak voor een zorgvuldige heroverweging. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van € 453,50 voor proceskosten, en het UWV moet het griffierecht van € 53,- aan eiseres vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen.