In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vervangende toestemming voor een paspoort en een buitenlandse reis voor een minderjarige. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H. Mink, verzocht de rechtbank om de toestemming van de man, de vader van de minderjarige, te vervangen door de toestemming van de kinderrechter. De minderjarige, geboren in 2011, woont bij de vrouw en beide ouders hebben gezamenlijk gezag over haar.
De vrouw verzocht om toestemming voor de aanvraag van een paspoort en voor een buitenlandse reis naar Engeland van 29 mei 2025 tot en met 1 juni 2025. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.V. de Nooijer, heeft echter op 28 april 2025 aangegeven in te stemmen met de verzoeken van de vrouw. Hierdoor was er geen noodzaak voor een mondelinge behandeling, en de vrouw heeft op 30 april 2025 haar verzoeken ingetrokken, aangezien de man zijn toestemming had verleend en de benodigde formulieren had ondertekend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat, nu de vrouw haar verzoeken heeft ingetrokken, deze verzoeken niet meer beoordeeld hoeven te worden. De rechtbank heeft daarom de verzoeken van de vrouw afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Vork. Indien hoger beroep mogelijk is, kan dit binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.