ECLI:NL:RBZWB:2025:2872

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
02-034297-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring belaging met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging. De verdachte heeft in de periode van 16 juli 2022 tot en met 17 augustus 2023 herhaaldelijk contact gezocht met het slachtoffer, ondanks dat deze herhaaldelijk had aangegeven geen contact te willen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte e-mails, sms'jes, filmpjes, parfum en gevulde condooms naar het slachtoffer heeft gestuurd, wat heeft geleid tot een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte als belaging gekwalificeerd kunnen worden volgens artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie had een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden geëist, met een proeftijd van twee jaar en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft deze straf opgelegd, waarbij ook rekening is gehouden met de impact van de belaging op het slachtoffer. De verdachte is schuldig bevonden aan belaging, maar is vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, waaronder het aanmaken van een vals Facebookprofiel van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de opgelegde straf als passend en geboden beschouwd, gezien de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-034297-24
vonnis van de meervoudige kamer van 13 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1981 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
wonende te [adres] ,
raadsman mr. J.C. Sneep, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 april 2025, waarbij de officier van justitie mr. A. Verhoeven en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 13 juli 2022 tot en met 17 augustus 2023 [slachtoffer] heeft belaagd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft belaagd in de periode van 16 juli 2022 tot en met 17 augustus 2023. Ten aanzien van het aanmaken van een (vals) facebookprofiel van [slachtoffer] verzoekt zij verdachte vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van het versturen van gebruikte en/of gevulde condooms, het sturen van sms’jes, brieven en foto’s en het aanmaken van een (vals) facebookprofiel van [slachtoffer] . Verder dient de ten laste gelegde periode ingekort te worden, zodat deze loopt tot oktober 2022.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte en [slachtoffer] hebben elkaar in 2021 leren kennen via volleybal, waarna er een vriendschap tussen hen ontstond. Verdachte heeft [slachtoffer] geholpen met de verbouwing van haar huis en volgens hem ontstond er in die periode een relatie tussen hen. Volgens [slachtoffer] hebben zij en verdachte nooit een relatie gehad. In juni 2022 is er onenigheid tussen verdachte en [slachtoffer] ontstaan over een vakantie, waarna verdachte medio juli 2022 is gestart met het sturen van een grote hoeveelheid e-mails aan [slachtoffer] . Daarnaast heeft hij haar filmpjes, (gevulde) condooms, en een fles parfum gestuurd. Het laatste filmpje is op 17 augustus 2023 naar [slachtoffer] gestuurd. [slachtoffer] heeft verdachte al op 16 juli 2022 te kennen gegeven dat zij niet was gediend van de contactpogingen van verdachte en de politie heeft op 21 september 2022 een stopgesprek met hem gevoerd.
Welke handelingen heeft verdachte verricht?
Verdachte bekent dat hij de voornoemde e-mails, twee sms’jes en filmpjes en de fles parfum naar [slachtoffer] heeft gestuurd. Hij ontkent dat hij haar gevulde condooms, meer sms’jes, brieven en foto’s heeft gestuurd en dat hij een (vals) Facebookprofiel van [slachtoffer] heeft aangemaakt.
De rechtbank is ten aanzien van de gevulde condooms van oordeel dat verdachte ook deze naar [slachtoffer] heeft gestuurd. Daartoe overweegt zij dat uit het DNA-onderzoek naar voren komt dat het DNA van verdachte is aangetroffen op de buitenzijde van en knoop in het condoom. Het alternatieve scenario van verdachte, dat [slachtoffer] de condooms na hun eerdere intieme momenten in de relatie heeft bewaard, schuift de rechtbank als onaannemelijk terzijde. Verdachte heeft verklaard dat hij en [slachtoffer] in mei of juni 2022 voor het laatst seks met elkaar hebben gehad. De condooms zijn pas in september 2022 door [slachtoffer] overgelegd en bovendien heeft [slachtoffer] verklaard dat zij nooit seks met verdachte heeft gehad. Daarnaast is alleen het DNA van verdachte op de buitenzijde van de condooms aangetroffen en niet aan de binnenzijde of in de inhoud van de condooms. Verder is er geen sprake van een DNA-mengprofiel, wat waarschijnlijk wel het geval was geweest als [slachtoffer] de condooms zou hebben bewaard en dus aangeraakt.
Ten aanzien van de sms’jes die [slachtoffer] heeft ontvangen, is de rechtbank eveneens van oordeel dat deze van verdachte afkomstig zijn. Verdachte heeft in de door hem verstuurde e-mails immers verwezen naar de verstuurde sms’jes door [slachtoffer] te e-mailen “Sorry, dit is hoe ik deze e-mails, sms-berichten schrijf”. Ter zitting heeft verdachte toegegeven dat hij daarover inderdaad sms’jes heeft gestuurd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat verdachte ook via sms’jes contact heeft gezocht met [slachtoffer] . Dat verdachte naar eigen zeggen geblokkeerd was door [slachtoffer] doet daar niets aan af, temeer nu de sms-berichten met verschillende telefoonnummers zijn verstuurd.
Voor wat betreft de ten laste gelegde verstuurde brieven en foto’s overweegt de rechtbank dat, hoewel de berichten passen in de tijdlijn en qua toon en inhoud ook passen bij de verstuurde e-mails, onvoldoende vast kan worden gesteld dat het verdachte is geweest die de brieven en foto’s naar [slachtoffer] heeft verstuurd. Zij spreekt verdachte dan ook vrij van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van het aanmaken van een (vals) Facebookprofiel van [slachtoffer] is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat, dat verdachte het profiel heeft aangemaakt. Zij zal verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Is het handelen van verdachte aan te merken als belaging?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de hiervoor beschreven handelingen van verdachte kunnen worden gekwalificeerd als belaging in de zin van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Van belaging is sprake als een verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van een ander om die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel vrees aan te jagen. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, Sr zijn verschillende factoren van belang. Het gaat daarbij om de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van een slachtoffer.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte, door de inhoud en de frequentie van de e-mails, sms’jes en filmpjes en door het versturen van parfum en gevulde condooms, als beledigend, claimend en obsessief dient te worden aangemerkt. Het contact vanuit verdachte overstijgt ieder te verwachten en/of normaal contact tussen hem en [slachtoffer] . Verdachte is [slachtoffer] blijven benaderen, zelfs nadat zij al snel kenbaar heeft gemaakt daar niet van gediend te zijn en zelfs nadat de politie met hem een stopgesprek heeft gevoerd. Verdachte had ook het oogmerk om [slachtoffer] te dwingen het contact te dulden. Immers, hij heeft haar in een e-mail van 1 augustus 2022 geschreven “misschien val ik je lastig” en heeft vervolgens nog lange tijd contact met haar gezocht. De rechtbank is van oordeel dat de aard, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van verdachte tezamen, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van [slachtoffer] zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest met het oogmerk haar te dwingen iets te dulden (het aanvaarden van contact) en vrees aan te jagen. De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.
Gedurende welke periode heeft verdachte [slachtoffer] belaagd?
Ten aanzien van de ten laste gelegde periode is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat de periode vanaf 16 juli 2022 kan worden bewezen omdat [slachtoffer] verdachte op die datum kenbaar heeft gemaakt dat hij moest stoppen met het zoeken van contact. Ten aanzien van de einddatum heeft de verdediging aangevoerd dat de periode ingeperkt dient te worden tot medio oktober 2022, omdat in de rest van de ten laste gelegde periode niet stelselmatig en intensief contact is gezocht met [slachtoffer] . De rechtbank gaat daar niet in mee. Hoewel verdachte aan het einde van de ten laste gelegde periode minder in aantal en minder frequent contact heeft gezocht met [slachtoffer] , is alsnog sprake van een voortdurend zoeken van contact.
Conclusie
Alles afwegende acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de belaging van [slachtoffer] in de periode van 16 juli 2022 tot en met 17 augustus 2023 door [slachtoffer] e-mails, sms’jes, filmpjes, parfum en gevulde condooms te sturen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 16 juli 2022 tot en met 17 augustus 2023 in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- naar het adres van die [slachtoffer] gevulde condooms te sturen en
- die [slachtoffer] meerdere e-mails te sturen en
- die [slachtoffer] meerdere sms'jes te sturen en
- die [slachtoffer] meerdere filmpjes (via google foto's) te sturen en
- een flesje parfum te sturen naar het woonadres van die [slachtoffer]
met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 120 uren en een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daaraan als bijzondere voorwaarde gekoppeld een contactverbod met [slachtoffer] .
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld een contactverbod met [slachtoffer] . De verdediging voert aan dat een taakstraf de meest passende strafmodaliteit is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan belaging van [slachtoffer] door haar op verschillende manieren te benaderen. Daarmee heeft verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid en levenssfeer van [slachtoffer] en haar gevoelens van angst en onrust bezorgd. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer] blijkt dat zij zich niet veilig voelt, zowel in haar woning als daarbuiten. Daarnaast maakt ze zich zorgen over de veiligheid van haar dochter. Verder heeft ze verklaard niet meer de vrolijke en actieve persoon te zijn die ze voorheen was en dat ze door het handelen van verdachte veel vrienden is kwijtgeraakt.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit volgt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. De reclassering heeft geen rapportage over verdachte kunnen opmaken, omdat verdachte het niet nodig vond om daaraan mee te werken. Verdachte is ter zitting verschenen, maar heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en heeft er geen blijk van gegeven de ernst van het feit in te zien.
Strafoplegging
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank enerzijds rekening met het tijdsverloop en het feit dat verdachte na het bewezen verklaarde feit niet meer in aanraking is gekomen met politie en justitie. Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte [slachtoffer] gedurende een langere periode heeft belaagd middels een variëteit aan middelen, waaronder het sturen van gevulde condooms. Verdachte ziet bovendien de ernst van zijn handelen niet in. Gelet op het voorgaande en de impact die het feit op [slachtoffer] heeft gehad, acht de rechtbank een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Voor wat betreft de hoogte zoekt zij aansluiting bij de straf zoals geëist door de officier van justitie. De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf van 120 uren en een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Zij verbindt daaraan als bijzondere voorwaarde, dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt met [slachtoffer] .

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 285b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
belaging;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat, indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
1. dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1986, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
3. dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. J.F.C. Janssen en mr. drs. J.M.J.C. Paijmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 mei 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij in of omstreeks 13 juli 2022 tot en met 17 augustus 2023 te [plaats] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- naar het adres van die [slachtoffer] (gebruikte en/of gevulde) condooms te sturen, en/of
- die [slachtoffer] een of meerdere e-mails te sturen, en/of
- die [slachtoffer] een of meerdere sms'jes te sturen, en/of
- die [slachtoffer] een of meerdere brieven en/of foto's te sturen, en/of
- die [slachtoffer] een of meerdere filmpjes (via google foto's) te sturen, en/of
- een (vals) facebookprofiel aan te maken van die [slachtoffer] , en/of
- een flesje parfum te sturen naar het woonadres van die [slachtoffer]
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )