4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte en [slachtoffer] hebben elkaar in 2021 leren kennen via volleybal, waarna er een vriendschap tussen hen ontstond. Verdachte heeft [slachtoffer] geholpen met de verbouwing van haar huis en volgens hem ontstond er in die periode een relatie tussen hen. Volgens [slachtoffer] hebben zij en verdachte nooit een relatie gehad. In juni 2022 is er onenigheid tussen verdachte en [slachtoffer] ontstaan over een vakantie, waarna verdachte medio juli 2022 is gestart met het sturen van een grote hoeveelheid e-mails aan [slachtoffer] . Daarnaast heeft hij haar filmpjes, (gevulde) condooms, en een fles parfum gestuurd. Het laatste filmpje is op 17 augustus 2023 naar [slachtoffer] gestuurd. [slachtoffer] heeft verdachte al op 16 juli 2022 te kennen gegeven dat zij niet was gediend van de contactpogingen van verdachte en de politie heeft op 21 september 2022 een stopgesprek met hem gevoerd.
Welke handelingen heeft verdachte verricht?
Verdachte bekent dat hij de voornoemde e-mails, twee sms’jes en filmpjes en de fles parfum naar [slachtoffer] heeft gestuurd. Hij ontkent dat hij haar gevulde condooms, meer sms’jes, brieven en foto’s heeft gestuurd en dat hij een (vals) Facebookprofiel van [slachtoffer] heeft aangemaakt.
De rechtbank is ten aanzien van de gevulde condooms van oordeel dat verdachte ook deze naar [slachtoffer] heeft gestuurd. Daartoe overweegt zij dat uit het DNA-onderzoek naar voren komt dat het DNA van verdachte is aangetroffen op de buitenzijde van en knoop in het condoom. Het alternatieve scenario van verdachte, dat [slachtoffer] de condooms na hun eerdere intieme momenten in de relatie heeft bewaard, schuift de rechtbank als onaannemelijk terzijde. Verdachte heeft verklaard dat hij en [slachtoffer] in mei of juni 2022 voor het laatst seks met elkaar hebben gehad. De condooms zijn pas in september 2022 door [slachtoffer] overgelegd en bovendien heeft [slachtoffer] verklaard dat zij nooit seks met verdachte heeft gehad. Daarnaast is alleen het DNA van verdachte op de buitenzijde van de condooms aangetroffen en niet aan de binnenzijde of in de inhoud van de condooms. Verder is er geen sprake van een DNA-mengprofiel, wat waarschijnlijk wel het geval was geweest als [slachtoffer] de condooms zou hebben bewaard en dus aangeraakt.
Ten aanzien van de sms’jes die [slachtoffer] heeft ontvangen, is de rechtbank eveneens van oordeel dat deze van verdachte afkomstig zijn. Verdachte heeft in de door hem verstuurde e-mails immers verwezen naar de verstuurde sms’jes door [slachtoffer] te e-mailen “Sorry, dit is hoe ik deze e-mails, sms-berichten schrijf”. Ter zitting heeft verdachte toegegeven dat hij daarover inderdaad sms’jes heeft gestuurd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat verdachte ook via sms’jes contact heeft gezocht met [slachtoffer] . Dat verdachte naar eigen zeggen geblokkeerd was door [slachtoffer] doet daar niets aan af, temeer nu de sms-berichten met verschillende telefoonnummers zijn verstuurd.
Voor wat betreft de ten laste gelegde verstuurde brieven en foto’s overweegt de rechtbank dat, hoewel de berichten passen in de tijdlijn en qua toon en inhoud ook passen bij de verstuurde e-mails, onvoldoende vast kan worden gesteld dat het verdachte is geweest die de brieven en foto’s naar [slachtoffer] heeft verstuurd. Zij spreekt verdachte dan ook vrij van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van het aanmaken van een (vals) Facebookprofiel van [slachtoffer] is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat, dat verdachte het profiel heeft aangemaakt. Zij zal verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Is het handelen van verdachte aan te merken als belaging?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de hiervoor beschreven handelingen van verdachte kunnen worden gekwalificeerd als belaging in de zin van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Van belaging is sprake als een verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van een ander om die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel vrees aan te jagen. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, Sr zijn verschillende factoren van belang. Het gaat daarbij om de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van een slachtoffer.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte, door de inhoud en de frequentie van de e-mails, sms’jes en filmpjes en door het versturen van parfum en gevulde condooms, als beledigend, claimend en obsessief dient te worden aangemerkt. Het contact vanuit verdachte overstijgt ieder te verwachten en/of normaal contact tussen hem en [slachtoffer] . Verdachte is [slachtoffer] blijven benaderen, zelfs nadat zij al snel kenbaar heeft gemaakt daar niet van gediend te zijn en zelfs nadat de politie met hem een stopgesprek heeft gevoerd. Verdachte had ook het oogmerk om [slachtoffer] te dwingen het contact te dulden. Immers, hij heeft haar in een e-mail van 1 augustus 2022 geschreven “misschien val ik je lastig” en heeft vervolgens nog lange tijd contact met haar gezocht. De rechtbank is van oordeel dat de aard, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van verdachte tezamen, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van [slachtoffer] zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest met het oogmerk haar te dwingen iets te dulden (het aanvaarden van contact) en vrees aan te jagen. De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.
Gedurende welke periode heeft verdachte [slachtoffer] belaagd?
Ten aanzien van de ten laste gelegde periode is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat de periode vanaf 16 juli 2022 kan worden bewezen omdat [slachtoffer] verdachte op die datum kenbaar heeft gemaakt dat hij moest stoppen met het zoeken van contact. Ten aanzien van de einddatum heeft de verdediging aangevoerd dat de periode ingeperkt dient te worden tot medio oktober 2022, omdat in de rest van de ten laste gelegde periode niet stelselmatig en intensief contact is gezocht met [slachtoffer] . De rechtbank gaat daar niet in mee. Hoewel verdachte aan het einde van de ten laste gelegde periode minder in aantal en minder frequent contact heeft gezocht met [slachtoffer] , is alsnog sprake van een voortdurend zoeken van contact.
Conclusie
Alles afwegende acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de belaging van [slachtoffer] in de periode van 16 juli 2022 tot en met 17 augustus 2023 door [slachtoffer] e-mails, sms’jes, filmpjes, parfum en gevulde condooms te sturen.