De tbs-instelling heeft geadviseerd de tbs te verlengen met twee jaar. Daartoe is het volgende aangevoerd.
Bij betrokkene is sprake van schizofrenie en een autismespectrumstoomis. Ook is sprake
van een stoornis in het gebruik van cannabis (ernstig), cocaïne (licht), alcohol (licht) en
amfetamine (licht). Het gebruik van cocaïne is in remissie, maar het gebruik
van cannabis, alcohol en amfetamine niet.
Op belangrijke levensterreinen, zoals wonen, dagbesteding en relatie, functioneert
betrokkene moeizaam en heeft hij blijvend ondersteuning nodig. Daarnaast is sprake van
recidiverende stemmingsklachten met een gebrekkig zelfvertrouwen, depressieve
kenmerken zich uitend in wanhoop, ervaren uitzichtloosheid en anhedonie.
De tbs-instelling schat het recidiverisico bij een voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel in op hoog. Tot op heden is er nog niets geregeld op het gebied van leefomstandigheden, professionele ondersteuning en plannen. Voor betrokkene is een rustig en voorspelbaar klimaat met veel begeleiding en toezicht alsook beperkte vrijheden van belang om psychiatrisch stabiel te blijven functioneren. Gelet op de problematiek van betrokkene is het realistisch om te veronderstellen dat hij blijvend (incidenteel) positief zal scoren op het gebruik van cannabis, alcohol en/of harddrugs.
Betrokkene verblijft opnieuw op de pré-resocialisatieafdeling [afdeling] , gelegen binnen de beveiligde ring van de tbs-kliniek. Hij laat zich niet altijd goed bijsturen, maar binnen het huidige tbs-kader bestaat wel overeenstemming over de noodzaak voor blijvend gebruik van zijn antipsychotische medicatie. De copingvaardigheden van betrokkene schieten tekort om adequaat te reageren op stresserende omstandigheden. Spanningen zijn duidelijk zichtbaar voor zijn begeleiding en kunnen daarmee ook tijdig gecoupeerd worden, zodat een gevaarzettende dynamiek kan worden voorkomen. Indien het tbs-kader ontbreekt, is het de inschatting dat betrokkene het risicomanagement direct ondermijnt en dat hij direct zal terugvallen in middelengebruik met een gevaarzettende dynamiek als gevolg. De reeds mislukte resocialisatiepogingen laten eveneens zien dat wanneer betrokkene iets meer vrijheid wordt gegeven, hij direct vervalt in het gebruik van en handel in drugs. Het meest recente resocialisatietraject, richting de reguliere GGZ, is daardoor ook gestrand. Een verblijf binnen een FPC of een vervolgplek met een verhoogd beveiligingsniveau waar betrokkene langdurig kan verblijven, ligt in de rede. Bij veel vervolgplekken is actueel middelengebruik echter een exclusiecriterium voor opname, waardoor uitplaatsing van betrokkene lastig is en een impasse daarmee op de loer ligt.