ECLI:NL:RBZWB:2025:2880

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
03-170457-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van gezag door politieambtenaar met valsheid in geschrifte en computervredebreuk

In deze strafzaak is een politieambtenaar, geboren in 1988, beschuldigd van misbruik van gezag, meineed en computervredebreuk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen hulpofficieren van justitie op basis van valse informatie machtigingen tot binnentreden in woningen heeft laten ondertekenen. Dit gebeurde zonder toestemming van de bewoners en zonder rechtsgrond. De verdachte is vrijgesproken van het binnentreden van een woning, maar is wel veroordeeld voor het misbruik van gezag en het opmaken van valse processen-verbaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 24 oktober 2018 en 15 maart 2019, als politieambtenaar, meerdere woningen heeft betreden en doorzocht zonder de vereiste toestemming en machtiging. Daarnaast heeft hij computervredebreuk gepleegd door onterecht toegang te verkrijgen tot vertrouwelijke politie-informatie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een gevangenisstraf van drie maanden, waarbij rekening is gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de zaak op zijn leven. De benadeelde partij heeft zich gevoegd, maar haar vordering is niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 03-170457-21
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 mei 2025
in de strafzaak tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ,
raadsman mr. B. Damen, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 en 16 april 2025, waarbij de officier van justitie, mr. E.G.J. Heldens, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
  • feit 1: als politieambtenaar samen met anderen misbruik heeft gemaakt van zijn gezag door hulpofficieren van justitie op grond van onjuiste informatie machtigingen tot binnentreden in woningen te laten ondertekenen, zonder uitdrukkelijke toestemming van de bewoners en zonder machtiging tot binnentreden woningen te betreden en te doorzoeken en processen-verbaal in strijd met de waarheid op te maken;
  • feit 2: opzettelijk een valse verklaring heeft afgelegd in een op ambtseed of -belofte opgemaakt proces-verbaal. Dit is subsidiair ten laste gelegd als valsheid in geschrifte;
  • feit 3: als politieambtenaar samen met anderen misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid bij het binnentreden van de woning aan [adres 2] te [plaats 1] ;
  • feit 4: computervredebreuk heeft gepleegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat alle ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn als bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
4.3.2.1
Algemene overwegingen
Uitlezen diensttelefoons
Naar aanleiding van signalen over een drietal wijkagenten van het basisteam [team] dat zich zou bedienen van een houding en van gedrag dat niet hoort bij een professioneel politieambtenaar, heeft de plaatsvervangend politiechef van de Eenheid Limburg op 10 april 2019 namens de korpschef van politie aan het team Veiligheid Integriteit & Klachten (VIK) van de politie Eenheid Limburg opdracht gegeven tot het instellen van een oriënterend onderzoek, als bedoeld in het ´Protocol: onderzoek in disciplinaire zaken politie 2018´. In dat kader zijn door het VIK onder meer de diensttelefoons van verdachten - die eigendom waren van de politie - ingenomen op het moment dat zij werden geschorst. Deze diensttelefoons zijn niet strafrechtelijk in beslag genomen. In het kader van het VIK-onderzoek zijn de telefoons onderzocht door Team Digitale Opsporing. Binnen een VIK-onderzoek gelden de regels van het Wetboek van Strafrecht of het Wetboek van Strafvordering waar het gaat om het innemen en uitlezen van telefoons niet. Gesteld noch gebleken is dat deze gang van zaken onrechtmatig is geweest. Het dossier bevat het overdrachtsproces-verbaal van 5 september 2019 van het VIK aan de Rijksrecherche. Uit dit proces-verbaal blijkt dat met deze overdracht tevens de whatsappberichten ter beschikking zijn gesteld. De rechtbank concludeert op grond hiervan dat geen sprake is van een situatie als bedoeld in het Smartphone II-arrest in samenhang bezien met het Landeck-arrest. De gegevens waren immers al in het kader van het VIK-onderzoek vastgesteld. Bovendien is van belang dat hier sprake is van gegevens uit diensttelefoons, waardoor inzage in deze gegevens in beginsel niet een min of meer compleet beeld geeft van bepaalde aspecten van het persoonlijke leven van de gebruiker van de telefoon. Er zijn geen aanknopingspunten om te oordelen dat dat in dit geval anders ligt. Ook om die reden acht de rechtbank geen sprake van een vormverzuim op grond waarvan niet-ontvankelijkheid van het OM zou moeten volgen.
De overdrachtsrapportage is volgens het VIK opgemaakt om de Rijksrecherche richting te geven naar mogelijk strafrechtelijk verwijtbaar handelen op basis van de eerste indicaties uit het disciplinair onderzoek, alsmede om in opdracht van het bevoegd gezag de tot dan toe verzamelde gegevens te verstrekken. Vervolgens is de Rijksrecherche een strafrechtelijk onderzoek gestart, terwijl het disciplinaire traject daarnaast is voortgezet. De rechtbank ziet in deze gang van zaken geen onrechtmatigheden die tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie zouden moeten leiden, zoals door de verdediging bepleit. De verweren van de verdediging worden dan ook verworpen.
Feit 1 onvoldoende verfeitelijkt
De verdediging heeft aangevoerd dat het onder 1 laste gelegde onvoldoende is verfeitelijkt. Dit zou tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie moeten leiden.
De rechtbank stelt voorop dat schending van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) leidt tot (gedeeltelijke) nietigheid van de dagvaarding en niet tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Uit artikel 261 Sv volgt dat het strafrechtelijk verwijt dat verdachte wordt gemaakt voldoende moet worden verfeitelijkt, zodat alle procesdeelnemers weten waar zij hun aandacht op moeten richten tijdens het proces. In de dagvaarding staan onder drie gedachtestreepjes de aan verdachten verweten gedragingen vermeld onder verwijzing naar vijf zaaksdossiers. Naar het oordeel van de rechtbank is de dagvaarding, gelezen in samenhang met het dossier, voldoende duidelijk en begrijpelijk; er blijkt uit wat verdachte en de medeverdachten wordt verweten en waartegen zij zich dienen te verweren. Dat het voor verdachte en de medeverdachten duidelijk is geweest waartegen zij zich dienden te verdedigen, blijkt mede uit hetgeen ter terechtzitting door en namens verdachte en de medeverdachten ter verdediging naar voren is gebracht. Er is dan ook voldaan aan de eisen van artikel 261 Sv. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Medeplegen feit 1
De rechtbank heeft geconstateerd dat meerdere zaaksdossiers ten grondslag liggen aan het ten laste gelegde feit. De rechtbank stelt echter vast dat niet elke verdachte in dit onderzoek in elk zaaksdossier betrokken is geweest. Evenmin blijkt van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de zaaksdossiers in onderling verband. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat sprake was van medeplegen van alle verdachten ten aanzien van alle ten laste gelegde zaaksdossiers. De verdachten die niet voorkomen in een zaaksdossier zullen daarom voor dat zaaksdossier partieel worden vrijgesproken van het in dat kader ten laste gelegde. Dat betekent echter niet zonder meer dat binnen een zaaksdossier geen sprake kan zijn van medeplegen; de rechtbank zal dit per zaaksdossier beoordelen.
Op grond van het hiervoor overwogene zal verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde partieel worden vrijgesproken van zaaksdossier 2 ( [adres 3] te [plaats 2] ).
4.3.2.2
Zaaksdossier 4 ( [adres 2] te [plaats 1] )
Machtigingen aanvragen op basis van valse en onjuiste informatie (feit 1)
De rechtbank concludeert dat verdachte - nadat hij op 17 januari 2018 om 09.46 uur aan [verbalisant] heeft gestuurd dat hij melding bij Meld Misdaad Anoniem (MMA) zal doen van een wietlucht rondom de woning aan [adres 2] te [plaats 1] – deze melding, die op 17 januari 2018 door MMA is ontvangen, ook heeft gedaan. Uit het door verdachte gestuurde bericht dat hij ‘niet goed weet hoe [persoon 1] reageert als iemand buiten z’n boekje gaat’ blijkt naar het oordeel van de rechtbank temeer dat verdachte zelf de MMA-melding heeft gemaakt en dat hij wist dat dit niet verenigbaar was met zijn functie als verbalisant.
Voorts heeft verdachte op basis van de door hem zelf gedane MMA-melding op 18 januari 2018 en op 30 januari 2018 twee hulpofficieren verzocht om een machtiging tot binnentreden. Daarbij vermeldde verdachte ook dat [verbalisant] (de rechtbank begrijpt: [verbalisant] ) een hennepgeur heeft waargenomen bij de woning, dat [persoon 2] antecedenten had inzake de Opiumwet en dat sprake was van opvallend leefgedrag.
De rechtbank stelt vast dat niet gebleken is van een hennepgeur zoals bij een hennepkwekerij het geval is. Daarnaast is uit het politiesysteem BVI-IB gebleken dat [persoon 2] in de periode van juni 2015 tot februari 2018 slechts één delict op zijn naam had staan inzake de Opiumwet, namelijk het bezit van xtc-pillen op 7 maart 2016. Tevens is uit stukken niet gebleken van opvallend leefgedrag bij [persoon 2] .
De rechtbank stelt op basis van het vorenstaande vast dat verdachte hulpofficieren van justitie [persoon 3] en [persoon 4] op basis van valse en onjuiste informatie machtigingen tot binnentreden van [adres 2] te [plaats 1] heeft laten ondertekenen. Zoals eerder door de rechtbank is vastgesteld, heeft verdachte zelf een valse MMA-melding gemaakt over wietkweek in en henneplucht rondom de woning. Deze valse informatie heeft hij ten grondslag gelegd aan zijn aanvragen. Daarnaast heeft verdachte aangegeven dat [verbalisant] een hennepgeur heeft geroken. Hoewel dat in beginsel niet onjuist is, heeft verdachte deze verklaring wel aangedikt door deze te gebruiken voor zijn aanvragen, terwijl hij wist dat [persoon 5] en [verbalisant] hadden verklaard dat zij slechts een lichte hennepgeur hadden geroken en niet dachten dat er een hennepkwekerij in de woning zat. Verder heeft verdachte onjuist vermeld dat [persoon 2] antecedenten had terzake de Opiumwet. Uit de politiesystemen is gebleken dat [persoon 2] slechts één antecedent had terzake de Opiumwet en dat dit niet ging om hennep. Naar het oordeel van de rechtbank volgt niet uit het dossier dat [medeverdachte 1] op de hoogte was van het handelen van verdachte omtrent het aanvragen van deze machtigingen of dat zij daarover hebben gecommuniceerd. Er was daarom geen sprake van medeplegen.
Binnentreden en doorzoeken (feit 3)
Op basis van de door [persoon 4] afgegeven machtiging tot binnentreden hebben verdachte en [medeverdachte 1] op 3 februari 2018 de woning aan [adres 2] betreden. Omdat aan verdachte en [medeverdachte 1] een machtiging tot binnentreden was afgegeven, hebben zij hun bevoegdheden niet overschreden en hebben zij de bij de wet bepaalde vormen in acht genomen. Dat [medeverdachte 1] en verdachte na het binnentreden ook de woning hebben doorzocht, is onvoldoende komen vast te staan. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde.
4.3.2.3
Zaaksdossier 7 ( [adres 4] te [plaats 5] )
Naar aanleiding van een melding over een sterke henneplucht rondom het pand aan [adres 4] te [plaats 5] , zijn verdachte en [medeverdachte 2] daar op 23 oktober 2018 ter plaatse gegaan. Na aanbellen werd de deur geopend door bewoonster [persoon 6] , die verdachte en [medeverdachte 2] binnenliet. [persoon 6] heeft verklaard dat ze verdachte en [medeverdachte 2] toestemming heeft gegeven om de woning te betreden en dat ze tegen hen heeft gezegd dat ze mochten rondkijken. [medeverdachte 2] heeft in haar notitieboekje opgeschreven dat [persoon 6] heeft verklaard: “U mag zoeken, ligt nergens niks”. Deze verklaring is ondertekend door [persoon 6] . Uit het voorgaande maakt de rechtbank op dat [persoon 6] toestemming heeft gegeven voor het betreden en het doorzoeken van de woning. Verdachte zal daarom partieel worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde ten aanzien van zaaksdossier 7.
4.3.2.4
Zaaksdossier 8 ( [adres 5] te [plaats 3] )
Misbruik maken van gezag (feit 1)
De rechtbank stelt de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 24 oktober 2018 hebben verdachte en [medeverdachte 3] [persoon 7] gecontroleerd. [persoon 7] had geen legitimatie bij zich. Verdachte en [medeverdachte 3] zijn vervolgens naar de woning van [persoon 7] gegaan aan de [adres 5] te [plaats 3] , zodat [persoon 7] papieren kon overleggen om zijn identiteit te bevestigen. Bij de woning is tegen verdachte gezegd dat hij buiten moest wachten, terwijl [persoon 7] binnen zijn papieren ging halen. [medeverdachte 3] zat op dat moment in de auto. Op het moment dat [persoon 7] het huis in rende, is verdachte achter hem aangerend de woning in. Verdachte heeft vervolgens de woning doorzocht. Daarna is ook [medeverdachte 3] de woning binnengegaan. Ook hij heeft de woning doorzocht. Er is door de bewoners geen toestemming gegeven voor het betreden of doorzoeken van de woning.
Toen [medeverdachte 3] zag dat verdachte de woning betrad, is hij ervan uitgegaan dat verdachte daar toestemming voor had. [medeverdachte 3] mocht daar naar het oordeel van de rechtbank ook vanuit gaan. Om die reden is er bij het binnentreden geen sprake geweest van medeplegen. Dit geldt echter niet voor het doorzoeken van de woning. Hiervoor bestond geen enkele aanleiding en [medeverdachte 3] had op zijn minst na moeten gaan of verdachte daar toestemming voor had gevraagd en gekregen. Verdachte en [medeverdachte 3] hebben kortom door samen de woning te doorzoeken zonder toestemming, machtiging en rechtsgrond misbruik gemaakt van hun gezag.
Het derde gedachtestreepje van het onder 1 ten laste gelegde, het in strijd met de waarheid of zeer summier opmaken en/of gebruiken van mutaties en processen-verbaal, kan geen misbruik van gezag opleveren, aangezien daardoor niemand wordt gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden. Verdachte wordt daarvan daarom partieel vrijgesproken.
Meineed (feit 2)
De rechtbank stelt vast dat verdachte en [medeverdachte 3] de sporttas met hennep om 22:46 uur al hadden aangetroffen, terwijl de doorzoeking pas om 23:20 uur werd geopend. Uit de berichten in de whatsappgroep ‘ [naam groep] ’, waar verdachte ook lid van was, wordt immers melding gemaakt van een sporttas bomvol hennep die ze nog niet hebben gevonden. Daarnaast blijkt uit het whatsappgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] dat de sporttas onrechtmatig is aangetroffen. Verdachte stuurde dat hij het aantreffen van de sporttas nog recht moest praten op papier, wat er blijk van geeft dat het aantreffen van de sporttas niet ‘recht’ - maar naar het oordeel van de rechtbank onrechtmatig - was. In het mede door verdachte en [medeverdachte 3] op ambtsbelofte en -eed opgemaakte proces-verbaal is echter gerelateerd dat de sporttas met hennep pas is aangetroffen bij de doorzoeking die pas vanaf 23:20 uur plaatsvond.
Verdachte heeft dus opzettelijk valselijk in strijd met de waarheid in het proces-verbaal verklaard dat hij de woning binnen werd gelaten alsmede (samen met [medeverdachte 3] ) dat zij zijn gestopt met zoeken toen [benadeelde] zei dat ze niet verder mochten zoeken in de woning. Verdachte en [medeverdachte 3] zijn namelijk wel degelijk doorgegaan met zoeken en hebben de sporttas met hennep al aangetroffen voordat de doorzoeking begon. Verdachte heeft zich daardoor schuldig gemaakt aan (het medeplegen van) meineed.
4.3.2.5
Zaaksdossier 11 ( [adres 6] te [plaats 5] )
De rechtbank stelt het volgende vast.
20 november 2018
Op 20 november 2018 hebben verdachte en [medeverdachte 2] de woning aan [adres 6] te [plaats 5] betreden en doorzocht. Niet is gebleken dat van dit binnentreden en doorzoeken van de woning processen-verbaal of mutaties zijn opgemaakt door verdachte en [medeverdachte 2] . Evenmin blijkt van enige toestemming hiervoor van de bewoners. De bewoners [persoon 8] en [persoon 9] hebben daarentegen verklaard dat hun woning in 2018 zonder toestemming is betreden en doorzocht door een politieman en -vrouw. De eigenaar van de woning, [persoon 10] , heeft al in december 2018 contact met de politie opgenomen omdat de politie de woning was binnengekomen en zomaar alle kamers had doorzocht en alle kasten had bekeken. De bewoners hebben daarnaast verklaard dat de politie de post van [persoon 9] heeft bekeken en kasten heeft geopend. Op basis hiervan stelt de rechtbank vast dat verdachte op 20 november 2018 samen met [medeverdachte 2] zonder uitdrukkelijke toestemming van de bewoners, zonder machtiging en zonder rechtsgrond de woning aan [adres 6] te [plaats 5] heeft betreden en doorzocht.
15 maart 2019
In het whatsappgesprek met [medeverdachte 2] van 9 maart 2019 stuurde verdachte om 09:25 uur dat er ‘zomaar een MMA zou kunnen komen’ van een henneplucht bij het ‘polenpand’ aan de [adres 6] waar zij toen waren geweest. Enkele uren later kwam vanuit MMA het bericht dat zij een melding hadden ontvangen over henneplucht aan [adres 6] te [plaats 5] , het pand waar verdachte en [medeverdachte 2] eerder binnen zijn geweest en waar Poolse arbeidsmigranten wonen. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte deze MMA-melding zelf heeft gemaakt en dat dit niet de eerste keer was.
Verdachte en [medeverdachte 2] hebben gemuteerd dat zij op 15 maart 2019 wederom naar het pand aan [adres 6] te [plaats 5] zijn geweest naar aanleiding van de ontvangen MMA-melding. In de mutatie staat vermeld dat zij met toestemming van de bewoners de woning hebben onderzocht. [persoon 8] en [persoon 9] hebben echter verklaard geen toestemming te hebben gegeven voor het betreden en doorzoeken van de woning. In het licht van de gebeurtenis op 20 november 2018 en de eerdergenoemde melding van het onrechtmatig binnentreden, hecht de rechtbank meer waarde aan deze verklaringen van de bewoners dan aan de standaard zin die is opgenomen in de door verdachte en [medeverdachte 2] opgemaakte mutatie. Er is geen toestemmingsverklaring doorzoeking woning aangemaakt, waardoor niet kan worden vastgesteld dat de bewoners daadwerkelijk toestemming hebben gegeven voor het betreden en het doorzoeken van de woning. Daarnaast is in de telefoon van [medeverdachte 2] een whatsappgesprek aangetroffen tussen verdachte en [medeverdachte 2] van 27 maart 2019 waar de rechtbank uit opmaakt dat zij verbaasd waren dat er een positieve blokmeting had plaatsgevonden bij het pand aan [adres 6] te [plaats 5] . [medeverdachte 2] stuurde dat ze in dat pand zijn geweest en dan echt niet goed gekeken hebben. Verdachte stuurde dat hij de hele hut
nog een keerop de kop gaat zetten. De rechtbank maakt daaruit op dat verdachte en [medeverdachte 2] dat dus al eens eerder - op 15 maart 2019 - hebben gedaan, nu zij hebben gemuteerd dat zij op die datum de woning hebben onderzocht. Op basis hiervan stelt de rechtbank vast dat verdachte op 15 maart 2019 samen met [medeverdachte 2] zonder uitdrukkelijke toestemming van de bewoners, zonder machtiging en zonder rechtsgrond de woning aan [adres 6] te [plaats 5] heeft betreden en tevens heeft doorzocht.
27 maart 2019
Nadat op 26 maart 2019 van Enexis een positief meetresultaat van een blokmeting op de woning aan [adres 6] te [plaats 5] was ontvangen, heeft verdachte een machtiging tot binnentreden van deze woning aangevraagd. In het whatsappgesprek met [medeverdachte 2] van 27 maart 2019 stuurde verdachte dat hij die middag naar het pand zou gaan om de hut nogmaals op de kop te zetten. In het politiesysteem BOSZ is op 28 maart 2019 ingevuld dat er geen verdere opsporingshandelingen nodig waren ten aanzien van het pand aan [adres 6] te [plaats 5] omdat er niets was aangetroffen. Verder is niets vastgelegd over het binnentreden of doorzoeken van de woning, noch is de afgegeven machtiging aangetroffen. Op basis hiervan, in combinatie met de verklaringen van [persoon 8] en [persoon 9] dat zij de politie op geen enkel moment toestemming hebben gegeven voor het doorzoeken van de woning, stelt de rechtbank vast dat verdachte op 27 maart 2019 zonder uitdrukkelijke toestemming van de bewoners, zonder machtiging en zonder rechtsgrond de woning aan [adres 6] te [plaats 5] heeft doorzocht.
4.3.2.6
Zaaksdossier 12 (computervredebreuk)
De rechtbank stelt vast dat verdachte tussen 24 december 2017 en 27 februari 2019 meer dan honderd bevragingen heeft gedaan in de applicatie Basis Voorziening Informatie Integrale Bevraging (BVI-IB). Via deze applicatie kunnen via een bevraging meerdere bij de politie in gebruik zijnde databases worden geraadpleegd waarbinnen vertrouwelijke informatie is opgeslagen. Verdachte heeft - naast zichzelf - ook familieleden, collega’s, bekende Nederlanders, zijn voormalige en huidige woonadres en meerdere postcodes en voertuigen in de stad [plaats 4] bevraagd.
Verdachte heeft verklaard dat hij zichzelf heeft bevraagd om zich zijn diensttelefoon eigen te maken en dat hij daarbij heeft doorgeklikt op zijn familie. Over de bevragingen met betrekking tot [plaats 4] heeft hij verklaard dat hij dat heeft gedaan omdat hij op die momenten iets hoorde of zag dat met de politie te maken zou kunnen hebben. Het bevragen van collega’s kan hij hebben gedaan omdat hij op zoek was naar een zaak waarbij die collega betrokken was. Verder heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij bekende Nederlanders heeft bevraagd, maar dat het zou kunnen dat hij hen op enig moment heeft gecontroleerd. Verdachte kon die verklaring echter niet concretiseren. Daarnaast zou het volgens verdachte kunnen dat de bevragingen onder zijn naam zijn uitgevoerd door collega’s omdat verdachte dan na zijn dienst niet was uitgelogd uit het zoeksysteem in het politievoertuig.
Gelet op de duur en de frequentie van de door verdachte uitgevoerde bevragingen, acht de rechtbank de verklaring van verdachte hoogst ongeloofwaardig. De bevragingen hebben namelijk op dertig verschillende data plaatsgevonden in een periode van meer dan een jaar. Daarnaast heeft verdachte op deze data geen mutaties aangemaakt die verwijzen naar controles van de personen die hij in BVI-IB heeft bevraagd. Bovendien is uit het politiesysteem gebleken dat verdachte op meerdere data waarop hij bevragingen heeft uitgevoerd geen dienst had of zelfs verlof had. De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde daarom wettig en overtuigend bewezen.
4.3.2.7
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ten aanzien van zaaksdossiers 4, 8 en 11 (samen met anderen) misbruik heeft gemaakt van zijn gezag, zoals onder 1 is ten laste gelegd. Daarnaast acht de rechtbank het onder 2 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte wordt voor het onder 1 ten laste gelegde partieel vrijgesproken van zaaksdossiers 2 en 7. Verder wordt verdachte vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van
17 januari 2018tot en met
27 maart 2019te [plaats 1] en/of [plaats 5] en/of [plaats 3] , als politieambtenaar, werkzaam bij het Basisteam [team] , telkens opzettelijk door misbruik van gezag iemand heeft gedwongen iets te doen en/of te dulden, immers heeft verdachte
- hulpofficieren van justitie op grond van valse en onjuiste informatie machtigingen tot binnentreden in een woning laten ondertekenen en
- zonder uitdrukkelijke toestemming van de bewoners en/of zonder machtiging tot binnentreden en zonder rechtsgrond woningen betreden en/of doorzocht;
Zaakdossiers 4 ( [plaats 1] ), 8 ( [plaats 3] ) en 11 ( [plaats 5] );
en
in de periode van 24 oktober 2018 tot en met 15 maart 2019, te [plaats 5] en [plaats 3] , als politieambtenaar, werkzaam bij het Basisteam [team] , tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk door misbruik van gezag iemand heeft gedwongen iets te dulden, immers hebben verdachte en/of zijn mededaders- zonder uitdrukkelijke toestemming van de bewoners en/of zonder machtiging tot binnentreden en/of zonder rechtsgrond woningen betreden en/of vervolgens doorzocht;
Zaakdossiers 8 ( [plaats 3] ) en 11 ( [plaats 5] );
2
in de periode van 23 oktober 2018 tot en met 26 oktober 2018, in de gemeente [team] , in een onder meer door hem, werkzaam als brigadier van politie bij Basisteam [team] , ambtsedig opgemaakt proces-verbaal d.d.
25oktober 2018, betreffende de [adres 5] te [plaats 3] (zie p. 1055 e.v. van het einddossier), schriftelijk, opzettelijk valselijk een verklaring onder ede heeft afgelegd, door schriftelijk, opzettelijk valselijk in strijd met de waarheid te verklaren:
“Hierop zijn wij naar de woning van [benadeelde] en [persoon 7] aan de [adres 5] te [plaats 3] gegaan waar wij binnen gelaten werden”
en dit proces-verbaal op ambtsbelofte te ondertekenen, zulks terwijl de valse verklaring is afgelegd in een strafzaak ten nadele van de verdachte;
enin de periode van 23 oktober 2018 tot en met 26 oktober 2018, in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander, in een onder meer door hem, werkzaam als brigadier van politie bij Basisteam [team] , ambtsedig opgemaakt proces-verbaal d.d. 24 oktober 2018, betreffende de [adres 5] te [plaats 3] , schriftelijk, opzettelijk valselijk een verklaring onder ede heeft afgelegd, door tezamen en in vereniging met zijn mededader, schriftelijk, opzettelijk valselijk in strijd met de waarheid te verklaren:“Wij zagen dat naast de koolstoffilter een bruin doek aan het plafond hing met daarachter een matras tegen de muur. Gezien de bouw van de woning hadden wij sterk het vermoeden dat er achter dit matras nog een ruimte zou zijn. Echter hoorden wij dat [benadeelde] zei dat wij niet mochten verder zoeken in zijn woning”
en dit proces-verbaal op ambtsbelofte te ondertekenen, zulks terwijl de valse verklaring is afgelegd in een strafzaak ten nadele van de verdachte;
4
in de periode van
24 december 2017tot en met
27 februari 2019in de gemeente [team] , meermalen opzettelijk en wederrechtelijk in servers van de politie is binnengedrongen met behulp van een valse sleutel, te weten door het onbevoegd gebruik maken van een gebruikersnaam en wachtwoord voor het systeem Basis Voorziening Informatie Integrale Bevraging (BVI-
IB) en de daaraan gekoppelde systemen en door zich telkens met een gebruikersnaam en wachtwoord voor het systeem Basis Voorziening Informatie Integrale Bevraging (BVI-
IB) en de daaraan gekoppelde systemen de toegang te verschaffen tot servers van de politie (waarop het systeem Basis Voorziening Informatie Integrale Bevragingen (BVI-IB) en de daaraan gekoppelde systemen waren geplaatst), telkens met een ander doel dan waarvoor hem die gebruikersnaam en dat wachtwoord ter beschikking stonden waarvoor
hemdie toegang was toegestaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Voorop gesteld wordt dat de verdachte een politieambtenaar was, die ten tijde van de delicten zijn beroep uitoefende. Verdachte heeft zich in die hoedanigheid schuldig gemaakt aan het misbruik maken van zijn gezag door meerdere hulpofficieren van justitie op grond van valse en onjuiste informatie machtigingen te laten ondertekenen en door meerdere malen zonder toestemming, machtiging en/of rechtsgrond een woning te betreden en/of te doorzoeken. Hiermee heeft verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de privacy van de bewoners van deze woningen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan meineed door opzettelijk valselijk een proces-verbaal op te maken. Hij heeft daarmee een ernstig misdrijf gepleegd, waardoor de goede procesorde in gevaar is gebracht en de rechtsgang kon worden belemmerd. Van verdachte moest kunnen worden verwacht als politieambtenaar dat bewijsmateriaal overeenkomstig de waarheid werd opgemaakt. Met zijn handelen heeft verdachte de integriteit van de politie geschaad en het vertrouwen in de rechtsstaat in zijn geheel aangetast. Het strafrechtsysteem is onder meer gebaseerd op de bewijskracht die toekomt aan een ambtsedig proces-verbaal. Eenieder moet zonder aarzeling kunnen vertrouwen op de waarheidsgetrouwheid van een dergelijk proces-verbaal. Verdachte heeft juist dit vertrouwen beschaamd. Daarmee heeft verdachte niet alleen zichzelf schade toegebracht, maar ook het aanzien van en het vertrouwen in de politie als geheel. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan computervredebreuk door gedurende een periode van meer dan een jaar in de politiesystemen meer dan honderd bevragingen uit te voeren naar familieleden, collega’s, buurtbewoners en bekende Nederlanders. Hiermee heeft hij een ernstige inbreuk gemaakt op hun privacy.
Met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte wordt onder meer meegewogen dat er een disciplinair onderzoek naar hem is gestart en dat hij als gevolg daarvan is ontslagen. Inmiddels heeft hij nieuw werk gevonden. Ook is er veel media-aandacht voor deze zaak geweest. Er zijn verschillende negatieve berichten verschenen in kranten, op internet en op social media. De persoonlijke impact is groot geweest voor verdachte. De verdenking, het langlopende onderzoek en de onzekerheid over de uitkomst van deze strafzaak zijn behoorlijk belastend geweest voor hem en zijn gezin.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij nooit eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Nu verdachte is ontslagen acht de rechtbank de kans op recidive bovendien klein.
De rechtbank houdt met deze omstandigheden in het voordeel van verdachte rekening bij de bepaling van de strafmaat.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij ter terechtzitting er geen blijk van heeft gegeven dat hij de strafwaardigheid van zijn handelen inziet. Hij ziet vooral zichzelf als slachtoffer van de hele situatie en ziet niet in wat dit voor de betrokkenen, de politieorganisatie en de samenleving als geheel heeft betekend, met name in Limburg. Misbruik van gezag door een politieagent raakt aan de wortels van de rechtsstaat en is daarmee een bijzonder ernstig strafbaar feit, waarvoor verdachte - ook al zijn sindsdien inmiddels jaren verstreken - gestraft moet worden. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat verdachte een initiërende en grotere rol heeft gehad in het onderzoek dan de medeverdachten. In meerdere whatsappgesprekken in het dossier is te lezen dat verdachte rottige uitlatingen doet, zoals met betrekking tot het doorzoeken van woningen, het intrappen van deuren en het zelf maken van MMA-meldingen. In meerdere berichten van verdachte zit een nare ondertoon, bijvoorbeeld dat verdachte er alles aan zal doen om ervoor te zorgen dat degene die een klacht tegen hem heeft ingediend in een doos onder de brug moet slapen. Deze uitlatingen wekken de indruk van machtswellust bij verdachte en lijken blijk te geven van een gedragspatroon. Verdachte heeft in zijn hoedanigheid als politieambtenaar, op wie men zou moeten kunnen vertrouwen, met enige regelmaat bewust de wet overtreden. Dit rekent de rechtbank hem zwaar aan en kan naar het oordeel van de rechtbank niet enkel met een taakstraf worden afgedaan.
Alles afwegend vindt de rechtbank een taakstraf van 240 uur en een gevangenisstraf van drie maanden passend en geboden. De rechtbank realiseert zich dat zij daarbij sterk afwijkt van de door de officier van justitie geëiste straf. Dit vindt enerzijds zijn oorzaak in het feit dat de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie en de hiervoor toegelichte persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts is er sprake van een ernstige overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

7.De benadeelde partij

[benadeelde] (zaaksdossier 8) heeft zich als benadeelde partij gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 47,79 aan materiële schade en een vergoeding van
€ 750,- aan immateriële schade.
Beoordeling
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit ten aanzien van zaaksdossier 8 ( [adres 5] te [plaats 3] ) heeft gepleegd. Dat betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij in beginsel verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Vanwege de summiere onderbouwing van de vordering en de betwisting van de vordering door de verdediging, acht de rechtbank zich echter onvoldoende ingelicht om de immateriële schade van de benadeelde partij vast te kunnen stellen. Daar is extra onderzoek voor nodig. De behandeling van de vordering levert daardoor een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57, 138ab, 207 en 365 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 3 ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:als ambtenaar door misbruik van gezag iemand dwingen iets te doen en te
dulden, meermalen gepleegd
en
medeplegen van als ambtenaar door misbruik van gezag iemand dwingen iets te
dulden, meermalen gepleegd;
feit 2:in de gevallen waarin een wettelijk voorschrift aan een verklaring onder ede
rechtsgevolgen verbindt, schriftelijk, opzettelijk een valse verklaring onder ede
afleggen, terwijl de valse verklaring is afgelegd in een strafzaak ten nadele van
verdachte
en
medeplegen van in de gevallen waarin een wettelijk voorschrift aan een
verklaring onder ede rechtsgevolgen verbindt, schriftelijk, opzettelijk een valse
verklaring onder ede afleggen, terwijl de valse verklaring is afgelegd in een
strafzaak ten nadele van de verdachte;
feit 4:computervredebreuk, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 maanden;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.H. Hamburger, voorzitter,
en mrs. P.A.M. Wijffels en D.L.J. Martens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 mei 2025.
De griffier is buiten staat de uitspraak mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 oktober 2017 tot en met 10 april 2019, te [plaats 2] en/of [plaats 1] en/of [plaats 5] en/of [plaats 3] , althans in de gemeente [gemeente] , als (politie)ambtenaar, werkzaam bij het Basisteam [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk door misbruik van gezag iemand heeft gedwongen iets te doen en/of niet te doen en/of te dulden, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
- een of meer hulpofficier(en) van justitie op grond van valse en/of onjuiste en/of onvolledige weergegeven of verstrekte informatie (een) machtiging(en) tot binnentreden in (een) woning(en) laten ondertekenen en/of
- zonder uitdrukkelijke toestemming van de bewoner(s) en/of zonder machtiging tot binnentreden en/of zonder (rechts)grond(en) een of meer (besloten) erven en/of woning(en) betreden en/of (vervolgens) doorzocht en/of (al dan niet naar aanleiding van vorenstaande)
- (vervolgens) een of meerdere mutaties en/of processen-verbaal in strijd met de waarheid en/of zeer summier opgemaakt en/of gebruikt;
Zaakdossiers 2 ( [plaats 2] ), 4 ( [plaats 1] ), 7 ( [plaats 5] ), 8 ( [plaats 3] ) en 11 ( [plaats 5] );
2
hij, in of omstreeks de periode van 23 oktober 2018 tot en met 26 oktober 2018, in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in een (onder meer) door hem, werkzaam als brigadier van politie bij Basisteam [team] ,
ambtsedig opgemaakt proces-verbaal d.d. 24 oktober 2018, betreffende de [adres 5] te [plaats 3] (zie p. 1055 e.v. van het einddossier), in elk geval in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert en/of daaraan rechtsgevolgen verbindt, schriftelijk, persoonlijk, opzettelijk valselijk een verklaring onder ede heeft afgelegd, door tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, persoonlijk, schriftelijk, opzettelijk valselijk geheel of ten dele in strijd met de waarheid te verklaren:
- (op pagina 1 van het proces-verbaal) “Hierop zijn wij naar de woning van [benadeelde] en [persoon 7] aan de [adres 5] te [plaats 3] gegaan waar wij binnen gelaten werden” en/of
- (op pagina 2 van het proces-verbaal) “Wij zagen dat naast de koolstoffilter een bruin doek aan het plafond hing met daarachter een matras tegen de muur. Gezien de bouw van de woning hadden wij sterk het vermoeden dat er achter dit matras nog een ruimte zou zijn. Echter hoorden wij dat [benadeelde] zei dat wij niet mochten verder zoeken in zijn woning” en/of (vervolgens) dit proces-verbaal op ambtseed/ambtsbelofte te ondertekenen, zulks terwijl de valse verklaring is afgelegd in een strafzaak ten nadele van de beklaagde of verdachte;
subsidiair:
hij, in of omstreeks de periode van 23 oktober 2018 tot en met 26 oktober 2018, in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk
a. een proces-verbaal van bevindingen (PL2300-2018162799-4) d.d. 24 oktober 2018 betreffende de [adres 5] te [plaats 3] (zie p. 1055 e.v. van het einddossier),
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken, bestaande de valsheid of vervalsing hierin dat in dat voornoemd proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 oktober 2018 (telkens), in strijd met de waarheid, staat vermeld en/of is opgenomen met betrekking tot a:
- (op pagina 1 van het proces-verbaal): “Hierop zijn wij naar de woning van [benadeelde] en [persoon 7] aan de [adres 5] te [plaats 3] gegaan waar wij binnen gelaten werden” en/of
- (op pagina 2 van het proces-verbaal): “Wij zagen dat naast de koolstoffilter een bruin doek aan het plafond hing met daarachter een matras tegen de muur. Gezien de bouw van de woning hadden wij sterk het vermoeden dat er achter dit matras nog een ruimte zou zijn. Echter hoorden wij dat [benadeelde] zei dat wij niet mochten verder zoeken in zijn woning”
en/of
dat hij, in of omstreeks de periode van 23 oktober 2018 tot en met 26 oktober 2018 in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (meermalen) opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van een of meer valse of vervalste geschriften, te weten voornoemde proces-verbaal onder a., zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat geschrift echt en onvervalst en/of opzettelijk zodanige geschriften heeft/hebben afgeleverd en/of voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte en of zijn mededaders wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededaders, genoemde proces-verbaal onder a. op of omstreeks 26 oktober 2018 bij de het Openbaar Ministerie en de Rechtbank heeft ingediend en bestaande die valsheid uit hetgeen hiervoor onder de gedachtestreepjes bij 'met betrekking tot a.' staat gemeld althans is opgenomen als zijnde in strijd met de waarheid;
3
hij, in of omstreeks de periode van 17 januari 2018 tot en met 4 februari 2018, te [plaats 1] , althans in de gemeente [gemeente] , als (politie)ambtenaar, werkzaam bij het Basisteam [team] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met overschrijding van zijn bevoegdheid of zonder inachtneming van de bij de wet bepaalde vormen, in de woning of een besloten lokaal of erf, gelegen aan [adres 2] , te [plaats 1] en bewoond door [persoon 2] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s) in gebruik, diens ondanks is binnengetreden;
4
hij, op een of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 27 november 2017 tot en met 10 april 2019 in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een of meer (delen van) servers van de politie is binnengedrongen, met behulp van een valse sleutel, te weten door het onbevoegd gebruik maken van een gebruikersnaam en/of wachtwoord voor de applicatie Meer Effectief op straat (MEOS) en/of het systeem Basis Voorziening Informatie Integrale Bevraging (BVI-B) en/of de daaraan gekoppelde systemen en/of Basis Voorziening Handhaving (BVH) en/of BlueSpot), en door zich (telkens) met een gebruikersnaam en wachtwoord voor de applicatie Meer Effectief op straat (MEOS) en/of het systeem Basis Voorziening Informatie Integrale Bevraging (BVI-B) en/of de daaraan gekoppelde systemen en/of Basis Voorziening Handhaving (BVH) en/of BlueSpot) de toegang te verschaffen tot (delen van) servers van de politie (waarop het/de syste(e)m(en) Basis Voorziening Informatie Integrale Bevragingen (BVI-IB) en/of de daaraan gekoppelde systemen en/of Basis Voorziening Handhaving (BVH) en/of Bluespot opsporingssysteem waren geplaatst), (telkens) met een ander doel dan waarvoor hem die gebruikersnaam en/of dat wachtwoord ter beschikking stond(en) en/of waarvoor haar die toegang was toegestaan.