ECLI:NL:RBZWB:2025:2882

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
BRE 24/5452 V
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak over besluitvorming minister van Financiën

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 6 november 2024, waarin de rechtbank zich onbevoegd had verklaard om kennis te nemen van het beroep van de opposant tegen de minister van Financiën. De opposant stelde dat de minister niet tijdig had beslist op zijn bezwaar van 8 februari 2024, waarin de minister had besloten de schuld aan een deurwaarder inzake ABN AMRO over te nemen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van het niet op tijd nemen van een besluit, en dat de opposant zich in dat geval tot de civiele rechter moest wenden. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, omdat de eerdere uitspraak terecht was en er geen aanleiding was om anders te oordelen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de beslissing op bezwaar van 8 februari 2024 inmiddels was herzien, waardoor de schuld niet door de minister was overgenomen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/5452 V

uitspraak van 13 mei 2025 van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[opposant], uit [plaats], opposant,
tegen de uitspraak van de rechtbank van 6 november 2024 in het geding tussen
opposant
en

de minister van Financiën.

Inleiding

1. Opposant heeft beroep ingesteld omdat de minister op niet op tijd gevolg zou hebben gegeven aan de beslissing op bezwaar van 8 februari 2024 waarin staat dat de minister de schuld aan [deurwaarder] inzake ABN AMRO van € 827,65 (met [referentienummer]) overneemt.
1.1.
Bij uitspraak van 6 november 2024 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van dat beroep kennis te nemen.
1.2.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
1.3.
Opposant heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.
1.4.
De rechtbank heeft opposant op 13 maart 2025 in de gelegenheid gesteld zijn verzetsgronden aan te vullen. Opposant heeft geen aanvullende verzetsgronden meer ingediend.

Beoordeling door de rechtbank van het verzet

4. In deze verzetzaak dient uitsluitend te worden beoordeeld of de rechtbank in de uitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat zij onbevoegd is. Aan de inhoud van de beroepsgronden kan de rechtbank in deze zaak alleen toekomen als het verzet gegrond is.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De uitspraak van 6 november 2024
6. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft zich kennelijk onbevoegd verklaard. De reden hiervoor is dat er geen sprake is van het niet op tijd nemen van een besluit.
Is er sprake van het niet op tijd nemen van een besluit?
7. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat in de herstelregeling van de Wet Herstel Toeslagen is verankerd dat de inlossing en aflossing van reeds betaalde schulden middels een voor bezwaar vatbare beschikking wordt gemeld aan een belanghebbende. Verder voert opposant aan dat hij voor elke toekenning- of afwijzing van een inlossing of aflossing van een (reeds betaalde) schuld een beschikking wordt afgegeven door de SBN Bank en dat uit de algemene rechtsbeginselen voortvloeit dat hij die voor de inlossing van deze schuld ook had moeten ontvangen. Tot slot voert opposant aan dat volgens de algemene rechtsbeginselen van bestuur na (een) uitspraak op bezwaar altijd een beschikking of besluit wordt afgegeven.
7.1.
Opposant geeft verder aan dat de schuld niet kan worden afgelost of ingelost bij de ABN AMRO, omdat er geen beschikking is afgegeven, maar alleen een uitspraak op bezwaar. ABN AMRO vraagt hem immers om een beschikking of een besluit om de inlossing of aflossing aan te tonen.
8. De rechtbank stelt vast dat de Sociale Banken Nederland (SBN) op 22 september 2023 namens de minister een voor bezwaar vatbaar besluit (ook wel: beschikking) op de aanvraag van opposant heeft genomen. Tegen dit besluit heeft opposant bezwaar gemaakt. De minister heeft het bezwaar (gedeeltelijk) gegrond verklaard en in de beslissing op bezwaar heeft de minister de beschikking van 22 september 2023 voor zover die ziet op de schuld aan [deurwaarder] inzake ABN AMRO van € 827,65 (met [referentienummer]) herroepen. Voor deze schuld heeft de minister in de beslissing op bezwaar van 8 februari 2024 een nieuw besluit genomen. [1] De minister heeft namelijk besloten dat deze schuld alsnog wordt overgenomen.
8.1.
De rechtbank overweegt dat uit het systeem van de wet voortvloeit dat tegen een beslissing op bezwaar niet opnieuw bezwaar ingesteld kan worden. [2] Daarnaast zou een herhaald besluit van de beslissing op bezwaar waar opposant feitelijk om vraagt geen besluit zijn in de zin van de Awb en zou er dus geen bezwaar en beroep openstaan. Het beoogde rechtsgevolg (het overnemen van de schuld) is immers al in de beslissing op bezwaar van 8 februari 2024 tot stand gekomen. [3] De administratieve afhandeling (uitvoering) van de beslissing op bezwaar die, zoals de rechtbank uit het dossier opmaakt, nog plaats moet vinden, is een feitelijke handeling en tegen het niet op tijd feitelijk handelen kan, zoals de rechtbank in haar uitspraak van 6 november 2024 al heeft overwogen, geen beroep bij de bestuursrechter ingesteld worden. Als opposant van mening is dat de minister niet op tijd de beslissing op bezwaar heeft uitgevoerd, kan hij zich tot de burgerlijke (civiele) rechter wenden. De rechtbank heeft zich in haar uitspraak van 6 november 2024 dan ook terecht kennelijk onbevoegd geacht, omdat er geen sprake is van het niet op tijd nemen van een besluit. Het verzet is dan ook ongegrond.
8.2.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat het haar (inmiddels) ambtshalve bekend is geworden dat de beslissing op bezwaar van 8 februari 2024 is herzien bij besluit van 16 juni 2024, waarbij het bezwaar (alsnog) ongegrond is verklaard met als gevolg dat de schuld aan [deurwaarder] inzake ABN AMRO van € 827,65 (met [referentienummer]) niet door de minister is overgenomen.

Conclusies en gevolgen

9. In wat opposant heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen dan in de uitspraak van 6 november 2024. Het verzet is ongegrond. Dit betekent dat de uitspraak in stand blijft.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 13 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Dit moet de minister in de beslissing op bezwaar doen. Dit blijkt uit artikel 7:11, tweede lid, van de Awb.
2.Artikel 7:1, eerste lid, onder a, van de Awb.
3.Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 februari 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH3213.