ECLI:NL:RBZWB:2025:2887

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
C/02/434551 / JE RK 25-747
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • D. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nadere beschikking over een (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp in het kader van de jeugdreclassering; afwijzing restant spoedverzoek, toewijzing regulier verzoek voor twee maanden

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 mei 2025 een nadere beschikking gegeven over een (spoed)machtiging voor gesloten jeugdhulp in het kader van de jeugdreclassering. De zaak betreft de minderjarige [minderjarige], geboren in 2008, die onder toezicht staat van de Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. De kinderrechter heeft eerder al verschillende machtigingen verleend voor gesloten jeugdhulp, maar de situatie van de minderjarige is zorgwekkend. De minderjarige heeft zich onttrokken aan de zorg en er zijn signalen van crimineel gedrag. De kinderrechter heeft de belangen van de minderjarige afgewogen en geconcludeerd dat een reguliere machtiging voor gesloten jeugdhulp noodzakelijk is. De kinderrechter heeft het resterende deel van het spoedverzoek afgewezen en een machtiging verleend voor de duur van twee maanden, met ingang van 7 mei 2025. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er een rol voor de Raad voor de Kinderbescherming kan zijn in deze zaak, gezien de complexe situatie van de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/434551 / JE RK 25-747
Datum uitspraak: 7 mei 2025
Nadere beschikking van de kinderrechter over een (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp in het kader van de jeugdreclassering
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING &
JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de Gl.
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat mr. G. Demir te Breda.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het nadere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de tussenbeschikking van de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 24 april 2025, met de daarin genoemde stukken;
  • de instemmingsverklaring van de onafhankelijke gedragswetenschapper dhr. [naam 1] van 24 april 2025, ontvangen op 2 mei 2025.
1.2.
Aan [minderjarige] is als advocaat toegevoegd, mr. G. Demir, te Breda.
1.3.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 7 mei 2025. De kinderrechter heeft de zaken vanwege de samenhang gelijktijdig met zaaknummer C/02/434416 / JE RK 25-721 behandeld. Op zaaknummer C/02/434416 / JE RK 25-721 wordt per separate beschikking beslist. Daarbij waren aanwezig:
  • mr. Huseinovic, als waarnemend advocaat voor mr. Demir;
  • een vertegenwoordiger namens de GI;
  • een vertegenwoordiger namens het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen;
  • een vertegenwoordiger namens de Raad;
  • de vader, bijgestaan door een tolk in de Arabische taal dhr. [naam 2] .
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is [minderjarige] niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat [minderjarige] juist is opgeroepen en dat hij, zo volgt uit de informatie van de GI, ook op de hoogte was van de datum en het tijdstip van de mondelinge behandeling. De kinderrechter concludeert dan ook dat [minderjarige] niet bereid is zich te doen horen.

2.De feiten

2.1.
De vader is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 4 april 2024 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend met ingang van 4 april 2024 en tot 18 april 2024. Het resterende deel
van het verzoek is aangehouden.
2.3.
Bij beschikking van 9 april 2024 is het resterende deel van het voorgaande verzoek
toegewezen en heeft de kinderrechter een spoedmachtiging om [minderjarige] te doen opnemen en
te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend voor de duur van
twee weken, met ingang 18 april 2024 en tot 2 mei 2024.
2.4.
Bij beschikking van 30 april 2024 is de GI niet-ontvankelijk verklaard in haar
verzoek tot verlening van een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven.
2.5.
Bij beschikking van 1 mei 2024 is een machtiging verleend om [minderjarige] te doen
opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang
van 1 mei 2024 en tot I september 2024.
2.6.
Bij beschikking van 23 augustus 2024 is een machtiging verleend om [minderjarige] te
doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met
ingang van 1 september 2024 en tot 1 december 2024.
2.7.
Bij beschikking van 24 april 2025 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend met ingang van 24 april 2025 en tot 8 mei 2025. Het resterende deel
van het verzoek is aangehouden.
2.8.
[minderjarige] verblijft op grond van voornoemde machtiging bij [accommodatie] . Uit de informatie van de GI blijkt dat [minderjarige] zich ten tijde van de mondelinge behandeling heeft onttrokken en is weggelopen bij [accommodatie] .

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt op grond van artikel 6.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet (hierna: Jw) een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van vier weken. De GI verzoekt deze beschikking onverwijld af te geven zonder voorafgaand verhoor van de
belanghebbenden. Aansluitend verzoekt de GI op grond van artikel 6.1.2, eerste lid, Jw een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor bovengenoemde minderjarige te verlenen voor de
duur van twee maanden.
3.2.
Momenteel ligt ter beoordeling voor of sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die aanleiding geven voor herroeping met ingang van heden van de afgegeven spoedbeslissing, alsmede het resterende deel van het spoedverzoek om een machtiging voor gesloten jeugdhulp af te geven met ingang van 8 mei 2025 en tot 22 mei 2025. Hiernaast ligt nog voor het reguliere verzoek om een machtiging voor gesloten jeugdhulp af te geven voor de duur van twee maanden.
3.3.
Uit de instemmingsverklaring van 24 april 2025 volgt dat de onafhankelijke gedragswetenschapper, drs. [naam 1] , die [minderjarige] in persoon heeft gesproken, instemt met de verzoeken van de GI.

4.De standpunten

4.1.
De (waarnemend) advocaat van [minderjarige] heeft naar voren gebracht dat zij niet uitdrukkelijk is gemachtigd. Na 30 april 2025 hebben zowel mr. Demir als de waarnemend advocaat [minderjarige] niet meer gesproken. Om die reden is het onduidelijk wat op dit moment het standpunt van [minderjarige] is en kan zij namens [minderjarige] niets naar voren brengen.
4.2.
De GI handhaaft het verzoek. Er zijn veel zorgen over [minderjarige] , zoals is omschreven in het verzoekschrift. De GI licht nog toe dat het spoedverzoek is ingediend naar aanleiding van de opheffing van de voorlopige hechtenis van [minderjarige] . Kort na de beslissing op het spoedverzoek is [minderjarige] op 30 april 2025 bij [accommodatie] weggelopen. [minderjarige] is op 3 mei 2025 teruggekomen en vervolgens op 4 mei 2025 opnieuw weggelopen. Dit nadat hij met een groepsgenoot een groepsleider heeft gedreigd om neer te steken, waarna [minderjarige] via het kantoorraam van [accommodatie] is weggegaan. Er zijn signalen dat [minderjarige] mogelijk drugs rondom [accommodatie] aan het dealen is. In het strafrechtelijke kader lopen er bijzondere voorwaarden, welke [minderjarige] momenteel overtreedt. De GI kan op dit moment echter geen terugmelding doen. Dit kan alleen als [accommodatie] de gesloten machtiging opschort. Verder vindt de GI het een goed idee als er – naast de jeugdreclasseringsmaatregel – een ondertoezichtstelling zou zijn. Er is civielrechtelijk veel aan de hand. Naast de relatie met de vader, is de plaatsing van [minderjarige] bij [woonzorggroep] in [plaats] vrijwillig. Als er een dubbele maatregel zou zijn, kunnen de zaken beter worden gescheiden en is er meer aandacht voor de problematiek van [minderjarige] . De GI spreekt de hoop uit dat [minderjarige] snel terecht komt.
4.3.
De Raad begrijpt dat het voor de GI helpend zou kunnen zijn als er een dubbele maatregel loopt, maar hij geeft aan dat een jaar geleden door de Raad is besloten om geen ondertoezichtstelling te verzoeken. Om die reden is het lastig voor de vertegenwoordiger namens de Raad om daar nu tijdens de zitting een standpunt over in te nemen.
4.4.
De vader staat achter het verzoek van de GI. Hij heeft veel zorgen over [minderjarige] en zijn situatie. Sinds april hebben [minderjarige] en de vader geen contact meer met elkaar.

5.De nadere beoordeling

Spoedmachtiging gesloten jeugdhulp
5.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.3, tweede lid, Jeugdwet, dient onmiddellijke verlening van gesloten jeugdzorg noodzakelijk te zijn in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen van de jeugdige die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren of een ernstig vermoeden daarvan. Bovendien dient een uithuisplaatsing noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die de jeugdige nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
5.2.
Bij beslissing van 24 april 2025 is een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 24 april 2025 en tot 8 mei 2025, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden. De belanghebbenden zijn nu in de gelegenheid gesteld hun standpunten naar voren te brengen. Naar aanleiding daarvan stelt de kinderrechter vast dat niet is gebleken dat sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden die aanleiding geven tot een ander oordeel. Het aangehouden deel van het spoedverzoek zal de kinderrechter afwijzen nu zij een beslissing zal nemen op het eveneens thans ter beoordeling voorliggende reguliere verzoek gesloten plaatsing.
Regulier verzoek gesloten jeugdhulp
5.3.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.4.
De kinderrechter is naar aanleiding van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet. Er zijn grote zorgen over [minderjarige] , zoals deze ook zijn opgenomen in de spoedbeschikking van 24 april 2025. De situatie rondom [minderjarige] lijkt steeds heftiger en zorgelijker te worden. In korte tijd is [minderjarige] zijn werk kwijtgeraakt en hebben de incidenten zich opgestapeld. [minderjarige] laat zelfbepalend, negatief en verbaal agressief gedrag zien. Er zijn signalen dat [minderjarige] criminele contacten heeft. Zo heeft hij een ruit van het politiebureau vernield en is hij mogelijk ingezet voor een woningoveral, welke is mislukt en waarvoor [minderjarige] verantwoordelijk wordt gehouden. Nadat zijn schorsing per 24 april 2025 is opgeheven, is [minderjarige] met een spoedmachtiging bij [accommodatie] geplaatst. [minderjarige] heeft zich in korte tijd twee keer – namelijk op 30 april 2025 en 4 mei 2025 – onttrokken door bij [accommodatie] weg te lopen. De laatste keer nadat hij een groepsleider heeft gedreigd om neer te steken. Ten tijde van de mondelinge behandeling is niet bekend waar [minderjarige] is, met wie hij omgaat en wat hij doet. Uit de informatie van de GI volgt dat [minderjarige] mogelijk rondom [accommodatie] drugs aan het dealen is. De kinderrechter maakt zich ernstige zorgen om [minderjarige] en zijn veiligheid, mede omdat het risico groot is dat hij in een gevaarlijk netwerk terecht komt. Zij vindt het daarom van groot belang dat [minderjarige] op een veilige plek verblijft en met de inzet van hulpverlening aan zijn opgroei- en opvoedingsproblemen kan gaan werken, zodra duidelijk is waar hij is. Opneming en verblijf is dan ook noodzakelijk en geschikt. Een minder ingrijpende mogelijkheid is niet beschikbaar. [minderjarige] kan niet terug naar zijn vader en op dit moment kan hij, vanwege zijn gedrag, ook nog niet terugkeren naar [woonzorggroep] . Ook de onafhankelijke gedragswetenschapper heeft in zijn verklaring van 24 april 2025, nadat hij [minderjarige] heeft gesproken, ingestemd met het verzoek van de GI voor de verzochte duur. Hij is van mening dat de gesloten plaatsing noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat [minderjarige] op een veilige plek verblijft en om te voorkomen dat hij zich onttrekt aan de hulpverlening. Het eerdergenoemde maakt dat de kinderrechter het reguliere verzoek voor de duur van twee maanden zal toewijzen met ingang van 7 mei 2025 en tot 7 juli 2025.
5.5.
De kinderrechter merkt nog op dat zij ziet dat de GI, vanwege het kader van de jeugdreclassering, met momenten niet bevoegd is om te handelen en daarbij afhankelijk is van de Raad en/of het College. Zij is van oordeel dat die situatie niet in het belang van [minderjarige] is. Naast het strafrechtelijke kader speelt er civielrechtelijk ook het een en ander in het leven van [minderjarige] , waaronder de relatie met zijn vader en de vrijwillige plaatsing van [minderjarige] bij [woonzorggroep] . Daarom geeft de kinderrechter aan de Raad mee om opnieuw te beoordelen of er in deze zaak een rol voor de Raad is weggelegd en of een dubbele maatregel passend zou zijn. Het is van belang dat in deze zaak snel en doortastend kan worden gehandeld.
Van de GI verwacht de kinderrechter dat zij met de Raad en/of het College zal optrekken om te kijken wat in het belang van [minderjarige] is en dat er maximaal wordt ingezet op het vinden van [minderjarige] , zodat zijn veiligheid kan worden gewaarborgd.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst af het resterende deel van het spoedverzoek om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp;
6.2.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 7 mei 2025 en tot 7 juli 2025.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025 door mr. Dijkman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vork als griffier, en op schrift gesteld op 14 mei 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.