ECLI:NL:RBZWB:2025:2888

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
C/02/434416 / JE RK 25-721
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek om machtiging gesloten jeugdhulp na intrekking door het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Vlissingen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 mei 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2008. Het verzoek was ingediend door het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Vlissingen, vertegenwoordigd door mr. G. Demir. De kinderrechter heeft de vader van de minderjarige als belanghebbende aangemerkt. De procedure omvatte een zitting met gesloten deuren, waarbij de minderjarige niet aanwezig was, maar wel op de hoogte was van de zitting. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige niet bereid was om zich te laten horen.

De kinderrechter heeft eerder in de procedure verschillende machtigingen verleend voor de opname van de minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Het College heeft tijdens de mondelinge behandeling het verzoek om machtiging ingetrokken, waardoor er geen inhoudelijke beoordeling meer nodig was. De kinderrechter heeft het verzoek dan ook afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 14 mei 2025. Hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/434416 / JE RK 25-721
Datum uitspraak: 7 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE VLISSINGEN,
gevestigd te Vlissingen,
hierna te noemen: het College,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2008 in [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige],
advocaat mr. G. Demir te Breda.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats].
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het volgende stuk mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 18 april 2025.
1.2.
Aan [minderjarige] is als advocaat toegevoegd, mr. G. Demir, te Breda.
1.3.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 7 mei 2025. De kinderrechter heeft de zaken vanwege de samenhang gelijktijdig met zaaknummer C/02/434551 / JE RK 25-747 behandeld. Op zaaknummer C/02/434551 / JE RK 25-747 wordt per separate beschikking beslist. Daarbij waren aanwezig:
  • mr. Huseinovic, als waarnemend advocaat voor mr. Demir;
  • een vertegenwoordiger namens de GI;
  • een vertegenwoordiger namens het College;
  • een vertegenwoordiger namens de Raad;
  • de vader, bijgestaan door een tolk in de Arabische taal dhr. [naam].
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is [minderjarige] niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat [minderjarige] juist is opgeroepen en dat hij, zo volgt uit de informatie van de GI, ook op de hoogte was van de datum en het tijdstip van de mondelinge behandeling. De kinderrechter concludeert dan ook dat [minderjarige] niet bereid is zich te doen horen.

2.De feiten

2.1.
De vader is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
Bij beschikking van 4 april 2024 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend met ingang van 4 april 2024 en tot 18 april 2024. Het resterende deel
van het verzoek is aangehouden.
2.3.
Bij beschikking van 9 april 2024 is het resterende deel van het voorgaande verzoek
toegewezen en heeft de kinderrechter een spoedmachtiging om [minderjarige] te doen opnemen en
te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend voor de duur van
twee weken, met ingang 18 april 2024 en tot 2 mei 2024.
2.4.
Bij beschikking van 30 april 2024 is de GI niet-ontvankelijk verklaard in haar
verzoek tot verlening van een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven.
2.5.
Bij beschikking van 1 mei 2024 is een machtiging verleend om [minderjarige] te doen
opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang
van 1 mei 2024 en tot I september 2024.
2.6.
Bij beschikking van 23 augustus 2024 is een machtiging verleend om [minderjarige] te
doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met
ingang van 1 september 2024 en tot 1 december 2024.
2.7.
Bij beschikking van 24 april 2025 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend met ingang van 24 april 2025 en tot 8 mei 2025. Het resterende deel
van het verzoek is aangehouden.
2.8.
[minderjarige] verblijft op grond van voornoemde machtiging bij [accommodatie]. Uit de informatie van de GI blijkt dat [minderjarige] zich ten tijde van de mondelinge behandeling heeft onttrokken en is weggelopen bij [accommodatie].

3.Het verzoek

3.1.
Het College verzoekt een machtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van twee maanden.
3.2.
De vader stemt in met het verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp.
4.
De beoordeling
4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het College het verzoek ingetrokken. Nu het verzoek is ingetrokken, behoeft het verzoek geen inhoudelijke beoordeling en beslissing meer. De kinderrechter zal het verzoek dan ook afwijzen.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025 door mr. Dijkman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vork als griffier, en op schrift gesteld op 14 mei 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.