ECLI:NL:RBZWB:2025:2918

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
C/02/424414 / JE RK 24-1263
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2012. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van vier maanden, van 8 mei 2025 tot 8 september 2025. De kinderrechter oordeelde dat er nog steeds ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige, die onder toezicht staat van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland. De ouders van de minderjarige zijn betrokken bij de procedure, waarbij de moeder en vader hun bezorgdheid over de situatie van hun kind hebben geuit. De moeder en vader pleiten voor afwijzing van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling, met de argumentatie dat de benodigde hulpverlening ook in een vrijwillig kader kan worden ingezet. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk blijft, gezien de zorgen over de minderjarige en de onduidelijkheid over haar situatie. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregel onmiddellijk kan ingaan, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/424414 / JE RK 24-1263
Datum uitspraak: 29 april 2025
Nadere beschikking verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2012 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. F. Pool te Rotterdam,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.V. de Nooijer te Middelburg.

1.Het nadere verloop van de procedure

1.1.
Het nadere verloop van de procedure bestaat uit:
- de tussenbeschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 1 november 2024, en alle daarin opgenomen en vermelde stukken;
- de brief van de GI van 15 april 2025 met als bijlagen diverse aanvullende informatie, binnengekomen op 15 april 2025.
1.2.
Op 29 april 2025 heeft de kinderrechter het verzoek vanwege de nauwe samenhang gelijktijdig, met gesloten deuren, behandeld met het restant verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] (C/02/424411 / JE RK 24-1262) alsmede het verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming voor een medische behandeling van [naam 2] en [naam 3] (C/02/434057 / JE RK 25-642).
1.3.
Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar waarnemend advocaat, mr. M.S. Krol,
kantoorgenoot van mr. Pool;
- twee vertegenwoordigsters van de GI.
1.4.
De kinderrechter heeft de [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 8 september 2021 is (onder andere) [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. Deze maatregel ten aanzien van [minderjarige] is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 1 november 2024, met ingang van 8 november 2024 en tot 8 mei 2025, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Op dit moment ligt nog ter beoordeling voor het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de periode van 8 mei 2025 en tot 8 september 2025.

4.De standpunten

4.1.
[minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter verteld dat het goed met haar gaat. Zij woont bij haar moeder en is per drie weken een weekend en om de week een dag bij haar vader. Dat vindt [minderjarige] fijn en dat gaat goed. Daarbij vertelt [minderjarige] dat haar ouders nu geen ruzie meer maken. [minderjarige] had daar eerder ook geen last van. Zij vindt het wel jammer dat haar broers niet meer bij de ouders mogen blijven slapen. Binnenkort start er hulpverlening bij de moeder thuis. [minderjarige] heeft er geen zin in om dan gesprekjes met de hulpverlening te moeten gaan voeren. Zij kan alles met haar beste vriendin bespreken en dat is voor haar voldoende. [minderjarige] heeft ook geen zin om volgend jaar naar de middelbare school te gaan. Tot slot wil [minderjarige] niet dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd. Zij vindt het niet fijn dat de GI bij haar betrokken is en wil niet met hen in gesprek.
4.2.
De GI handhaaft het verzoek en verwijst voor de onderbouwing daarvan naar de overgelegde stukken. Er zijn forse zorgen over [minderjarige] . Het lukt haar niet om tot leren te komen en de ouders kunnen haar daar niet in ondersteunen. Er zijn daarom ook veel zorgen over de overstap naar de middelbare school. Vanwege de weerstand van [minderjarige] is het nog niet gelukt om met haar in gesprek te komen en hulpverlening voor haar in te zetten. De GI hoopt dat er meer zicht op haar kan worden verkregen als het MST-traject van start gaat. Vanwege de forse zorgen blijft het gedwongen kader nu echter ook nog aangewezen. Hopelijk kan de maatregel de komende tijd worden afgerond.
4.3.
Door en namens de moeder wordt afwijzing van het verzoek bepleit. De moeder erkent dat er zorgen zijn over [minderjarige] . Zij heeft ook erg veel last van de situatie en de incidenten rondom de broertjes. De benodigde hulpverlening voor [minderjarige] kan echter, net zoals voor de overige thuiswonende minderjarigen, in het vrijwillig kader worden ingezet. De moeder staat daar voor open. Er is zelfs al een hulpverleningstraject (MST) via de gemeente aangevraagd, maar dit is vanwege de ondertoezichtstelling van [minderjarige] nog niet van start gegaan. Het is dan ook veel praktischer om het traject van [minderjarige] net zoals bij de andere thuiswonende minderjarigen voortaan in het vrijwillig kader voort te zetten. Daarbij komt dat de GI ten aanzien van [minderjarige] steeds verzuimd om duidelijke doelen te stellen. In plaats daarvan worden de oude doelen steeds weer overgenomen, waardoor de ouders een stuk rechtsbescherming wordt ontnomen; zij weten nu niet waar zij aan toe zijn, waar er aan gewerkt moet worden en wanneer de situatie goed genoeg is en een gedwongen kader niet langer nodig. De ondertoezichtstelling heeft in dat geval geen meerwaarde en werkt contraproductief. Dit is te meer het geval nu [minderjarige] het erg lastig vindt dat zij als enige thuiswonende een dwangkader heeft en ook weigert om daar aan mee te werken. Voor de inzet van MST in het vrijwillig kader staat zij wel open.
4.4.
Door en namens de vader wordt afwijzing van het verzoek bepleit. Ook de vader erkent de zorgen over [minderjarige] . De GI lijkt te midden in de incidenten rondom haar broertjes echter steeds over haar heen te kijken en weinig voor haar te doen. De moeder heeft nu MST aangevraagd bij de gemeente. Dit kon vanwege de ondertoezichtstelling van [minderjarige] nog niet van start gaan. Het lijkt de vader beter als deze hulpverlening in het vrijwillig kader wordt ingezet in plaats van dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] wordt voortgezet, te meer nu de GI de afgelopen periode vrijwel niets voor [minderjarige] heeft gedaan, het verzoek niet is onderbouwd en er geen duidelijke doelen zijn gesteld. [minderjarige] heeft bovendien veel woede en frustratie richting de GI en dit zal wegvallen als de ondertoezichtstelling stopt.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen is besproken ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in de artikelen 1:255 en 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Daarom zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de resterende duur van vier maanden, te weten met ingang van 8 mei 2025 en tot 8 september 2025. De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
5.2.
[minderjarige] wordt nog steeds ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. Er zijn al lange tijd veel zorgen over [minderjarige] , met name over het gedrag dat zij op school vertoont, haar schoolgang en de onrustige, onstabiele en onveilige opvoedomgeving waarin zij al lange tijd opgroeit. Het lukt de ouders vanwege hun persoonlijke problematiek niet om voldoende aan te sluiten bij de behoeften van de minderjarigen. Zo is er in de thuissituatie sprake van een gebrek aan begrenzing, sturing, regels en (positieve) aandacht. Het is de kinderrechter ook gebleken dat [minderjarige] veel last heeft van de situatie en de incidenten rondom haar broertjes.
5.3.
Uit de overgelegde stukken en het gesprek tijdens de mondelinge behandeling is het de kinderrechter voorts gebleken dat er de afgelopen periode vrijwel geen hulpverlening is ingezet en de eerder ingezette hulpverlening tot op heden nog onvoldoende positieve verandering teweeg heeft gebracht. Daarbij komt dat [minderjarige] voor de kinderrechter, net als voor de vader, wat onzichtbaar overkomt in de door de GI overgelegde stukken. Er is op dit moment weinig zicht op haar en het is onvoldoende duidelijk hoe het met haar gaat. Nu er wel al lange tijd grote zorgen over [minderjarige] zijn en er voor [minderjarige] een belangrijke periode aanbreekt nu zij naar de middelbare school gaat, vindt de kinderrechter het van belang dat de benodigde hulpverlening wordt ingezet en er de komende tijd meer zicht op [minderjarige] komt, zodat duidelijk wordt hoe het daadwerkelijk met haar gaat. De kinderrechter heeft er vanwege al het voorgaande onvoldoende vertrouwen in dat dit in het vrijwillig kader voldoende van de grond komt. Gelet daarop is de kinderrechter van oordeel dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk blijft om de regie te voeren. Daarom wordt het verzoek toegewezen voor de resterende duur van vier maanden.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.4.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarigen noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 8 mei 2025 en tot 8 september 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025 door mr. Dijkman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 13 mei 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.