In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2012. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van vier maanden, van 8 mei 2025 tot 8 september 2025. De kinderrechter oordeelde dat er nog steeds ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige, die onder toezicht staat van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland. De ouders van de minderjarige zijn betrokken bij de procedure, waarbij de moeder en vader hun bezorgdheid over de situatie van hun kind hebben geuit. De moeder en vader pleiten voor afwijzing van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling, met de argumentatie dat de benodigde hulpverlening ook in een vrijwillig kader kan worden ingezet. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk blijft, gezien de zorgen over de minderjarige en de onduidelijkheid over haar situatie. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregel onmiddellijk kan ingaan, ongeacht een eventueel hoger beroep.