In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 januari 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden voor betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstige risico's zijn voor de betrokkene en zijn omgeving, waaronder gevaar voor lichamelijk letsel en psychische schade. De rechtbank heeft eerder op 8 juli 2024 een zorgmachtiging verleend die op 8 januari 2025 afloopt. De betrokkene heeft aangegeven plannen te hebben om naar Curaçao te gaan, maar de rechtbank oordeelt dat de zorgmachtiging noodzakelijk is om te voorkomen dat de betrokkene zonder toezicht terugvalt in problematisch gedrag. De rechtbank heeft de verzoeken van de betrokkene en zijn advocaat om de zorgmachtiging af te wijzen of de duur te verkorten afgewezen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verplichte zorg nodig is om de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren en te herstellen. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, tot en met 3 januari 2026, en heeft de overige verzoeken afgewezen.