ECLI:NL:RBZWB:2025:293

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
C/02/430038 / FA RK 24-5973
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Meyboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 3 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene, geboren in 1951, die onder een zorgmachtiging valt op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet in staat is om haar medicatie zelfstandig in te nemen, wat heeft geleid tot een verslechtering van haar geestelijke gezondheid. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 december 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar op 3 januari 2025 was zij wel aanwezig, bijgestaan door haar advocaat. De rechtbank heeft in haar beoordeling de stukken en de verklaringen van de behandelaar meegewogen. De behandelaar gaf aan dat de betrokkene niet altijd onder toezicht medicatie heeft ingenomen en dat er een verslechtering van haar toestand is waargenomen. De rechtbank concludeert dat er sprake is van een dreigende noodsituatie, waardoor verplichte zorg noodzakelijk is. De rechtbank heeft de zorgmachtiging gewijzigd, zodat de betrokkene verplicht medicatie moet innemen voor de resterende duur van de zorgmachtiging, tot en met 20 juni 2025. De beslissing is mondeling gegeven en in openbaar uitgesproken door rechter Meyboom, met mr. Vos als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/430038 / FA RK 24-5973
Datum uitspraak: 3 januari 2025
Beschikking wijziging zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie tot het wijzigen van een zorgmachtiging als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1951 in [geboorteplaats],
hierna te noemen: betrokkene,
wonend in [woonplaats],
advocaat: mr. H. van der Sluis-Westerlaan te Oosterhout.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 19 december 2024;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 23 december 2024.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 23 december 2024 is betrokkene niet verschenen. Zij was van die mondelinge behandeling op de hoogte en was correct opgeroepen. Omdat de rechtbank betrokkene door haar afwezigheid niet over het verzoek kon horen, is de zaak aangehouden tot de mondelinge behandeling van 3 januari 2025 op het thuisadres van betrokkene.
1.3.
Op 3 januari 2025 is de mondelinge behandeling met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn gehoord en aanwezig:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
  • behandelaar, mevrouw [naam].

2.Wat vaststaat

2.1.
De rechtbank heeft een zorgmachtiging verleend tot en met 20 juni 2025 en heeft daarbij bepaald dat gedurende de eerste zes maanden van deze zorgmachtiging, zijnde tot 20 december 2024, bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen,
- toediening van medicatie;
- verrichten van medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
en dat voor de volledige duur van deze zorgmachtiging bij wijze van verplichte
zorg de volgende maatregel kan worden getroffen,
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.

3.Het verzoek

3.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om wijziging van de zorgmachtiging, zoals die op 20 juni 2024 voor betrokkene is afgegeven, in die zin dat de vorm van verplichte zorg ‘toedienen van medicatie’ zal gelden voor de resterende duur van de zorgmachtiging.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene brengt, samengevat, het volgende naar voren. Volgens betrokkene heeft GGZ niet aan haar verplichting voldaan. Betrokkene moest tot 20 december 2024 haar medicatie onder toezicht innemen. Dit was een afspraak, maar dat is niet altijd gebeurd. Als die afspraak wel was nagekomen, dan had betrokkene nu zonder problemen haar medicatie genomen. Op dit moment heeft betrokkene al drie weken geen medicatie. Betrokkene heeft zelf contact opgenomen met GGZ en geprobeerd medicatie via de apotheek thuis te laten bezorgen. Dit is niet mogelijk. Ook laat GGZ geen medicatie achter in de brievenbus. Ook stoort het betrokkene dat GGZ bij haar langskomt zonder afspraak. Eerder werden de afspraken op een afsprakenkaartje geschreven. Nu komt GGZ onaangekondigd langs of komt GGZ op een later tijdstip dan is afgesproken. Betrokkene weet nu niet altijd wanneer GGZ komt. Zij blijft daar niet voor thuis. Daarnaast voelt betrokkene zich behandeld als een klein kind. Zij ervaart de bejegening door GGZ als vernederend. Dat betrokkene zou hebben gezegd dat zij geen medicatie meer inneemt, klopt volgens haar niet.
4.2.
De behandelaar verklaart, samengevat, als volgt. In de afgelopen periode heeft betrokkene niet altijd onder toezicht medicatie genomen. Dit komt omdat betrokkene de kans is gegeven om te oefenen met het zelfstandig innemen van de medicatie. De ene week nam betrokkene de medicatie onder toezicht, de andere week kreeg betrokkene de medicatie in eigen beheer om het zelfstandig in te nemen. Dit oefenen is niet gelukt. Betrokkene heeft, wanneer zij de medicatie in eigen beheer had, de medicatie niet ingenomen. Betrokkene heeft ook gezegd met de medicatie te zullen stoppen. Het gaat minder goed met haar nu ze de medicatie niet meer iedere week inneemt. Zij wordt angstig en denkt dat er complotten zijn. In oktober 2024 heeft zij iemand van de flat zien springen. Betrokkene is EMDR-therapie aangeboden, maar dit heeft zij geweigerd. In de afgelopen periode heeft betrokkene een paar keer de deur niet geopend of de zorgmedewerkers niet binnen gelaten. Er is daarop geen medicatie meer achtergelaten in de brievenbus, ook omdat betrokkene heeft gezegd dat zij de medicatie weg zou gooien. Omdat er een verslechtering van het toestandsbeeld wordt gezien, moet het toedienen van medicatie weer verplicht worden.
4.3.
De advocaat bepleit, samengevat, afwijzing van het verzoek. Betrokkene houdt vast aan de afspraak dat zij de medicatie onder toezicht moest innemen. Dit is niet goed gegaan. Betrokkene is evenwel alsnog bereid de medicatie in te nemen, zonder dat daartoe een verplichting nodig is. Daarbij is het belangrijk dat er duidelijke afspraken met betrokkene worden gemaakt. GGZ kan bij betrokkene langskomen op een afgesproken tijdstip. Zij doet dan de deur open. De afspraak dat betrokkene onder toezicht medicatie inneemt kan weer worden opgepakt. Een verplichting daartoe is dan niet nodig. Bovendien is niet gebleken dat het slecht met betrokkene gaat. Het in de medische verklaring opgeschreven ernstig nadeel is niet meer actueel en dateert van jaren geleden. Betrokkene hoopt dat zij een kans krijgt om te laten zien dat zij haar medicatie zal nemen in het vrijwillig kader.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde wijziging van de zorgmachtiging. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
Uit de stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat sprake is van een dreigende noodsituatie als bedoeld in artikel 8:11 Wvggz. Betrokkene neemt haar medicatie niet in en er wordt een verslechtering van het toestandsbeeld gezien.
5.3.
Om deze dreigende noodsituatie af te wenden, heeft betrokkene zorg nodig. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking. Voorafgaand aan de opname van betrokkene in 2022 vanwege een paranoïde psychotisch toestandsbeeld durfde zij niet in haar eigen bed te slapen en droeg zij een steekwapen of hamer bij zich om zich te kunnen verdedigen en was zij dreigend met fysiek geweld richting mensen in haar omgeving vanuit haar paranoïde angsten. Na het instellen op medicatie zijn de psychotische klachten toen vrijwel volledig verdwenen. Na het staken van de medicatie kwam het psychotisch toestandsbeeld vrij snel weer terug. Vervolgens heeft betrokkene gedurende geruime tijd op basis van verplichte zorg de medicatie wel ingenomen. Sinds GGZ betrokkene de kans heeft gegeven om te oefenen met het zelfstandig innemen van de medicatie gaat de samenwerking met GGZ niet meer goed. Betrokkene houdt de gordijnen gesloten, doet de deur niet meer open of weigert de GGZ-medewerkers binnen te laten en neemt de medicatie niet (steeds) in. Zij beschuldigt GGZ ervan dat zij niet voldoende wordt voorzien van haar medicatie.
5.4.
Er zijn geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis. Hoewel betrokkene zegt de medicatie te zullen innemen en zich aan afspraken te zullen houden, heeft de rechtbank hierin onvoldoende vertrouwen. De rechtbank neemt daarbij onder andere in aanmerking dat betrokkene onvoldoende medicatietrouw is. Hoewel zij dit zelf anders ziet, heeft betrokkene de kans gekregen om de medicatie in eigen beheer te hebben en in te nemen. Dit is niet goed gegaan. Daar komt ook bij dat betrokkene de deur voor haar ambulant behandelteam niet opent en contact mijdt, terwijl zij daartoe wel verplicht is. Volgens de behandelaar is het duidelijk dat betrokkene de medicatie niet inneemt, dan wel weggooit.
5.5.
Gelet op het voorgaande is toediening van medicatie als vorm van verplichte zorg aanvullend nodig voor de resterende duur van de zorgmachtiging.
5.6.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben, terwijl de vorm van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, evenredig is en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vorm van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en haar omgeving.
5.7.
Gelet op het voorgaande is met de voorgestelde wijziging voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijzigt de zorgmachtiging die op 20 juni 2024 is verleend voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1951 in [geboorteplaats], inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende aanvullende maatregel kan worden getroffen;
- toedienen van medicatie
6.2.
bepaalt dat deze wijziging geldt voor de resterende duur van de vigerende zorgmachtiging, namelijk tot en met 20 juni 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in openbaar uitgesproken op 3 januari 2025 door mr. Meyboom, rechter, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier en op schrift gesteld op 17 januari 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.