4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. [aangeefster] was samen met een vriendin, [getuige] , op 1 mei 2023 op het verjaardagsfeestje van de vriendin van verdachte te [plaats] . [aangeefster] was op dat moment 17 jaar oud en zij was werkzaam in de horecagelegenheid van verdachte. Op enig moment wordt [aangeefster] door verdachte gekust.
De vraag die moet worden beantwoord is wat is er gebeurd tussen aangeefster en verdachte op 1 mei 2023?
Bewijs zedenzaken algemeen
In een zedenzaak doet zich vaak de situatie voor dat alleen het slachtoffer en de verdachte aanwezig zijn geweest bij de ten laste gelegde handelingen en dat zij allebei iets anders verklaren over wat er is gebeurd.
Uit het Wetboek van Strafrecht volgt dat iemand niet veroordeeld kan worden op basis van alléén de verklaring van één getuige (bijvoorbeeld het slachtoffer). Er moet ander bewijs in het dossier zitten dat de verklaring ondersteunt en wat niet afkomstig is van dezelfde persoon die de verklaring heeft gegeven (steunbewijs). Steunbewijs kan ertoe leiden dat toch een bewezenverklaring volgt. Of er sprake is van voldoende steunbewijs is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Betrouwbaarheid verklaring [aangeefster]heeft op 26 juni 2023 een verklaring afgelegd in het kader van een informatief zeden gesprek, waarna zij op 5 juli 2023 aangifte heeft gedaan tegen verdachte. De rechtbank constateert dat [aangeefster] consistent en gedetailleerd heeft verklaard over wat er is gebeurd in de vroege ochtend van 1 mei 2023. Haar verklaringen bevatten specifieke uitingen en gedragingen en zijn gedetailleerd, bijvoorbeeld over de opmerkingen die verdachte zou hebben gemaakt voorafgaand aan de zoen, de manier waarop verdachte zijn armen zou hebben gespreid, waarna hij ineens het hoofd van [aangeefster] zou hebben vastgepakt, en de wijze waarop de uiteindelijke zoen zou zijn gegeven. Dit maakt dat de rechtbank de verklaringen van [aangeefster] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs acht. De vraag is vervolgens of haar verklaring voldoende steun vindt in het overige bewijsmateriaal.
Verdachte heeft verklaard dat hij aan het einde van de avond aangeefster en/of [getuige] een kus heeft gegeven en vervolgens naar bed is gegaan. Hij weet niet meer hoe het precies is gegaan, maar hij gelooft niet dat hij een tongzoen heeft gegeven.
Dwang
Voor een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde is vereist dat de verdachte dwang heeft uitgeoefend op [aangeefster] . Daarvoor dient vast komen te staan dat de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat [aangeefster] de tenlastegelegde handelingen tegen haar wil heeft ondergaan en dat die dwang heeft plaatsgevonden door middel van geweld of een andere feitelijkheid, dan wel bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid als in de tenlastelegging nader omschreven. Het met beide handen vastpakken van het hoofd van [aangeefster] tijdens het kussen, zou naar het oordeel van de rechtbank getypeerd kunnen worden als een geweldshandeling.
De vraag die beantwoord moet worden is of er voldoende bewijs is dat [aangeefster] de seksuele handelingen heeft moeten heeft moeten ondergaan en dat er daarmee sprake was van dwang. De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige zaak de dwang een essentieel onderdeel is van de tenlastelegging. Dit betekent dat hiervoor dient voldoende steunbewijs moet zijn om zodoende tot een bewezenverkalring te kunnen komen.. Dat verdachte het hoofd van [aangeefster] heeft vastgepakt en haar op die manier heeft gedwongen de ontuchtige handeling te dulden, wordt enkel door [aangeefster] verklaard. [getuige] heeft daarover niet verklaard en verdachte evenmin. De rechtbank constateert dat het dossier verder onvoldoende concrete steun biedt voor dit dwangelement. Nu het vereiste dwangelement niet bewezen kan worden verklaard, zal verdachte worden vrijgesproken van het primaire tenlastegelegde.
Op de mond kussen en tongzoen
Hoewel verdachte heeft verklaard zich niet te kunnen voorstellen dat hij een tongzoen heeft gegeven, ziet de rechtbank voldoende bewijs voor de verklaring van [aangeefster] dat dit wel is gebeurd in die zin dat verdachte haar op de mond heeft gekust en haar daarbij een tongzoen heeft gegeven. Zij was op dat moment 17 jaar en werkzaam voor verdachte.. Zo heeft getuige [getuige] zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris verklaard dat zij gezien heeft dat verdachte een kus op de mond van [aangeefster] gaf. Bij de politie verklaart [getuige] heel concreet dat zij een smakgeluid hoorde toen verdachte die zoen aan [aangeefster] gaf en dat [aangeefster] hierna haar mond afveegde. [getuige] is daarna ook op de mond gekust door verdachte, waarbij zij de tong van verdachte over de volle breedte van haar mond voelde gaan. Zij voelde dat hij in haar mond probeerde te gaan met zijn tong. Zij verklaart daarover nog dat verdachte bij haar hetzelfde wilde doen als bij aangeefster, maar dat zij haar mond stijf dicht hield.
Nu de verklaring van aangeefster op belangrijke punten wordt ondersteund door de verklaring [getuige] en verdachte zelf verklaart dat hij [aangeefster] op de mond heeft gezoend, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [aangeefster] op haar mond heeft gekust en daarbij zijn tong in de mond van die [aangeefster] heeft gebracht.
Ontuchtige handeling?
De vraag die de rechtbank dan dient te beantwoorden, is of deze zoen moet worden aangemerkt als een ontuchtige handeling in de zin van artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Ontuchtige handelingen als bedoeld in dit artikel zijn handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Het gaat daarbij zowel om de aard als de intentie van de handeling. Of een handeling kan worden gekwalificeerd als strijdig met de sociaal-ethische norm hangt onder meer af van de omstandigheden van het geval, zoals de context waarin de handelingen hebben plaatsgevonden en de verhouding tussen de betrokkenen.
De rechtbank neemt de volgende omstandigheden in aanmerking. Tussen [aangeefster] en verdachte was sprake van een situatie waarin verdachte niet alleen werkgever, maar ook een soort vaderfiguur voor [aangeefster] was. Daar hoorde het tonen van genegenheid en het op een vertrouwelijke manier met elkaar omgaan bij. Ook het geven van een knuffel was daarbij kennelijk niet vreemd. Op het verjaardagfeest werd [aangeefster] echter op enig moment door verdachte op de mond gekust waarna er een tongzoen volgde. De rechtbank is van oordeel dat een tongzoen naar zijn aard alleen al een seksuele strekking heeft en voorbij de grenzen van de sociaal-ethische norm gaat. Een zoen op de mond hoeft dat niet altijd te zijn. In dit geval oordeelt de rechtbank echter dat ook deze zoen wel degelijk een seksuele strekking had. Deze zoen ging namelijk direct vooraf aan de tongzoen, waarvan hiervoor reeds is geoordeeld dat die naar zijn aard alleen al een seksuele strekking heeft. Daar komt nog bij dat zowel [aangeefster] als [getuige] onafhankelijk van elkaar verklaard hebben dat verdachte op de bewuste avond opmerkingen maakte als “ik moest wel even twee keer kijken” en “lekkere wijven” en “zo werkt een mannenbrein gewoon” en “als jullie ouder waren, dan was ik er wel overheen gegaan” of woorden van gelijke aard en strekking. Dit zijn verbale uitingen waaruit naar het oordeel van de rechtbank blijkt dat de intentie van de verdachte wel degelijk seksueel geladen was. Voor de rechtbank staat dan ook vast dat zowel de zoen op de mond als de daarop volgende tongzoen een seksuele handeling is die in strijd is met de sociaal-ethische norm. Dit levert ontuchtig handelen op.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank het subsidiair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.