In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [werkgever] B.V. en [werknemer]. [werknemer] was sinds 28 november 2008 in dienst bij [werkgever] en heeft zich op 30 maart 2023 ziekgemeld. De arbeidsovereenkomst is per 31 december 2023 beëindigd. [werkgever] vorderde een schadevergoeding van € 150.954,40, onderzoekskosten van € 29.205,18, en een verklaring dat geen beëindigingsvergoeding van € 15.000,00 verschuldigd is aan [werknemer]. [werkgever] stelde dat [werknemer] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal en/of fraude, wat door [werknemer] werd betwist. De rechtbank oordeelde dat [werkgever] niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde diefstal of fraude. De camerabeelden en het rapport van [bedrijf] gaven onvoldoende grond om te concluderen dat [werknemer] zich schuldig had gemaakt aan onrechtmatig handelen. Bovendien was de schade die [werkgever] stelde te hebben geleden onvoldoende onderbouwd. De rechtbank wees de vorderingen van [werkgever] af en veroordeelde haar in de proceskosten van [werknemer].