In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 april 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel. De rechtbank ontving op 23 april 2025 een verzoekschrift van de officier van justitie om de crisismaatregel voor de betrokkene, geboren in 1968, te verlengen. De betrokkene verblijft in een GGZ-instelling en heeft te maken met ernstige psychische problemen, waaronder een angststoornis en manisch psychotische ontregeling. Tijdens de zitting, die achter gesloten deuren plaatsvond, werd de betrokkene bijgestaan door haar advocaat, mr. Z. Yeral, en waren ook medische professionals aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder risico op lichamelijk letsel en psychische schade. De betrokkene heeft zich verzet tegen de zorg en heeft eerder medicatie stopgezet, wat heeft geleid tot verward gedrag en agressie. De rechtbank oordeelde dat de situatie zo ernstig was dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht. Daarom verleende de rechtbank de gevraagde machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die geldt tot en met 16 mei 2025. De rechtbank heeft de noodzakelijke vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder medicatietoediening en opname in een accommodatie, en andere verzoeken afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter Meyboom, met griffier Baremans aanwezig.