ECLI:NL:RBZWB:2025:2958

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
C/02/434322 / FA RK 25-1960
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Kroon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met schizofrenie-spectrum stoornis

Op 7 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een zorgmachtiging verleend voor betrokkene, geboren in 1993, op verzoek van de officier van justitie. De rechtbank heeft de procedure opgestart na ontvangst van een verzoekschrift op 16 april 2025. Tijdens de zitting, die achter gesloten deuren plaatsvond, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf en zijn advocaat, mr. J.J. van 't Hoff. De officier van justitie was niet aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofrenie-spectrum stoornis van het paranoïde type, en dat hij medicatie nodig heeft om psychotische ontregelingen te voorkomen. Ondanks dat betrokkene aangeeft dat het goed met hem gaat en hij de medicatie wil afbouwen, is de rechtbank van oordeel dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen, zoals materiële schade en gevaar voor de veiligheid van anderen.

De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van twaalf maanden, tot en met 7 mei 2026, en heeft de verzoeken van de officier van justitie toegewezen, waaronder het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de toegewezen zorgvormen evenredig en effectief zijn. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/434322 / FA RK 25-1960
Datum uitspraak: 7 mei 2025
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1993 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonende in [plaats] ,
gehoord te [plaats] , [accommodatie] , [adres] ,
advocaat mr. J.J. van 't Hoff te Tilburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 16 april 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 7 mei 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de heer [naam 1] , casemanager FACT;
Tevens waren aanwezig:
  • mevrouw [naam 2] , begeleider;
  • de heer [naam 3] , casemanager FACT;
  • mevrouw [naam 4] , stagiaire;
  • mevrouw [naam 5] , stagiaire.
1.3.
De officier is, zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek, niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Wat vaststaat

De rechtbank heeft een zorgmachtiging verleend tot en met 21 juni 2025.

3.Het verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging, als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), voor de duur van twaalf maanden te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- het toedienen van vocht en voeding;
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene merkt op dat het goed met hem gaat. Ook gebruikt hij de hem voorgeschreven medicatie. Hij zal dit blijven doen, ook indien er geen sprake is van verplichte zorg. Wel wenst hij in overleg met zijn behandelaar te komen tot een afbouw van de medicatie.
4.2.
De casemanager FACT brengt naar voren dat bij betrokkene een schizofrenie-spectrum stoornis is gediagnostiseerd van het paranoïde type. Tevens is er sprake van middelen(cannabis)gebruik. Betrokkene dient de hem voorgeschreven medicatie te gebruiken om te voorkomen dat hij psychotisch ontregeld raakt. In het verleden hebben psychotische momenten geleid tot gedrag, waarbij betrokkene vernielingen aan zijn woonomgeving heeft aangericht, hij bedreigend is geworden naar anderen waaronder familieleden en hij ander grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond. Betrokkene is momenteel goed in contact met het ambulante team. Daarnaast wordt hij begeleid door [accommodatie] . Ook dit verloopt positief. Daaraan doet niet af dat het betrokkene ontbreekt aan voldoende ziektebesef en -inzicht. Daardoor is er een verschil van mening over de noodzakelijke behandeling, meer specifiek over de medicatie inname. Betrokkene laat blijken dat hij de hem voorgeschreven medicatie wel wil gebruiken, maar dat hij die het liefst binnen enkele maanden wenst af te bouwen. Er wordt momenteel in overleg met betrokkene gewerkt aan geleidelijke afbouw. Echter kleeft aan een te snelle afbouw van de medicatie het risico dat betrokkene op enig moment opnieuw ontregeld zal raken. Verplichte zorg - bij wijze van extra vangnet - acht hij daarom ook op dit moment nog noodzakelijk.
4.3.
De advocaat van betrokkene voert aan dat zijn cliënt er realistisch in staat. Er is sprake van een goed contact tussen zijn cliënt en de ambulante zorg en [accommodatie] . Hij is zich ervan bewust dat hij de hem voorgeschreven medicatie moet blijven gebruiken om te voorkomen dat hij opnieuw in een psychose geraakt. Als zijn raadsman plaatst hij daarom in de eerste plaats vraagtekens bij hetgeen in de medische verklaring is aangekruist en opgemerkt over de wilsonbekwaamheid van zijn cliënt. Betrokkene verzet zich immers niet tegen het medicatiegebruik, maar laat wel duidelijk blijken dat hij wil dat die wordt afgebouwd. Betrokkene verdient daarom de kans om te laten zien dat hij de hem voorgeschreven medicatie ook zonder zorgmachtiging blijft accepteren en daaraan mee blijft werken. Met deze toelichting stelt hij zich namens zijn cliënt op het standpunt dat het verzoek dient te worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde zorgmachtiging. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
De rechtbank is op grond van de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling van oordeel dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, bestaande uit schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, middelgerelateerde en verslavingsstoornissen en andere problemen die een reden voor zorg kunnen zijn.
5.3.
Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank uit de stukken en de mondelinge behandeling gebleken dat het gedrag dat voortvloeit uit deze psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- ernstige materiële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
5.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene nog steeds zorg nodig. Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat gebleken is dat het hiervóór beschreven ernstig nadeel zich voordeed door gedrag van betrokkene tijdens momenten van psychotische ontregeling. Betrokkene functioneert momenteel relatief goed met de hem geboden [accommodatie] begeleiding en GGZ zorg, waaronder medicatie toediening. Ter voorkoming dat betrokkene opnieuw psychotisch ontregeld raakt en het hiervóór beschreven ernstig nadeel zich zal herhalen dient betrokkene de hem voorgeschreven medicatie te blijven gebruiken.
5.5.
Betrokkene is goed in de samenwerking met het ambulante zorgteam. Wel laat hij blijken dat hij liefst zo snel mogelijk tot een afbouw van de medicatie wenst te komen. Hoewel zijn behandelaar daartoe de mogelijkheden onderzoekt en hij daarover in overleg is met betrokkene, is er geen sprake van volledige overeenstemming over het tijdspad en de wijze waarop dit dient plaats te vinden. Dit maakt dat er naar het oordeel van de rechtbank geen mogelijkheden zijn voor het bieden van de op dit moment noodzakelijke zorg op vrijwillige basis. Daarom is verplichte zorg nodig.
5.6.
De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, de visie van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de zitting van oordeel dat in ieder geval de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
- het toedienen van vocht en voeding;
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, bestaande uit het blijven onderhouden van contact met het ambulante team.
Gebleken is tenslotte dat voor andere vormen van verplichte zorg geen noodzaak bestaat, zodat andere dan de hiervóór genoemde vormen van verplichte zorg zullen worden afgewezen.
5.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.8.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
5.9.
Met inachtneming van het voorgaande zal de rechtbank een zorgmachtiging verlenen voor een periode van twaalf maanden, als verzocht.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een zorgmachtiging voor:
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1993 in [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in rechtsoverweging 5.6 kunnen worden getroffen;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 7 mei 2026;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025 door mr. De Kroon, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 15 mei 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.