In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 mei 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1953. De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die op 2 mei 2025 door de burgemeester van Tilburg was opgelegd. De rechtbank heeft de procedure op 7 mei 2025 behandeld, waarbij de betrokkene in een gesloten zitting werd gehoord, samen met haar advocaat, een psychiater, een arts assistent, haar echtgenoot en haar zoon. De betrokkene vertoonde ernstige psychische symptomen, waaronder mutisme en katatone kenmerken, en was niet in staat om zelfstandig beslissingen te nemen over haar behandeling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel, en dat de situatie zo ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. De rechtbank heeft op basis van medische verklaringen en de mondelinge behandeling geoordeeld dat verplichte zorg noodzakelijk is, waaronder het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend voor een periode van drie weken, tot en met 28 mei 2025, en heeft de beslissing mondeling uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.