ECLI:NL:RBZWB:2025:2960

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
C/02/43494 / FA RK 25-2037
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. De Kroon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging in het kader van verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 7 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een zorgmachtiging verleend op verzoek van de officier van justitie voor een betrokkene, geboren in 1961. De rechtbank heeft de procedure gestart na ontvangst van een verzoekschrift op 22 april 2025. Tijdens de zitting op 7 mei 2025, die achter gesloten deuren plaatsvond, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf en haar advocaat. De officier van justitie was niet aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een bipolaire-stemmingsstoornis, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder maatschappelijke teloorgang en gevaar voor de veiligheid van personen en goederen. De betrokkene was eerder vrijwillig opgenomen, maar na een periode van herstel is zij opnieuw in een crisistoestand geraakt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat de betrokkene onvoldoende intrinsieke motivatie vertoont om vrijwillig mee te werken aan haar behandeling.

De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van zes maanden, waarin verschillende vormen van verplichte zorg zijn toegestaan, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de toegewezen zorgvormen evenredig en effectief zijn. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025, met een schriftelijke vastlegging op 15 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/43494 / FA RK 25-2037
Datum uitspraak: 7 mei 2025
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1961 in [geboorteplaats],
hierna te noemen betrokkene,
wonende in [plaats 1],
verblijvende te [plaats 2], [accommodatie], [adres],
advocaat mr. J.J. van 't Hoff te Tilburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 22 april 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 7 mei 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
  • de heer [naam 1], ambulant zorgverlener team bipolair;
  • de advocaat van betrokkene via een telefonische verbinding;
  • de heer [naam 2], afdelingsarts.
  • mevrouw [naam 3], GZ psycholoog/behandelaar.
1.3.
De officier is, zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek, niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Wat vaststaat

Bij mondeling door deze rechtbank op 11 april 2025 gegeven beslissing, schriftelijk uitgewerkt op 25 april 2025, is een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend tot en met 2 mei 2025.

3.Het verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging, als bedoeld in artikel 7:11, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, voor de duur van zes maanden te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- het toedienen van vocht en voeding;
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

4.De standpunten

4.1
Betrokkene merkt op dat zij aanvankelijk vrijwillig klinisch was opgenomen nadat zij in een manische periode was geraakt en zij kampte met uitputtingsverschijnselen. Vervolgens is zij met ontslag gegaan, terwijl zij nog niet volledig was hersteld. Inmiddels verblijft zij alweer circa 4 weken, zij het in het verplicht kader, in [accommodatie]. Omdat zij van de haar eerder voorgeschreven medicatie vervelende bijwerkingen ervoer heeft zij in overleg met haar behandelaar ervoor gekozen om Xeplion te gaan gebruiken. Zij wil nu dat deze medicatie zo snel mogelijk wordt afgebouwd, in de eerste plaats omdat zij geen last meer heeft van een manische psychose en daarnaast omdat zij vreest anders opnieuw in een depressie te zullen geraken. Zij verzoekt vervolgens meermalen om met ontslag te kunnen gaan, ook opdat zij dan haar kinderen en kleinkinderen weer zal kunnen zien.
4.2.
De afdelingsarts brengt naar voren dat betrokkene in eerste instantie vrijwillig klinisch is opgenomen en dat zij, nadat geen overeenstemming werd bereikt over medicamenteuze behandeling, met ontslag is gegaan. Daaropvolgend is betrokkene per
7 april 2025 in manisch-psychotische toestand heropgenomen op de HIC in [plaats 2],
zij het ditmaal met een crisismaatregel, waarvoor door de rechtbank een machtiging tot voortzetting van die maatregel is verleend. Er konden vervolgens afspraken met betrokkene worden gemaakt over medicatie toediening in de vorm van Xeplion. Gezien wordt dat die medicatie enig effect heeft, echter nog niet zodanig dat het manisch psychotisch toestandsbeeld al voldoende is opgeklaard. Ook blijkt dit uit het gedrag van betrokkene tijdens haar toegekende beperkte verlofmomenten, dat hem nog ernstig zorgen baart, waaruit blijkt dat zij daar nog niet verantwoord mee weet om te gaan. Hij ondersteunt daarom het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging.
4.3.
De ambulant zorgverlener team bipolair en de GZ psycholoog/behandelaar sluiten zich aan bij hetgeen door de afdelingsarts naar voren is gebracht.
4.4.
De advocaat van betrokkene voert aan dat zijn cliënt duidelijk kenbaar maakt dat zij open staat voor het (blijven) gebruiken van de medicatie, die zij met haar behandelaar is overeengekomen. Wel is zij van opvatting dat de medicatie toediening en de overige nog noodzakelijke zorg thuis in ambulante vorm kan worden geboden. Betrokkene is in dat geval bereid om daaraan vrijwillig mee te blijven werken. Dit strookt ook als zodanig met het door de wetgever gehanteerde uitgangspunt. Met deze toelichting stelt hij zich namens betrokkene op het standpunt dat het verzoek dient te worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde zorgmachtiging. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
De rechtbank is op grond van de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling van oordeel dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, bestaande uit bipolaire-stemmingsstoornissen.
5.3.
Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank uit de stukken en de mondelinge behandeling gebleken dat het gedrag dat voortvloeit uit deze psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- maatschappelijke teloorgang;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
Betrokkene is, na in de periode 20 februari 2025 - 24 maart 2025 vrijwillig klinisch opgenomen te zijn geweest, waarvan zij onvoldoende was hersteld en geen behandel-overeenkomst mogelijk bleek, opnieuw in een crisistoestand geraakt. Uit de stukken blijkt dat zij kampte met verminderde slaap, waanideeën, labiliteit in affect, geagiteerde stemmingen en dat zij buitensporige impulsieve acties ondernam. Tevens veroorzaakte zij brand in haar woning door een kaars te dicht bij brandbare stoffen te zetten. Betrokkene is vervolgens wederom klinisch, zij het in een verplicht kader met een crisismaatregel opgenomen.
5.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene nog steeds zorg nodig. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat betrokkene intussen, in samenspraak met haar behandelaar, is ingesteld op andere medicatie, bedoeld om een duurzaam herstel te bereiken en klinische opnames in de toekomst te voorkomen. Gezien wordt door haar behandelaar dat met deze medicatie voorzichtig vooruitgang wordt geboekt. Echter is in zijn visie het toestandsbeeld van betrokkene nog onvoldoende opgeklaard om ervan uit te kunnen gaan dat betrokkene verantwoord met ambulante (na)zorg naar huis kan terugkeren.
5.5.
Betrokkene laat blijken dat zij vindt dat zij al voldoende is hersteld om met ontslag te gaan en verder in ambulante vorm te worden behandeld. Gelet daarop dient de rechtbank ervan uit te gaan dat bij betrokkene voldoende intrinsieke motivatie ontbreekt om aan de door haar behandelaar ter verdere stabilisatie nog noodzakelijk geachte klinische zorg consequent mee te (blijven) werken indien er van een vrijwillig kader sprake is. Daarom is verplichte zorg nodig.
5.6.
De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, het advies van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de zitting van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
  • het toedienen van vocht en voeding;
  • het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
Gebleken is tenslotte dat voor andere vormen van verplichte zorg geen noodzaak bestaat, zodat andere dan de hiervóór genoemde vormen van verplichte zorg zullen worden afgewezen.
5.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.8.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
5.9.
Met inachtneming van het voorgaande zal de rechtbank een zorgmachtiging verlenen voor een periode van zes maanden, als verzocht.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een zorgmachtiging voor:
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1961 in [geboorteplaats],
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in rechtsoverweging 5.6 kunnen worden getroffen;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 7 november 2025;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025 door mr. De Kroon, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 15 mei 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.