ECLI:NL:RBZWB:2025:2961

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
C/02/434386 / FA RK 25-1992
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Kroon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 mei 2025 een zorgmachtiging verleend op verzoek van de officier van justitie voor een betrokkene, geboren in 1999. De rechtbank heeft de procedure gestart na ontvangst van het verzoekschrift op 17 april 2025. Tijdens de zitting, die achter gesloten deuren plaatsvond, zijn de betrokkene en zijn advocaat gehoord, evenals de regiebehandelaar. De officier van justitie was niet aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De rechtbank oordeelt dat het gedrag van de betrokkene, voortvloeiend uit deze stoornis, leidt tot ernstig nadeel, waaronder lichamelijk letsel en psychische schade. De betrokkene heeft in het verleden medicatie afgebouwd, wat leidde tot een katatoon toestandsbeeld en agressief gedrag. Ondanks enige vooruitgang in zijn situatie, is de rechtbank van mening dat verplichte zorg noodzakelijk is om de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren.

De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van twaalf maanden, waarin verschillende vormen van verplichte zorg zijn toegestaan, zoals het toedienen van medicatie, medische controles en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank concludeert dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de toegewezen zorgvormen evenredig en effectief zijn. De beschikking is mondeling gegeven en op schrift gesteld op 15 mei 2025, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/434386 / FA RK 25-1992
Datum uitspraak: 7 mei 2025
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1999 in [geboorteplaats],
hierna te noemen betrokkene,
wonende in [plaats 1],
gehoord te [plaats 2], [accommodatie], [adres],
advocaat mr. H.M.Th. de Pont te Tilburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 17 april 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 7 mei 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mevrouw [naam], regiebehandelaar.
1.3.
De officier is, zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek, niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Wat vaststaat

De rechtbank heeft een zorgmachtiging verleend tot en met 12 mei 2025.

3.Het verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging, als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz),voor de duur van twaalf maanden te verlenen voor de volgende zorgvormen:
- het toedienen van vocht en voeding;
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
  • het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • het opnemen in een accommodatie.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene merkt op dat het goed met hem gaat, hij mag niet klagen. Alleen heeft hij nog geen werk, daarvoor moet hij zich gaan inzetten. Verplichte zorg heeft hij echter niet nodig.
4.2.
De regiebehandelaar brengt naar voren dat bij betrokkene sprake is van psychotische kwetsbaarheid met een afwijkende ontwikkeling in combinatie met veelvuldig gebruik van cannabis tot in een recent verleden. Betrokkene was voor het laatst klinisch opgenomen in december 2024, nadat hij was gestopt met anti psychotische medicatie en hij een ernstig katatoon toestandsbeeld liet zien, waarbij hij zich niet meer goed kon bewegen en hij niet meer at. Betrokkene stond op dat moment niet achter de klinische opname, waardoor de werk- en behandelrelatie onder druk kwam te staan. Hoewel er sindsdien in de situatie van betrokkene enige vooruitgang wordt gezien en hij een sollicitatie heeft lopen zijn daarmee de zorgen niet geweken. Dit omdat betrokkene nog vrijwel inactief is en hij bovendien van opvatting blijft dat er met hem niets aan de hand is of is geweest. De moeder van betrokkene herkent dit als zodanig, zij vreest dat als er niets verandert de situatie van vóór de laatste klinische opname zich zal herhalen. Hoewel betrokkene momenteel de medicatie in ambulante vorm accepteert en daaraan meewerkt is er nog steeds een aanmerkelijke kans dat, zodra er van een verplicht kader geen sprake meer is, hij de medicatie eigener beweging zal gaan afbouwen of daarmee zal stoppen. Zij kan daarom achter de verzochte zorgmachtiging staan, ook voor zover die ziet op de mogelijkheid van een klinische opname, voor die situaties waarin betrokkene ontregeld raakt of dreigt te geraken.
4.3.
De advocaat van betrokkene voert aan dat zijn cliënt enerzijds laat zien redelijk gemotiveerd te zijn om de hem voorgeschreven medicatie in ambulante vorm te blijven gebruiken, maar dat uit zijn opstelling ook blijkt dat hij daarbij een verplicht kader, bij wijze van extra vangnet, nog kan gebruiken. Verder weet hij zich in de gelukkige omstandigheid dat zijn ouders erg betrokken en steunend zijn. Met deze toelichting kan hij namens betrokkene instemmen met de verzochte zorgmachtiging, ook voor zover die ziet op een klinische opname mogelijkheid. Wel verwacht hij dat, zo lang als zijn cliënt de hem voorgeschreven medicatie consequent blijft gebruiken, er van die opname mogelijkheid geen gebruik gemaakt zal hoeven worden.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde zorgmachtiging. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
De rechtbank is op grond van de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling van oordeel dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, bestaande uit schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
5.3.
Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank uit de stukken en de mondelinge behandeling gebleken dat het gedrag dat voortvloeit uit deze psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- maatschappelijke teloorgang;
- het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag.
Gebleken is gedurende periodes, waarin door betrokkene de hem voorgeschreven medicatie eigener beweging werd afgebouwd of gestopt, er sprake was van gedrag, waardoor ernstig nadeel werd veroorzaakt in de vorm van een katatoon toestandsbeeld, (dreigende) fysieke agressie naar anderen waaronder familieleden en/of hinderlijk gedrag, waarmee betrokkene het risico liep agressie over zichzelf af te roepen.
5.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene nog steeds zorg nodig.
5.5.
Betrokkene laat blijken dat, afgezien van dat hij graag zou willen gaan werken, er in zijn opvatting met hem niets aan de hand is en dat hij eigenlijk geen zorg nodig heeft. Wel accepteert hij op dit moment de hem voorgeschreven medicatie in ambulante vorm. Er kan echter op dit moment niet van worden uitgegaan dat bij hem sprake is van voldoende intrinsieke motivatie om, ook indien er van een vrijwillig kader sprake is, aan de voorgeschreven zorg consequent mee te (blijven) werken. Daarom is verplichte zorg nodig.
5.6.
De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, de visie van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de zitting van oordeel dat in ieder geval de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
- het toedienen van vocht en voeding;
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
Daarnaast acht de rechtbank ook de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk indien sprake is van decompensatie van betrokkene en/of het ernstig nadeel niet langer in het ambulante kader kan worden afgewend:
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- opnemen in een accommodatie.
Gebleken is tenslotte dat voor andere vormen van verplichte zorg geen noodzaak bestaat, zodat andere dan de hiervóór genoemde vormen van verplichte zorg zullen worden afgewezen.
5.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.8.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
5.9.
Met inachtneming van het voorgaande zal de rechtbank een zorgmachtiging verlenen voor een periode van twaalf maanden, als verzocht.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een zorgmachtiging voor:
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1999 in [geboorteplaats],
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in rechtsoverweging 5.6 kunnen worden getroffen;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 7 mei 2026;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025 door mr. De Kroon, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 15 mei 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.