Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
- betrokkene en haar advocaat;
- mevrouw [naam 1], verpleegkundig specialist;
- mevrouw [naam 2], teamleider.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 7 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van betrokkene, geboren in 1931, in een zorgaccommodatie. De rechtbank heeft de procedure opgestart na ontvangst van het verzoekschrift op 16 april 2025. Tijdens de zitting, die achter gesloten deuren plaatsvond, zijn betrokkene, haar advocaat, en twee zorgprofessionals gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een dementie syndroom, vermoedelijk van vasculaire origine, en dat haar gedrag een aanzienlijk risico op ernstig nadeel met zich meebrengt, waaronder ernstig lichamelijk letsel en verwaarlozing.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om dit ernstige nadeel te voorkomen. Ondanks dat betrokkene momenten heeft waarop zij aangeeft de zorg op prijs te stellen, zijn er ook momenten waarop zij aangeeft niet in de zorgaccommodatie te willen zijn. De rechtbank heeft geen minder bezwarende alternatieven kunnen vinden die hetzelfde effect zouden hebben. Daarom is er een rechterlijke machtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 7 november 2025. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. De Kroon, in aanwezigheid van de griffier.