ECLI:NL:RBZWB:2025:2964

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
BRE 24/6305
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering door UWV en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 mei 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van een WIA-uitkering door het UWV beoordeeld. Eiseres, die eerder werkzaam was als ondersteunend medewerker, had een WIA-uitkering aangevraagd na uitval door gezondheidsklachten, waaronder een burn-out en hypothyroïdie. Het UWV weigerde de uitkering op basis van de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het UWV handhaafde de weigering na een medisch onderzoek door verzekeringsartsen.

De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor een WIA-uitkering. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen de klachten van eiseres adequaat hebben beoordeeld. Eiseres had aangevoerd dat haar beperkingen waren onderschat, maar de rechtbank oordeelt dat er geen medische onderbouwing is voor deze stelling. De rechtbank wijst ook het verzoek van eiseres om een onafhankelijke deskundige aan te wijzen af, omdat er geen reden is om te twijfelen aan de conclusies van de UWV-arts.

Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat het UWV de WIA-uitkering terecht heeft geweigerd, omdat eiseres niet voldoet aan de vereiste mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering en ook geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6305 WIA

uitspraak van 16 mei 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. F.R. Heijstek,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 31 juli 2023 (primair besluit I) geweigerd per 30 mei 2023 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Tevens is het inmiddels verstrekte voorschot beëindigd per 31 juli 2023. Met het besluit van 2 augustus 2023 (primair besluit II) heeft het UWV de weigering van de WIA-uitkering gehandhaafd, maar het verstrekte voorschot beëindigd per 29 september 2023.
Met het bestreden besluit van 5 juli 2024 is het bezwaar van eiseres tegen beide primaire besluiten ongegrond verklaard.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld van haar moeder [persoon 1] en bijgestaan door haar gemachtigde. Namens het UWV is mr. A.P.J. Mijs verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 30 mei 2023. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
3.2
Eiseres is werkzaam geweest als ondersteunend medewerker. Voor dat werk is zij op 1 juni 2021 uitgevallen vanwege diverse klachten geduid bij een burn-out en een subklinische hypothyroïdie.
Op 7 maart 2023 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd.
Bij besluit van 31 juli 2023 (primair besluit I) heeft het UWV geweigerd per 30 mei 2023 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Daaraan is ten grondslag gelegd dat eiseres 0% arbeidsongeschikt is. Omdat dit minder is dan 35%, heeft eiseres geen recht op een WIA-uitkering. Tevens is aan eiseres medegedeeld dat het voorschot op de WIA-uitkering is beëindigd per 31 juli 2023. Bij besluit van 2 augustus 2023 (primair besluit II) heeft het UWV de weigering van de WIA-uitkering per 30 mei 2023 gehandhaafd, maar de uitbetaling van het voorschot beëindigd per 29 september 2023. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen beide primaire besluiten.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Een arts van het UWV heeft het dossier en de ontvangen medische informatie bestudeerd. De arts heeft eiseres gezien op het spreekuur van 2 mei 2023. De arts heeft gerapporteerd dat eiseres bekend is met een functionele neurologische stoornis (FNS), een hypothyroïdie en een genezen fractuur van het rechter sleutelbeen. De belastbaarheid van eiseres is door de arts vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 16 mei 2023. Zijn bevindingen zijn door een verzekeringsarts akkoord bevonden en ondertekend.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd en eiseres gezien op de hoorzitting op 17 juni 2024 waarop aansluitend een medisch spreekuur plaatsvond. De verzekeringsarts b&b komt tot dezelfde conclusie als de primaire verzekeringsarts. Eiseres voldoet niet aan de voorwaarden voor de vaststelling dat zij geen benutbare mogelijkheden heeft. Er is geen schade aan de hersenen of het zenuwstelsel vastgesteld. De gestelde cognitieve beperkingen ten aanzien van het verdelen en vasthouden van de aandacht en het geheugen kan de verzekeringsarts b&b niet volgen. Eiseres kan namelijk aan het verkeer deelnemen en gedurende het spreekuur was zij goed in staat haar aandacht bij het gesprek te houden en haar verhaal en klachten te vertellen. Met de vastgestelde beperkingen is al voldoende rekening gehouden met de pijnklachten in benen en armen. Voor het persoonlijk en sociaal functioneren zijn terecht een aantal specifieke beperkingen aangenomen. Op grond van de medische feiten, het dagverhaal en rekening houdend met de beperkingen van eiseres in de FML is er volgens de verzekeringsarts b&b geen aanleiding voor een verdergaande beperking in de duurbelastbaarheid dan de beperking van acht uur (een dag) per week, die is opgenomen vanwege een behandeling die eiseres ondergaat. De verzekeringsarts b&b handhaaft de FML van 16 mei 2023.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat haar beperkingen zijn onderschat. De FML moet worden aangevuld op de onderdelen persoonlijk en sociaal functioneren, statische houdingen en de urenbeperking. Door haar fysiek en mentaal forse beperkingen heeft zij haar grootste passie, het als topsporter de ruitersport (internationaal) beoefenen, moeten opgeven. Daarnaast zijn de geduide functies niet passend.
Verzekeringsarts [persoon 2] van [medisch adviesbureau] heeft op 16 augustus 2024 een rapport opgesteld. Daarin heeft zij gerapporteerd dat bij eiseres sprake is van FNS en een somatische symptoomstoornis, met heftige pijnklachten, extreme vermoeidheid en een vreemd looppatroon. Als het belastbaarheidspatroon in de FML van het UWV wordt aangehouden is de kans erg groot dat eiseres volledig geïnvalideerd wordt, omdat de belastbaarheid haar mogelijkheden overschrijdt. Eiseres heeft een verkeerd coping-mechanisme, zij gaat maar door, negeert signalen en heeft grote moeite om tot ontspanning te komen. Dit leidt tot meer klachten. De vele behandelingen hebben niet geleid tot verbetering. [persoon 2] komt tot een arbeidsduur van maximaal 4 uur per dag op preventieve gronden. Voor het aannemen van concentratie- of geheugenbeperkingen ziet [persoon 2] geen aanleiding.
4.3
De verzekeringsarts b&b heeft gereageerd op de beroepsgronden en het rapport van [persoon 2] . Zij geeft aan dat er geen nieuwe informatie in het rapport staat. Zij volgt [persoon 2] niet in de duurbelastbaarheid. Uit het dagverhaal van eiseres blijkt dat zij een beperkt activiteitenniveau heeft en dat zij ervoor zorgt dat zij haar grenzen nauwelijks overschrijdt. Voor de andere geclaimde beperkingen is geen medische onderbouwing aangedragen.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen van het UWV blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder de FNS. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen.
4.5
Eiseres vindt dat er beperkingen moeten worden aangenomen voor de concentratie, het behouden van aandacht en het geheugen. De rechtbank stelt vast dat eiseres er niet in is geslaagd om deze beperkingen medisch te onderbouwen. De door haar ingeschakelde verzekeringsarts [persoon 2] benoemt immers specifiek dat zij geen aanleiding ziet voor deze beperkingen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verzekeringsarts b&b terecht geen beperkingen op deze gebieden heeft aangenomen.
Verder stelt eiseres dat er meer beperkingen aangenomen moeten worden voor het contact met klanten en het zitten als statische houding. Ook hiervoor geldt dat haar stellingen niet medisch zijn onderbouwd. Medisch objectiveerbaar zijn haar klachten met betrekking tot haar been, schouder en haar (aan)gezichtspijn. Deze worden in meerdere rapporten bevestigd. Met deze beperkingen is in de FML van 16 mei 2023 voldoende rekening gehouden.
4.6
Eiseres stelt primair dat zij maximaal 2 uur per dag en 10 uur per week kan werken, zoals de bedrijfsarts van haar werkgever had benoemd. Subsidiair stelt eiseres dat zij maximaal 4 uur per dag en 20 uur per week kan werken, zoals de door haar ingeschakelde verzekeringsarts [persoon 2] heeft beschreven. De urenbeperking van 8 uur per dag, die door de verzekeringsartsen van het UWV is aangenomen, is alleen bedoeld voor het volgen van een (intensieve) behandeling en doet volgens eiseres geen recht aan haar beperkingen.
De rechtbank stelt vast dat het advies van de bedrijfsarts zeven maanden voor de datum in geding (30 mei 2023) is opgesteld in een ander kader, namelijk de re-integratie in het eigen werk. Het advies van de bedrijfsarts wordt bovendien niet bevestigd door het rapport van de door eiseres ingeschakelde verzekeringsarts [persoon 2] . De rechtbank is daarom van oordeel dat aan het advies van de bedrijfsarts niet het gewicht toegekend kan worden, dat eiseres er aan toe wil kennen.
Verzekeringsarts [persoon 2] heeft haar conclusie dat een urenbeperking van 4 uur per dag aan de orde is, in eerste instantie onderbouwd met het argument dat eiseres aan een verstoord coping mechanisme lijdt, waarbij zij herhaaldelijk haar grenzen overschrijdt. De urenbeperking moet preventief opgelegd worden. De verzekeringsarts b&b heeft in een reactie op het rapport van [persoon 2] er op gewezen dat deze stelling van [persoon 2] niet past bij het dagverhaal van eiseres, waaruit blijkt dat zij juist een zeer beperkt activiteitenpatroon heeft. In de later ontvangen aanvulling van [persoon 2] verklaart zij dat eiseres een zeer beperkt activiteitenniveau heeft en dat eiseres haar grenzen nauwelijks overschrijdt. Het klachtenpatroon en dagverhaal van eiseres wijst op invaliderende vermoeidheid.
De rechtbank acht deze motivering van [persoon 2] niet eenduidig en niet consistent. De rechtbank ziet daarom onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de beoordeling van de verzekeringsarts b&b. De dit verband wijst de rechtbank er op dat volgens vaste rechtspraak [1] bij de WIA-beoordeling de wens van eiseres om buiten het werk ook voldoende energie over te hebben voor andere activiteiten, zoals paardrijden, buiten beschouwing moet worden gelaten. Dit behoort namelijk niet tot de maatmanarbeid en is geen object van de verzekering ingevolge de WIA.
4.7
Eiseres is van mening dat de verzekeringsarts b&b contact had moeten opnemen met de bedrijfsarts van haar (voormalige) werkgever. Het UWV heeft ter zitting toegelicht dat de primaire arts ook de re-integratie en een mogelijke loonsanctie moest beoordelen en daarom contact wilde opnemen met de bedrijfsarts. De verzekeringsarts b&b heeft uitsluitend de WIA-aanvraag beoordeeld, waardoor het contact met de bedrijfsarts niet nodig was. De rechtbank kan met deze toelichting instemmen.
4.8
Eiseres verzoekt de rechtbank een onafhankelijk neuroloog aan te wijzen als deskundige. Deze deskundige kan de beperkingen en belastbaarheid van eiseres ten aanzien van FNS vaststellen, de functies beoordelen en ingaan op de urenbeperking. Nu naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van onzorgvuldigheid en zij evenmin reden ziet om te twijfelen aan het onderzoek en de conclusies van de verzekeringsartsen, ziet zij ook geen aanleiding om een (onafhankelijk) deskundige te raadplegen. De rechtbank wijst dit verzoek af.
4.9
Niet gebleken is dat in de FML van 16 mei 2023 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden geacht, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank (Sbc-code 532040), schadecorrespondent (Sbc-code 516080) en administratief medewerker afhandelingen (Sbc-code 515080).
5.1
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiseres aangevoerd dat de geduide functies niet passend zijn vanwege het aantal uren dat eiseres moet werken. Daarnaast is zij snel overprikkeld en overbelast en kan zij niet werken met deadlines. De totaalbelasting is te hoog.
5.2
De beroepsgronden van eiseres geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist. De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 30 mei 2023.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 30 mei 2023. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van S.E. van Noort, griffier, op 16 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2017:267.