ECLI:NL:RBZWB:2025:2969

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
02-114167-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plegen van ontuchtige handelingen met minderjarige, meermalen gepleegd

Op 16 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de zittingen van 18 juli 2024 en 2 mei 2025. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige die nog geen zestien jaar oud was, en grooming door het voorstellen van een ontmoeting met het oogmerk om ontuchtige handelingen te verrichten. De rechtbank oordeelde dat de aangifte van de minderjarige, ondanks haar psychische problematiek, betrouwbaar was en voldoende steun vond in WhatsApp-berichten tussen de verdachte en de aangeefster. De rechtbank achtte het eerste feit wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van het tweede feit, omdat niet kon worden bewezen dat hij het oogmerk had om met de aangeefster af te spreken voor ontuchtige handelingen. De verdachte kreeg een taakstraf van 140 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en moest een schadevergoeding van €1.000,- betalen aan de benadeelde partij. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, gezien de ernst van de feiten en de bescherming van de seksuele en emotionele integriteit van minderjarigen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-114167-23
vonnis van de meervoudige kamer van 16 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. L.V. Romme, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 18 juli 2024 en 2 mei 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [aangeefster] die toen nog geen zestien jaar oud was (feit 1) en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan grooming door met [aangeefster] een afspraak te maken met als doel seks te hebben (feit 2).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert vrijspraak van feit 2. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte van [aangeefster] en de WhatsAppgesprekken tussen verdachte en [aangeefster] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
Met de officier van justitie is de verdediging van mening dat niet tot een bewezenverklaring van feit 2 kan worden gekomen en dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De verdediging is van mening dat de rechtbank evenmin tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1. Verdachte en alle getuigen stellen dat [aangeefster] een (extreem) labiel meisje is dat negatieve aandacht trok. Er zitten ook tegenstrijdigheden in haar verklaringen. Gelet hierop zijn haar verklaringen zodanig onbetrouwbaar en ongeloofwaardig dat die niet voor het bewijs mogen worden gebruikt. Er is geen steunbewijs, ook niet in de vorm van de WhatsAppgesprekken omdat daaruit niet blijkt dat er ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. Wel blijkt daaruit dat [aangeefster] verdachte steeds via WhatsApp benaderde, ook nadat volgens haar de ontuchtige handelingen plaats hadden gevonden. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1:
Het juridisch kader
In zedenzaken doet zich vaak de situatie voor dat bij het incident maar twee personen aanwezig waren, namelijk de aangever en de verdachte. Veelal staat de beschuldigende verklaring van de aangever tegenover de ontkennende verklaring van de verdachte. Rechtstreekse getuigen van de gebeurtenissen zijn er vaak niet. Wanneer de verdachte ontkent, is er maar één getuige van de relevante handelingen zelf, namelijk de aangever.
In artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat de rechter het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend kan baseren op de verklaring van één getuige. Ook als die verklaring betrouwbaar wordt geacht, is die enkele verklaring onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Er moet dus meer bewijs zijn; iets dat die verklaring ondersteunt. Die ondersteuning hoeft niet te gelden voor alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat in elk geval een deel van de feiten en omstandigheden die in de belastende verklaring worden genoemd ondersteuning vindt in één of meer bewijsmiddelen. Het ondersteunende bewijsmateriaal mag bovendien niet in een te ver verwijderd verband staan tot de verklaring van de aangever en moet tevens uit een andere bron komen.
Betrouwbaarheid aangifte
Anders dan de verdediging acht de rechtbank de verklaring van [aangeefster] betrouwbaar, aldus dat deze voor het bewijs kan worden gebezigd. Hoewel uit het dossier naar voren komt dat [aangeefster] lijdt aan psychische problematiek, maakt dit op zichzelf niet dat daarom op voorhand de verklaring van [aangeefster] als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt. De rechtbank is van oordeel dat [aangeefster] over het tenlastegelegde concreet, gedetailleerd en consistent heeft verklaard. Zij heeft zowel bij het informatief gesprek zeden als bij de aangifte verklaard over de gebeurtenissen op 22 september 2021 en in oktober 2021. [aangeefster] kende verdachte via haar werk waar zij in het restaurant hielp en hij kok was. Zij heeft over 22 september 2021 verklaard dat zij met verdachte had afgesproken bij [locatie] in Vlissingen, dat zij bij hem in de auto zat, dat hij haar een knuffel gaf en tijdens die knuffel kusjes in haar nek en op haar oor gaf. Vervolgens legde verdachte zijn handen op haar borst en zat hij ook onder haar kleding aan haar borst. In oktober 2021 kleedde zij zich om op het werk en heeft verdachte haar bij de billen gepakt terwijl zij in haar onderbroek stond.
[aangeefster] heeft uiteindelijk ook tegen [getuige] , haar leidinggevende, verteld wat er is gebeurd. Volgens [getuige] heeft [aangeefster] hem verteld dat verdachte aan haar borsten zat en haar probeerde te zoenen in de auto. Dit komt overeen met wat zij in de aangifte heeft verklaard.
[aangeefster] heeft de handelingen niet aangedikt, wat bijdraagt aan de betrouwbaarheid van haar aangifte. Op basis van de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in bijlage II blijkt ook dat er in ieder geval op 22 september 2021 een ontmoeting tussen verdachte en [aangeefster] heeft plaatsgevonden bij [locatie] in Vlissingen.
Dit alles maakt dat de rechtbank geen reden heeft om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [aangeefster] te twijfelen.
Steunbewijs
Naar het oordeel van de rechtbank wordt de aangifte voldoende ondersteund door de WhatsAppgesprekken in het dossier. Zoals hiervoor is overwogen, volgt uit het WhatsAppgesprek van 22 september 2021 dat verdachte en [aangeefster] daadwerkelijk die dag hebben afgesproken bij [locatie] in Vlissingen. De rechtbank stelt vast dat er een zekere opbouw in de WhatsAppgesprekken zit gedurende het verstrijken van de tijd. Waar verdachte in eerste instantie probeerde [aangeefster] te helpen door haar te steunen en van adviezen te voorzien, worden de gesprekken na verloop van tijd meer seksueel getint. Zo heeft verdachte het op 23 oktober 2021 over “neuken”. Ook vraagt hij herhaaldelijk of [aangeefster] hem leuk vindt en dat hij haar van alles kan leren. Als [aangeefster] meer voor hem zou voelen, zou verdachte dat alleen maar leuk vinden en moeten zij kijken of ze er wat mee kunnen. Wanneer [aangeefster] begint over de hoge leeftijd van verdachte ten opzichte van die van haar, zegt verdachte dat alles kan werken. Op het moment dat [aangeefster] aangeeft dat ze haar eigen seksualiteit nog niet heeft ontdekt, antwoordt verdachte dat [aangeefster] misschien wel biseksueel is, dat dat niks uitmaakt en alleen maar sexy is. Binnen die context zegt verdachte vervolgens dat ze “nog wel eens een stukje gaan rijden”, gevolgd door een smiley. Dit ziet de rechtbank als steunbewijs voor de aangifte.
Conclusie
Verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde betasten van de vagina/schaamstreek nu [aangeefster] hierover niet heeft verklaard en er dus geen wettig en overtuigend bewijs is voor deze handeling. Voor het overige is er naar het oordeel van de rechtbank voldoende steunbewijs voor de aangifte. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen heeft verricht bij [aangeefster] .
Feit 2:
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het tweede feit dient te worden vrijgesproken. Niet kan worden bewezen dat verdachte het oogmerk had om met [aangeefster] af te spreken om ontuchtige handelingen te plegen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 22 september 2021 tot en met
31 oktober 2021 te Vlissingen en Goes,
met [aangeefster] , geboren op [geboortedag 2] 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog
niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
(telkens) bestaande uit het
- met zijn, verdachtes, hand/vingers aanraken en het betasten van de
billen en borsten van die [aangeefster] ,
- kussen/zoenen van de nek en oor van die [aangeefster] ;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 140 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 70 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Bij een bewezenverklaring kan worden volstaan met een taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij [aangeefster] door haar billen en borsten aan te raken en haar in de nek en op het oor te kussen. Verdachte en [aangeefster] kenden elkaar van het restaurant waar verdachte als chef kok werkte en [aangeefster] in de bediening werkte. [aangeefster] was destijds nog maar 15 jaar. Verdachte was destijds 32 jaar. Verdachte was op de hoogte van dit aanzienlijke leeftijdsverschil. De Nederlandse wetgever heeft dergelijke gedragingen met kinderen jonger dan 16 jaar strafbaar gesteld ter bescherming van hun seksuele en emotionele integriteit. Verdachte heeft als meerderjarige deze leeftijdsgrens niet gerespecteerd. Daarnaast wist verdachte ook dat [aangeefster] kampte met mentale problematiek en haar toevlucht zocht tot verdachte en hem al langere tijd in vertrouwen nam. Initieel lijken de bedoelingen van verdachte goed te zijn geweest, maar gelet op met name de inhoud van de WhatsAppgesprekken na 22 september 2021 zijn seksuele gevoelens bij verdachte het contact tussen [aangeefster] en hem meer en meer gaan bepalen. Dit neemt de rechtbank de verdachte kwalijk.
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) met minder dan een maand is overschreden. Verdachte is op 25 april 2023 in verzekering gesteld. In een zaak als de onderhavige geldt als uitgangspunt dat binnen een termijn van twee jaar na aanvang van de redelijke termijn vonnis dient te worden gewezen. De rechtbank zal volstaan met de enkele constatering daarvan, gelet op de geringe overschrijding.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 140 uren met aftrek van voorarrest, te vervangen door 70 dagen hechtenis indien verdachte zijn taakstraf niet verricht, passend en geboden. De rechtbank ziet geen reden voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel, mede gelet op het reclasseringsadvies waaruit volgt dat verdachte zijn leven op orde heeft en er geen signalen zijn voor onderliggende psychopathologie.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij
[aangeefster]vordert een schadevergoeding van
€ 1.000,=aan immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij voldoende met concrete gegevens onderbouwd dat zij nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Gelet op de aard en de ernst van de normschending en de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij is sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het geestelijke letsel van de benadeelde partij is toegelicht en in enige mate steun vindt in haar eigen verklaring en de bij de vordering overgelegde stukken, maar eveneens dat zich hier de situatie voordoet waarin reeds uit de aard en de ernst van de normaantasting en de gevolgen daarvan volgt dat een aantasting ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 1.000,- billijk. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf 31 oktober 2021, de einddatum van de bewezenverklaarde periode, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22b, 22c, 22d, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder feit 2 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 140 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
70 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangeefster]van
€ 1.000,=.aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente van 31 oktober 2021, tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangeefster] (feit 1), € 1.000,=te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
20 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 mei 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 22 september 2021 tot en met
31 oktober 2021 te Vlissingen en/of Goes, althans in Nederland,
met [aangeefster] , geboren op [geboortedag 2] 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog
niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
(telkens) bestaande uit het
- met zijn, verdachtes, hand/vingers aanraken en/of het betasten van de
vagina/schaamstreek en/of billen en/of borsten van die [aangeefster] ,
- kussen/zoenen van de nek en/of oor, althans het gezicht en/of het lichaam, van
die [aangeefster] ;
( art 247 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 22 september 2021 tot en met
31 oktober 2021 te Vlissingen en/of Goes, althans in Nederland,
door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van
een communicatiedienst aan een persoon, te weten [aangeefster] , geboren op
[geboortedag 2] 2006, die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt
een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen,
met een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, te plegen
en/of een afbeelding van een seksuele gedraging te vervaardigen, waarbij een
persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt was betrokken, terwijl
hij, verdachte, enige handeling heeft ondernomen tot het verwezenlijken van die
ontmoeting, immers heeft verdachte,
meerdere chatgesprekken gevoerd met die [aangeefster] , waarin hij, verdachte met die
[aangeefster] een tijdstip en een locatie heeft afgesproken om elkaar te ontmoeten met
als doel seks te hebben en/of seksuele handelingen bij elkaar te verrichten;
( art 248e Wetboek van Strafrecht )