In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 mei 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het gezag over een minderjarige en de vervangende toestemming voor een vakantie. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E. Sijnesael, verzocht om het gezamenlijk gezag met de man te beëindigen en alleen het gezag over de minderjarige uit te oefenen. De man, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland is, voerde verweer tegen dit verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man al drie jaar geen betekenisvol contact met de minderjarige heeft gehad en dat er een contact- en locatieverbod tegen hem is opgelegd wegens mishandeling van de vrouw. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat het gezamenlijk gezag niet langer houdbaar is en dat het in het belang van de minderjarige is dat de vrouw alleen het gezag uitoefent. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming voor een vakantie met de minderjarige afgewezen, omdat er geen geschil meer is over de gezamenlijke gezagsuitoefening. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.