ECLI:NL:RBZWB:2025:2998

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
C/02/432287 / FA RK 25-956
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en vervangende toestemming voor vakantie met minderjarigen

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 mei 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de zorgregeling en vervangende toestemming voor vakantie van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De man, die in deze procedure de verzoeker is, heeft verzocht om de vakantiedeling te wijzigen, zodat hij met zijn kinderen naar Vietnam kan reizen. De vrouw, de moeder van de kinderen, heeft bezwaar gemaakt tegen deze reis, omdat zij de kinderen te jong acht voor een verre reis naar Vietnam. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de eerdere zorgregeling die in 2018 was vastgesteld en de huidige situatie van de ouders en de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een wijziging van de zorgregeling rechtvaardigen. De rechtbank heeft besloten dat de vakanties voortaan niet meer worden opgesplitst, maar dat de kinderen bij één ouder verblijven gedurende de gehele vakantie. De rechtbank heeft ook de man vervangende toestemming verleend om met de kinderen naar Vietnam te reizen, omdat deze reis in het belang van de kinderen wordt geacht. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de regeling direct kan ingaan, ondanks een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/432287 / FA RK 25-956
Datum uitspraak: 16 mei 2025
Beschikking betreffende wijziging zorgregeling en vervangende toestemming vakantie
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. C.G.M. Baas te Bergen op Zoom,
tegen
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] ,
betreffende de minderjarigen:
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2011, hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2014, hierna te noenem: [minderjarige 2] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van het navolgende stuk:
- het op 25 februari 2025 ontvangen verzoekschrift, met bijlagen.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 6 mei 2025. Bij die behandeling zijn verschenen de vrouw en de man, bijgestaan door zijn advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad.
1.3
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. [minderjarige 1] heeft daar geen gebruik van gemaakt, [minderjarige 2] wel. Hij heeft een brief geschreven aan de rechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechter kort samengevat de inhoud van deze brief voorgehouden. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, d.d. 9 juli 2018 is in het huwelijk van partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 18 juli 2018 is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.2
Uit het huwelijk van partijen zijn de navolgende, thans nog minderjarige kinderen geboren:
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2011, hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2014, hierna te noenem: [minderjarige 2] .
2.3
De minderjarigen verblijven bij de vrouw.
2.4
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.5
Bij voornoemde beschikking van 9 juli 2018 heeft de rechtbank bepaald dat onder meer het tussen partijen onderling getroffen ouderschapsplan, dat is gehecht aan de beschikking, deel uitmaakt van deze beschikking. In het ouderschapsplan zijn partijen, voor zover van belang voor de onderhavige zaak, de volgende zorgregeling overeengekomen:
Artikel 3.1 Zorg/contactregeling
Ouders zijn bij het overeenkomen van de zorgregeling uitgegaan van de situatie dat vader op
regelmatige basis en voor langere aaneengesloten perioden in het buitenland (Vietnam)
verblijft vanwege zijn werk. Uitgaande van die situatie en derhalve ter compensatie van het
contact tussen de man en de kinderen dat tijdens een verblijf in het buitenland niet mogelijk is, zijn ouders de navolgende zorg- en contactregeling overeengekomen, die van toepassing is als de vader in Nederland verblijft:
- de kinderen verblijven bij hun vader op woensdagmiddag (17.15 uur) tot donderdagochtend voor school in de week voorafgaand aan het weekend dat de kinderen bij moeder verblijven;
- daarnaast verblijven de kinderen bij hun vader gedurende twee weekenden per drie weken, het ene weekend van vrijdagmiddag t/m zaterdag en het andere weekend van vrijdagmiddag tlm maandagochtend, waarbij vader moeder en de kinderen in de gelegenheid stelt om op zondag tweemaal naar de kerk te gaan (eerste en laatste dienst).
Deze zorgregeling wordt zes maanden na ondertekening van dit plan geëvalueerd door
ouders, en zo nodig aangepast, indien het belang van de kinderen dit vergt.
Als vader in het buitenland verblijft, hebben de kinderen ten minste een keer per week contact met hun vader via Facetime, waarbij het streven twee tot drie keer per week contact is. Het initiatief tot het leggen van contact ligt bij de vader (vanwege zijn werk).
Mocht het verblijf van vader in het buitenland niet meer aan de orde zijn of anderszins
aanzienlijk terugnemen dan vallen ouders terug op een regeling waarbij de kinderen bij vader verblijven gedurende één weekend per twee weken van vrijdagmiddag t/m maandagochtend, waarbij vader moeder en de kinderen in de gelegenheid stelt om op zondag tweemaal naar de kerk te gaan (eerste en laatste dienst). De doordeweekse overnachting vervalt.
Voor de regeling met betrekking tot de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen wordt
verwezen naar bijlage 1 van onderhavig ouderschapsplan. Deze vakantieregeling geldt indien vader in Nederland verblijft. De vakanties worden minimaal een halfjaar voor aanvang van de betreffende vakantie verdeeld.”
Uit de bijlage van het ouderschapsplan blijkt vervolgens, voor zover van belang voor de onderhavige zaak, de volgende verdeling voor wat betreft de vakanties:
“Deze regeling geldt indien en voor zover vader tijdens de betreffende vakantie c.q. feestdag in Nederland verblijft. Er vindt geen compensatie plaats als vader tijdens de betreffende vakantie c.q. feestdag in het buitenland verblijft.
Vader
Moeder
Zomervakantie
Even jaren: week 2, 3, 6
Oneven jaren: week 1, 4, 5
Even jaren: week 1, 4, 5
Oneven jaren: week 2, 3, 6
Herfstvakantie
De helft van de vakantie
aansluitend aan of voor
het reguliere omgangs
weekend
De helft van de vakantie
aansluitend aan of voor
het reguliere omgangs
weekend
Kerstvakantie
Een week (eerste week in even jaren, tweede week in oneven jaren
Een week (eerste week in oneven jaren, tweede week in even jaren)
Voorjaarsvakantie
De helft van de vakantie
aansluitend aan of voor
het reguliere omgangs
weekend
De helft van de vakantie
aansluitend aan of voor
het reguliere omgangs
weekend
Meivakantie
Een week (eerste week in oneven jaren, tweede week in even jaren)
Een week (eerste week in even jaren, tweede week in oneven jaren.”

3.Het verzoek

3.1
De man verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • Te bepalen dat de vakantieregeling wordt gewijzigd en te bepalen dat de zomervakantie bij helfte zal worden verdeeld. In de oneven jaren de eerste drie weken bij vader en laatste drie weken bij moeder en in de even jaren omgekeerd. In de oneven jaren de herfstvakantie bij moeder en de even jaren bij vader. In de oneven jaren de volledige kerstvakantie bij moeder en in de even jaren bij vader. De meivakantie in oneven jaren bij moeder en de even jaren bij vader.
  • Te bepalen dat de man vervangende toestemming krijgt om met de kinderen deze zomervakantie naar Vietman te reizen;
  • Te bepalen dat de man inzage krijgt in het spaargeld van de kinderen.

4.De beoordeling

Wijziging zorgregeling
4.1
De man verzoekt de door partijen overeengekomen zorgregeling te wijzigen voor wat betreft de verdeling van de vakanties. Ter onderbouwing van zijn verzoek benoemt de man dat hij graag met zijn volledige samengestelde gezin, inclusief de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , op vakantie wil kunnen gaan naar Zweden, met name tijdens de kerstvakantie, en dan voor de duur van twee weken. Één week vindt hij daarvoor te kort. Daarom verzoekt de man te bepalen dat de vakanties van één week, te weten de herfstvakantie en de voorjaarsvakantie, en de vakanties van twee weken, te weten de kerstvakantie en de meivakantie, niet langer worden opgesplitst tussen partijen, maar dat de minderjarigen voortaan steeds de hele vakantie bij ofwel de man ofwel de vrouw verblijven. Ten aanzien van de zomervakantie verzoekt de man een verdeling te bepalen waarbij de minderjarigen steeds drie weken aansluitend bij elk van de ouders verblijven. Deze verdeling geeft de man de mogelijkheid om voor langere tijd met de minderjargen op vakantie te gaan en een dergelijke verdeling acht hij ook passend gelet op de leeftijd van de minderjarigen. Partijen zijn al overeengekomen dat de minderjarigen, anders dan is vermeld in het schriftelijke verzoek, dit jaar (dus in de oneven jaren) gedurende de eerste drie weken van de zomervakantie bij de vrouw verblijven. Tot slot benoemt de man dat de verdeling van de vakanties tussen partijen per schooljaar zo gelijkwaardig mogelijk dient te zijn.
4.2
De vrouw kan instemmen met het verzoek van de man voor wat betreft de verdeling van de zomervakantie. De minderjarigen verblijven inmiddels al twee jaar eerst drie weken bij de ene ouder en vervolgens drie weken bij de andere ouder tijdens deze vakantie. Nu de minderjarigen het afgelopen jaar gedurende de eerste drie weken bij de man zijn verbleven, is de vrouw ervan uitgegaan dat de minderjarigen dit jaar de eerste drie weken bij haar verblijven. Zij heeft ook al een vakantie geboekt. Dit dient daarom als zodanig te worden vastgelegd. De vrouw kan ook instemmen met het verzoek van de man ten aanzien van de verdeling van de vakanties van één week. Daaromtrent kan worden vastgelegd dat de minderjarigen voortaan deze hele vakantie bij de ene ouder verblijven en het jaar daarop bij de andere ouder. De vrouw kan echter niet instemmen met het verzoek van de man ten aanzien van de vakanties van twee weken; deze wil de vrouw per week tussen partijen blijven verdelen. De vrouw hecht er vooral aan dat zij elk jaar in ieder geval één van de feestdagen rondom kerst en oud en nieuw met de minderjarigen kan doorbrengen. Ten aanzien van de meivakantie benoemt de vrouw dat [minderjarige 1] dit jaar maar één week meivakantie had. Het is de vrouw niet duidelijk of dat de komende jaren ook zo zal zijn. In het geval [minderjarige 1] één week meivakantie heeft, kan de vrouw ermee instemmen dat de minderjarigen gedurende deze week bij ofwel de vrouw ofwel de man verblijven. Als de meivakantie twee weken duurt, wil de vrouw deze vakantie per week tussen partijen blijven verdelen.
4.3
Namens de Raad wordt naar voren gebracht dat zowel de verdeling die de man voor ogen heeft als die de vrouw voor ogen heeft, in het belang van de minderjarigen kan worden geacht. Het gaat er vooral om dat de ouders het eens kunnen worden over de verdeling. Ten aanzien van de kerstvakantie vindt de Raad het begrijpelijk dat deze gelet op de speciale feestdagen tussen partijen wordt verdeeld.
4.4
De rechtbank overweegt als volgt.
4.4.1
Op het onderhavige geschil zijn de artikelen 1:253a juncto 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) van toepassing. Ingevolge artikel 1:377e BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen een beslissing inzake een zorgregeling of een door ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen indien de omstandigheden nadien zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechtbank dient ingevolge artikel 1:253a BW een zodanige beslissing te nemen als haar in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Alvorens te beslissen dient de rechter, op grond van artikel 1:253a, vijfde lid, BW, een vergelijk tussen beide ouders te beproeven.
4.4.2
Naar aanleiding van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, neemt de rechtbank als onweersproken aan dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden sinds partijen de thans geldende zorgregeling zijn overeengekomen, waardoor de wijziging van deze verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de minderjarigen thans gerechtvaardigd is.
4.4.3
Het geschil tussen partijen met betrekking tot de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, meer specifiek de verdeling van de vakanties tussen hen, is tijdens de mondelinge behandeling uitvoerig besproken. Ten aanzien van de vakanties van één week, te weten de herfstvakantie en de voorjaarsvakantie, zijn partijen het erover eens dat deze vakanties voortaan niet meer worden opgesplitst tussen hen, maar dat de minderjarigen gedurende deze vakanties de hele week bij één van de ouders verblijven. Om een zoveel mogelijk gelijkwaardige verdeling van de vakanties tussen de ouders per schooljaar te realiseren, zal de rechtbank bepalen dat de minderjarigen bij de vrouw verblijven gedurende de herfstvakantie in de oneven jaren en gedurende de voorjaarsvakantie in de oneven jaren. Dat betekent dat de minderjarigen bij de man verblijven gedurende de herfstvakantie in de even jaren en gedurende de voorjaarsvakantie in de even jaren. Ook ten aanzien van de verdeling van de zomervakantie hebben partijen overeenstemming bereikt. Gelet daarop zal de rechtbank bepalen dat de minderjarigen voortaan in de oneven jaren gedurende de eerste drie weken bij de vrouw verblijven en de laatste drie weken bij de man, en in de even jaren gedurende de eerste drie weken bij de man verblijven en de laatste drie weken bij de vrouw.
4.4.4
Partijen kunnen het niet eens worden over de verdeling van de vakanties van twee weken, te weten de kerstvakantie en de meivakantie. Voor wat betreft de meivakantie bestaat er thans ook nog onduidelijkheid over de duur van deze vakantie voor beide minderjarigen, nu deze vakantie voor [minderjarige 1] in 2025 slechts één week betrof. Om de man in de gelegenheid te stellen om, buiten de zomervakantie om, om het jaar voor langere tijd met de minderjarigen naar Zweden op vakantie te gaan, zal de rechtbank ten aanzien van de meivakantie bepalen dat, in het geval deze vakantie voor beide minderjarigen twee weken duurt, de minderjarigen in de even jaren de gehele vakantie bij de vrouw verblijven en in de oneven jaren bij de man. In het geval de meivakantie de komende jaren voor [minderjarige 1] één week betreft, dient deze vakantie opgesplitst te worden, met dien verstande dat de minderjarigen in de even jaren gedurende de eerste week bij de vrouw verblijven en [minderjarige 2] gedurende de tweede week bij de man verblijft, en de minderjarigen in de oneven jaren gedurende de eerste week bij de man verblijven en [minderjarige 2] gedurende de tweede week bij de vrouw verblijft. De rechtbank acht het voorts met de Raad van belang dat de minderjarigen elk jaar de bijzondere feestdagen rondom kerst en oud en nieuw met hun beide ouders en diens familie kunnen doorbrengen. Derhalve zal de rechtbank bepalen dat de kerstvakantie bij helfte wordt verdeeld tussen partijen, met dien verstande dat de minderjarigen in de oneven jaren de eerste week van de kerstvakantie bij de man verblijven en de tweede week bij de vrouw, en de minderjarigen in de even jaren de eerste week van de kerstvakantie bij de vrouw verblijven en de tweede week bij de man. Om de verdeling van de vakanties per ouder wat overzichtelijker te maken, zal de rechtbank deze hieronder nogmaals in een tabel uiteenzetten. Met deze verdeling wordt ernaar gestreefd de minderjarigen steeds zoveel mogelijk tijdens de vakanties bij de ouder te laten verblijven bij wie zij de vorige vakantie het eerst dan wel niet zijn verbleven.
2025
Oneven
Zomervakantie
1e drie weken bij moeder
Laatse drie weken bij vader
Herfstvakantie
Volledig bij moeder
Kerstvakantie
1e week bij vader
2e week bij moeder
2026
Even
Voorjaarsvakantie
Volledig bij vader
Meivakantie
Volledig bij moeder
Indien [minderjarige 1] één week heeft:
1e week bij moeder
2e week voor [minderjarige 2] bij vader
Zomervakantie
1e drie weken bij vader
Laatste drie weken bij moeder
Herfstvakantie
Volledig bij vader
Kerstvakantie
1e week bij moeder
2e week bij vader
2027
Oneven
Voorjaarsvakantie
Volledig bij moeder
Meivakantie
Volledig bij vader
Indien [minderjarige 1] één week heeft:
1e week bij vader
2e week voor [minderjarige 2] bij moeder
Vervangende toestemming vakantie
4.5
De man verzoekt de rechtbank vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen in de zomer van 2025 naar Vietnam af te reizen. Hij zou graag met zijn volledige samengestelde gezin, inclusief de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , de ouders van zijn partner, en dus de grootouders van het halfzusje en het halfbroertje van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , bezoeken. De partner en de overige kinderen van het gezin gaan in elk geval naar Vietnam dit jaar, dat staat vast. De man gunt het [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om ook mee te gaan en hij wil hen graag de kans bieden om aldaar bij familie te verblijven en een andere cultuur te leren kennen. De reis naar Vietnam kan in principe ook op een later moment plaatsvinden, echter de man weet niet of hij op korte termijn opnieuw een dergelijke reis zal gaan maken. Voorts benoemt de man in reactie op de bezwaren van de vrouw dat er in Vietnam niet meer risico’s zijn op voedselvergiftiging, verkeersongelukken of een overval dan waar dan ook. De ziekenhuiszorg is bovendien uitstekend geregeld in Vietnam. Ook mogen de minderjarigen altijd contact met hun moeder opnemen tijdens de vakanties. Het internet in Vietnam werkt heel goed. Tot slot valt het tijdsverschil tussen Vietnam en Nederland reuze mee; dit bedraagt maar vijf uur.
4.6
De vrouw voert verweer tegen het verzoek van de man. Zij vindt de minderjarigen te jong voor de verzochte, verre reis naar een risicovol land als Vietnam en acht deze vakantie daarom niet in hun belang. Volgens de vrouw is het in Vietnam onveilig. De man heeft daar in het verleden een voedselvergiftiging opgelopen en is hij daar eerder overvallen. De vrouw vindt het ook niet fijn dat de minderjarigen bij terugkomst erg ontregeld zullen zijn vanwege het tijdsverschil, te meer nu zij juist veel behoefte hebben aan duidelijkheid en structuur. Daarnaast kan de vrouw lastig contact onderhouden met de minderjarigen als zij met de man op vakantie zijn.
4.7
De Raad heeft opgemerkt twee ouders te zien die het beste met hun kinderen voor hebben, maar die van mening verschillen over het belang van de minderjarigen voor een vakantie naar Vietnam. Volgens de Raad zijn het weliswaar best nog jonge kinderen, maar staat de leeftijd van de minderjarigen op zichzelf niet in de weg aan een dergelijke vakantie. De Raad begrijpt dat het voor de vrouw lastig is om de minderjarigen los te laten, maar is van mening dat de onderhavige reis de minderjarigen ook heel wat kan brengen. De minderjarigen gaan de grootouders van hun stieffamilie bezoeken en deze grootouders spelen ook een rol in het leven van de minderjarigen. Het reizen en leren kennen van een nieuwe cultuur kan in dat opzicht een verrijkende ervaring voor hen zijn en hen ook iets brengen in hun ontwikkeling. De man en de vrouw zouden samen kunnen kijken op welke wijze deze reis op een zo veilig mogelijk manier kan plaatsvinden. Eventueel kan ook nog worden bezien of de reis een jaar uitgesteld kan worden, zodat iedereen er meer naartoe kan leven, aldus nog steeds de Raad.
4.8
De rechtbank overweegt als volgt.
4.8.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt alsdan een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
4.8.2
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is het de rechtbank onvoldoende aannemelijk geworden dat de verzochte vakantie niet in het belang zou zijn van de minderjarigen, zoals de vrouw stelt. De rechtbank volgt de Raad dat de leeftijd van de minderjarigen niet aan een dergelijke reis in de weg staat. Evenmin is gebleken dat de kind eigen problematiek van de minderjarigen hieraan in de weg staat. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat de onderhavige vakantie verrijkend voor de minderjarigen kan zijn en dat het in hun belang is dat zij ook kennis maken met de grootouders van hun nieuwe familie, die kennelijk ook een rol spelen in hun leven. Ook zijn de rechtbank geen feiten of omstandigheden gebleken die serieuze twijfel doen rijzen over het vermogen van de man om in Vietnam adequaat voor de minderjarigen te zorgen of die doen vermoeden dat de veiligheid van de minderjarigen tijdens de vakantie met de man anderszins op enigerlei wijze in het gedrang zou kunnen komen. Ook de vrouw heeft opgemerkt dat zij er vertrouwen in heeft dat de man aldaar goed voor de minderjarigen zal zorgen.
4.8.3
Nu de man heeft opgemerkt dat hij niet zeker weet of hij op korte termijn opnieuw deze reis zal kunnen gaan maken, terwijl de grootouders al op leeftijd zijn, zal de rechtbank de man vervangende toestemming verlenen voor de vakantie naar Vietnam in de zomer van 2025. Tot slot merkt de rechtbank op dat de man heeft toegezegd dat, wanneer de vrouw tijdens de vakantie contact met de minderjarigen wil opnemen, daarover afspraken kunnen worden gemaakt.
Inzage spaartegoeden minderjarigen
4.9
Partijen zijn het er ter gelegenheid van de mondelinge behandeling over eens geworden dat de minderjarigen enkel een spaarrekening hebben bij ABN-AMRO, en dat de man daar reeds inzage in heeft en mag blijven hebben. Voor zover de man het verzoek tot inzage in de spaartegoeden van de minderjarigen niet heeft ingetrokken, zal de rechtbank dit verzoek gelet op het voorgaande afwijzen vanwege een gebrek aan belang.
Inzet hulpverlening via de gemeente
4.1
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen overeenstemming bereikt over de inzet van hulpverlening ter verbetering van hun onderlinge communicatie. Partijen hebben afgesproken dat zij beiden binnen twee weken na de mondelinge behandeling contact zullen opnemen met de gemeente Kapelle voor het opstarten van bij voorkeur een Schip-traject.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.11
De rechtbank zal de beslising ten aanzien van de zorgregeling en de vervangende toestemming uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarigen noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
4.12
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt – met wijziging in zoverre van de beschikking van 9 juli 2018 – dat een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voor wat betreft de vakanties geldt zoals opgenomen in het schema onder rechtsoverweging 4.4.4;
5.2.
verleent aan de man – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vrouw – toestemming om in de zomervakantie van 2025 naar Vietnam af te reizen met de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2011 en [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2014;
5.3
verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hopmans, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2025 in tegenwoordigheid van mr. De Haas, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.