ECLI:NL:RBZWB:2025:3010

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
C/02/430433 / FA RK 24-6150
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Pulskens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanpassing van verzoek tot ontzegging van contact in een zorg- en opvoedingstaken procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 mei 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S. Klootwijk, had aanvankelijk verzocht om een contactregeling voor de minderjarige, maar wijzigde dit verzoek kort voor de mondelinge behandeling naar een verzoek om ontzegging van contact met de man. De man, die niet op de zitting verscheen, was niet op de hoogte van deze wijziging en had zich niet kunnen voorbereiden. De rechtbank oordeelde dat het gewijzigde verzoek in strijd was met de procesorde, omdat de advocaat van de vrouw het verzoek niet tijdig aan de man had gestuurd. De rechtbank wees de vrouw op de zware toets die geldt voor het ontzeggen van contact en de noodzaak voor een gedegen onderbouwing van haar verzoek. De behandeling van het gewijzigde verzoek werd aangehouden, zodat de man de gelegenheid kreeg om zijn standpunt toe te lichten. De rechtbank stelde een nieuwe zitting vast voor de verdere behandeling van de zaak.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/430433 / FA RK 24-6150
datum uitspraak: 16 mei 2025
beschikking over vaststelling van een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
[de vrouw],
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. S. Klootwijk in Breda,
tegen
[de man] ,
hierna: de man,
wonende in [woonplaats 2] .
over de minderjarige
-
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2022, hierna: [minderjarige] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1.
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 31 december 2024 ontvangen verzoek met bijlagen;
- de aangetekende brief van de griffier van de rechtbank van 27 februari 2025 aan de man;
- het uittreksel uit het gezagsregister over [minderjarige] ;
- het op 2 mei 2025 van de advocaat van de vrouw ontvangen gewijzigde verzoek.
1.2.
Het verzoek is mondeling behandeld op 6 mei 2025. Bij die behandeling waren aanwezig de vrouw, met haar advocaat. Ook was een vertegenwoordigster aanwezig namens de Raad.
1.3.
De man is juist opgeroepen, maar is niet gekomen.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben met elkaar een relatie gehad. Uit deze relatie is [minderjarige] geboren.
2.2.
[minderjarige] woont bij de vrouw.
2.3.
De man heeft [minderjarige] erkend. Partijen hebben samen het gezag over [minderjarige] .

3.Het gewijzigde verzoek

3.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat er een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt vastgesteld, waarbij [minderjarige] iedere week op maandag van ’s-ochtends 8.00 uur tot ’s-avonds 19.30 uur bij de man verblijft, waarbij de vrouw [minderjarige] naar de man brengt en de man [minderjarige] weer terug naar de vrouw brengt, dan wel een contactregeling vast te stellen in goede justitie te bepalen.
Bij brief van 2 mei 2025 heeft de vrouw haar verzoek in die zin gewijzigd, dat zij verzoekt om het contact tussen de man en [minderjarige] stop te zetten, dan wel dat de man het contact met [minderjarige] voor onbepaalde tijd wordt ontzegd.

4.De beoordeling

4.1.
Uit de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat de vrouw haar verzoek op 2 mei 2025 schriftelijk heeft gewijzigd.
4.2.
De advocaat van de vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij het gewijzigde verzoek niet ook rechtstreeks aan de man heeft gestuurd. Ook de Raad heeft pas kort voor de mondelinge behandeling kennis kunnen nemen van de inhoud van het gewijzigde verzoek.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de man – zonder opgaaf van reden – niet is verschenen. Hij is niet op de hoogte van de inhoud van het gewijzigde verzoek en heeft zich hierop niet kunnen voorbereiden. De rechtbank stelt verder vast dat het gewijzigde verzoek op 2 mei 2025 is ingediend. Het gewijzigde verzoek is daardoor niet tijdig en in strijd met artikel 1.13 [1] van het Procesreglement Gezag en Omgang bij de rechtbank ingediend.
4.4.
Het gewijzigde verzoek van de vrouw is bovendien zeer verstrekkend. Nu de man niet de gelegenheid heeft gehad om hierop verweer te voeren, zal de rechtbank de behandeling van het gewijzigde verzoek van de vrouw aanhouden, zodat de man alsnog de mogelijkheid krijgt om zijn standpunt toe te lichten.
4.5.
De rechtbank heeft de vrouw er bovendien op gewezen dat de rechterlijke toetsing voor het ontzeggen van het contact zeer zwaar is en dat het verzoek gedegen moet zijn onderbouwd, om voor toewijzing in aanmerking te komen. Indien de vrouw haar gewijzigde verzoek handhaaft, is het zaak voor haar om goed naar de onderbouwing te kijken.
4.6.
Gelet op het voorgaande beslist de rechtbank als volgt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
houdt de behandeling van het verzoek aan tot de mondelinge behandeling van
[datum] 2025 om [uur], bij de enkelvoudige kamer van de rechtbank Zeeland-West-
Brabant, locatie Breda , Stationslaan 10, 4815 GW;
5.2.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die
mondelinge behandeling voor de vrouw en haar advocaat, de man (met eventueel zijn advocaat) en de Raad;
5.3.
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Pulskens, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2025 in aanwezigheid van Joosen, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Processtukken worden uiterlijk drie werkdagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling ingediend, tenzij de wet of het procesreglement voorschrijft dat de stukken eerder moeten worden ingediend.