In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 mei 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2008. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er in het gezin van de minderjarige nog te veel onzekere en instabiele factoren aanwezig zijn, waardoor het risico op terugval in oud gedrag groot is. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van een jaar, omdat er grote zorgen zijn over de veiligheid en het welzijn van de minderjarige. De ouders hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om hun mening over het verzoek kenbaar te maken, ondanks dat zij daartoe waren opgeroepen. De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek (BW) betrokken en geconcludeerd dat de ouders niet in staat zijn om de dreiging voor de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 12 mei 2026 en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de GI aangespoord om de noodzakelijke hulpverlening voor de minderjarige op te starten, ondanks bureaucratische obstakels.