ECLI:NL:RBZWB:2025:3013

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
C/02/433684 / JE RK 25-593
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking ondertoezichtstelling van een minderjarige in een complexe ouderstrijd met betrokkenheid van jeugdzorg

Op 29 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking uitgesproken in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft grote moeite met het uitspreken van een ingrijpende beschermingsmaatregel, zoals een ondertoezichtstelling, terwijl het duidelijk is dat deze niet op korte termijn uitgevoerd kan worden. De kinderrechter doet een dringend beroep op het Provinciaal Instroom Team om zo snel mogelijk speltherapie voor [minderjarige] op te starten, om escalaties tussen de ouders te voorkomen en de hulpverlening te waarborgen. De ouders, [de moeder] en [de vader], zijn belast met het ouderlijk gezag en hebben een complexe relatie waarin wantrouwen en conflicten centraal staan. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor een jaar, omdat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig wordt bedreigd door de conflicten tussen de ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er in het vrijwillig kader hulpverlening is ingezet, maar dat dit niet heeft geleid tot een oplossing van de problemen. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de ouders opgedragen om te werken aan de communicatie en samenwerking in het belang van [minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/433684 / JE RK 25-593
Datum uitspraak: 29 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
Regio Zuidwest Nederland,
locatie Breda,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M.M.M. Minkels te Tilburg,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. A.J.W. Vugs te Tilburg.
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
locatie Tilburg,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 1 april 2025;
  • de brief van mr. Minkels van 15 april 2025;
  • de op 24 april 2025 van mr. Vugs ontvangen stukken.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad verwijst naar het raadsonderzoek en onderbouwt het verzoek verder met het volgende. [minderjarige] onderdeel van de ouderstrijd. De ouders hebben een groot wantrouwen in elkaars opvoedsituatie. Het lukt de ouders niet om op een positieve manier met elkaar te communiceren en afspraken te maken. Zij communiceren via een schriftje. [minderjarige] vindt het fijn bij de vader en de moeder. Zij is echter getuige van de strijd die haar ouders met elkaar voeren. De Raad vreest dat [minderjarige] klem komt te zitten tussen haar ouders. Voor de Raad is het nog onduidelijk of er bij [minderjarige] sprake is van kindeigen problematiek. Er wordt gezocht naar een aanbieder die haar speltherapie kan bieden. [hulpverlening] is betrokken bij beide ouders. De vader heeft het idee dat alle betrokken hulpverlening tegen hem is en alleen steunend is voor de moeder. De vader lijkt de hulpverlening te willen overtuigen van zijn gelijk en maakt daarbij keuzes die niet in het belang van [minderjarige] zijn. De vader heeft zelfstandig Sterk Huis benaderd voor ondersteuning, onderzoek naar de diagnose ADD en het verwerken van de breuk met de moeder. Het is volgens de Raad voor [minderjarige] belangrijk dat de ouders ondersteund gaan worden in hoe zij met elkaar communiceren en dat zij gaan leren om hun eigen aandeel in te zien, om zo tot een duurzame positieve communicatie met elkaar te komen. De Raad denkt hierbij aan een SCHIP-traject voor de ouders. Het lijkt de Raad verder wenselijk dat bij de vader een persoonlijkheidsonderzoek wordt afgenomen.
4.2.
De GI stemt in met het verzoek van de Raad. Net als de Raad ziet de GI dat [minderjarige] in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat het de ouders niet is gelukt om deze dreiging in het vrijwillig kader weg te nemen. De GI kan niet meteen een jeugdbeschermer aan het gezin toewijzen. Ook is er een wachtlijst bij de bureaudienst van het Provinciaal Instroom Team. Dit betekent dat de ouders alleen bij de bureaudienst terecht kunnen als zij advies nodig hebben. De GI heeft geen zicht op de termijn waarop er wel een jeugdbeschermer beschikbaar zal zijn. De GI betreurt deze situatie, maar kan hier geen invloed op uitoefenen. Het is bovendien erg vervelend, omdat in gevallen waarin er een ondertoezichtstelling is uitgesproken, de gemeente geen nieuwe hulpverlening meer gaat inzetten. De reeds betrokken hulpverlening vanuit [jeugdzorg] en de [organisatie] blijft doorgaans wel doorlopen.
4.3.
Door en namens de moeder wordt aangegeven dat zij, gelet op de huidige omstandigheden, niet anders kan dan instemmen met het verzoek van de Raad. Volgens de moeder wordt het hoog tijd dat er iets gaat gebeuren. De inzet van hulpverlening in het vrijwillig kader heeft niet het gewenste effect gehad. De moeder kan zich vinden in de doelen die de Raad voor de ondertoezichtstelling heeft geformuleerd. De moeder vindt het vooral voor [minderjarige] heel treurig zoals hoe het nu tussen de ouders gaat. De moeder hoopt dat er snel een instantie wordt gevonden die speltherapie aan [minderjarige] kan aanbieden. Zij vreest dat de hulpverlening vanuit de gemeente zich zal terugtrekken als [minderjarige] onder toezicht wordt gesteld. Met het oog hierop zou de moeder graag zien dat de kinderrechter in de overwegingen opneemt dat de hulpverlening vanuit de gemeente gecontinueerd moet worden en dat het Provinciaal Instroom Team er op gewezen wordt dat het belangrijk is dat de hulpverlening voor [minderjarige] wordt opgestart. De ouders kunnen zich dan tegenover het Provinciaal Instroom Team op die beschikking beroepen.
4.4.
De vader en zijn advocaat sluiten zich aan bij het standpunt van de moeder. Ook de vader stemt in met het verzoek van de Raad. De vader staat huiverig tegenover de bemoeienissen vanuit de hulpverlening, maar hij vindt het belangrijk dat er een neutrale persoon komt die de regie gaat voeren. De vader heeft zich door [hulpverlening] niet gehoord of gezien gevoeld. Het lukt de ouders zelf niet om uit de strijd te komen. Het is vaak het woord van de vader tegen het woord van de moeder. Volgens de vader staan de incidenten vrij groot uitgeschreven in het raadsrapport. In zijn beleving was er alleen sprake van onduidelijkheid, doordat de beschikking niet duidelijk was. De vader vindt het jammer dat er van hem een beeld wordt geschetst alsof hij niet mee wil werken. De vader vindt het echter belangrijk dat er ondersteuning komt bij het bellen en bij de overdrachtsmomenten. Net als de moeder is ook de vader bang dat het te lang gaat duren voor er een jeugdbeschermer aan [minderjarige] wordt toegewezen.

5.De beoordeling

5.1.
In artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat de kinderrechter een minderjarige onder toezicht kan stellen van een GI, als een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen.
5.2.
Uit de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er lijkt sprake te zijn van kindeigen problematiek. Zij is angstig, dwars en wisselt snel in haar gedrag. Zij heeft last van de conflicten tussen haar ouders. Het lukt haar ouders niet om haar buiten de strijd te houden. Er is in het vrijwillig kader hulpverlening ingezet, maar dat heeft er niet toe geleid dat de ontwikkelingsbedreiging is weggenomen. Met de ouders vindt ook de kinderrechter dat er snel hulpverlening voor [minderjarige] moet komen. De kinderrechter heeft er dan ook grote moeite mee om een ingrijpende beschermingsmaatregel als een ondertoezichtstelling uit te spreken, terwijl op voorhand bekend is dat deze niet op korte termijn uitgevoerd gaat worden. Het is echter wel dringend noodzakelijk dat er voor [minderjarige] deskundige hulp komt die ook als de ouders hier moeite mee hebben, voortgezet wordt. [minderjarige] is getuige geweest van de ruzies tussen haar ouders en heeft hulp nodig om de trauma’s die zij daardoor opgelopen heeft, te verwerken. De kinderrechter doet daarom een
dringend beroep op de bureaudienst van het Provinciaal Instroom Teamom op korte termijn voor [minderjarige] speltherapie op te starten. [minderjarige] is een meisje van 7 jaar, dat getuige is geweest van de ruzies tussen haar ouders. Zij heeft in haar hoofd beelden zitten, die zij moet verwerken. Daarnaast zal er moeten worden beoordeeld of deze ouders in staat gaan zijn om in het belang van [minderjarige] samen te gaan werken en zo ja, welke begeleiding zij daarbij nodig hebben. Indien zij daar niet toe in staat zijn moet er ingezet gaan worden op parallel solo-ouderschap. De kinderrechter vraagt het Provinciaal Instroom Team bovendien om er oog voor te hebben, in het geval de hulpverlening vanuit [jeugdzorg] en de [organisatie] stopt door de ondertoezichtstelling van [minderjarige] . Het kan niet zo zijn dat de escalaties tussen de ouders gaan toenemen, omdat de hulpverleners die nu betrokken zijn in het vrijwillig kade zich terugtrekken. Binnen het kader van de ondertoezichtstelling zullen de ouders moeten gaan werken aan het behalen van de door de Raad gestelde doelen. Dat heeft de meeste kans van slagen als er voor deze ouders een vaste jeugdbeschermer komt. De kinderrechter verwacht dan ook dat het
Provinciaal Instroom Team prioriteit geeft aan het benoemen van een vast aanspreekpunt voor deze ouders. Deze ouders zijn in het vrijwillig kader blijven hangen in strijd over de keuze voor de juiste hulpverlener, terwijl het juist zou moeten gaan over de inhoud. Het is belangrijk dat deze ouders stappen vooruit gaan zetten en dat er wordt gekeken naar het verbeteren van de oudercommunicatie dan wel het vormgeven van parallel solo ouderschap. Het is voor de ouders verwarrend nu er op dit punt geen duidelijke keuze is gemaakt. Gelet op de aard en de ernst van de problematiek is een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar noodzakelijk. Het verzoek zal dus worden toegewezen.
5.3.
Binnen het kader van de ondertoezichtstelling moet worden gewerkt aan het behalen van de volgende doelen:
- [minderjarige] groeit op met ouders die zonder strijd met elkaar communiceren in het
belang van [minderjarige]
- [minderjarige] is geen getuige meer van de strijd die ouders met elkaar voeren
- [minderjarige] krijgt inzicht in haar eigen problematiek en krijgt passende
hulpverlening.
- Ouders leren hoe zij aan kunnen sluiten bij de emoties van [minderjarige] .
- Vader ondergaat een nieuwe persoonlijkheidsonderzoek.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant met ingang van 29 april 2025 tot 29 april 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025 door mr. Van Triest, kinderrechter, in aanwezigheid van Joosen als griffier, en op schrift gesteld op 6 mei 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.