ECLI:NL:RBZWB:2025:3028

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
C/02/425731 / JE RK 24-1517
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarigen in het kader van gezinsherstel en stabilisatie

Op 8 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling, WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, had verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een jaar, omdat de situatie van de minderjarigen nog fragiel zou zijn. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de ouders en de stiefvader gehoord, waarbij zij hebben aangegeven dat de situatie in het gezin aanzienlijk is verbeterd. De moeder en de stiefvader hebben hulpverlening geaccepteerd en hebben positieve stappen gezet in de opvoedsituatie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een stabiele opvoedsituatie is ontstaan en dat de ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de minderjarigen nagenoeg is weggenomen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat niet meer wordt voldaan aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling en heeft het verzoek van de GI afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/425731 / JE RK 24-1517
Datum uitspraak: 8 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2011 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2013 te [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden in deze zaak aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. F.J.V.H. Stoffels te Zevenbergen,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. T.M. Coppes te Aerdenhout.
[de stiefvader],
hierna te noemen: de stiefvader,
wonende te [woonplaats 3] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesdossier bevat de volgende stukken:
  • De beschikking van deze rechtbank van 11 oktober 2024 en de daarin genoemde stukken;
  • De brief van de GI van 27 februari 2025 met bijlagen.
1.2.
Op 8 april 2025 heeft de kinderrechter het resterende deel van het verzoek, met gesloten deuren, mondeling behandeld. Daarbij zijn verschenen en heeft de kinderrechter gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Stoffels;
  • de vader, bijgestaan door mr. Coppes;
  • de stiefvader;
  • een vertegenwoordigster namens de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. Zij hebben hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat zij hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
1.4.
Met instemming van de belanghebbenden is dit verzoek – gelet op de onderlinge samenhang – samen behandeld met het verzoek van de GI ten aanzien van de andere twee kinderen van de moeder met de stiefvader, geregistreerd onder zaaknummer C/02/425727 JE RK 24-1515.

2.De feiten

2.1.
De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar en de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
Bij beschikking van 11 oktober 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 14 april 2025 en is het resterende deel van het verzoek aangehouden in afwachting van een schriftelijk verslag van de GI met daarin een weergave van de actuele stand van zaken.
2.3.
Ter beoordeling ligt nog voor het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 14 oktober 2025.

3.De standpunten

3.1.
Volgens de GI waren er grote zorgen over het opgroeien van de minderjarigen. In de afgelopen maanden hebben de moeder en de stiefvader heel hard gewerkt aan het stabiliseren van de opvoedsituatie. Zij verdienen hiervoor een groot compliment. Er zijn geen meldingen meer gedaan over escalaties in het gezin. De moeder is rustiger en meer in controle. De minderjarigen zijn meer ontspannen en hebben meer rust. Nieuwe situaties in de opvoedsituatie zijn nog lastig en vragen nog om ondersteuning vanuit de hulpverlening. Met de hulp van [hulpverlening] is de moeder meer in haar kracht gaan staan. De stiefvader is weer vaker in het gezin, maar gaat naar zijn eigen huis als het te veel voor hem wordt. De agressie vanuit de stiefvader is gereduceerd. De GI ziet dat het goed gaat met de minderjarigen, dat zij lekker in hun vel zitten en dat zij ontspannen zijn. Het gezin maakt grote stappen vooruit. In plaats van drie keer in de week komt er nu twee keer per week hulpverlening in het gezin. Volgens de GI is de situatie nog maar net voldoende en nog zeer fragiel. De GI verwacht dat als de ondertoezichtstelling nu wordt afgesloten, de kans groot is, dat het gezin terugvalt in het gedwongen kader. In het voorjaar en de zomer zal er meer interactie ontstaan tussen het gezin en de buurt, wat voorheen een van de grootste bronnen van conflicten was. Hoewel de moeder en de stiefvader hebben geleerd om niet meer overal op te reageren en om uit de situatie te gaan, zal in de komende periode moeten blijken of zij dit daadwerkelijk gaan toepassen. Ook wil de stiefvader weer bij het gezin gaan wonen, wat de GI graag nog wil volgen. De GI twijfelt of de moeder en de stiefvader voldoende intrinsieke motivatie hebben om de hulpverlening ook op vrijwillige basis te blijven accepteren. De GI wil in de komende periode de opvoedsituatie voor de minderjarigen laten bestendigen en hen met een sterk borgingsplan overdragen naar het vrijwillig kader.
3.2.
Door en namens de moeder en de stiefvader is aangevoerd dat het erg goed gaat met de minderjarigen. De moeder en de stiefvader hebben positieve stappen gezet. Ook de verstandhouding met de vader van de minderjarigen is erg verbeterd. De ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de minderjarigen is nagenoeg weggenomen. Het is dan ook de vraag of een ondertoezichtstelling van de minderjarigen nog noodzakelijk is. De moeder en de stiefvader ervaren veel steun vanuit [hulpverlening] en zullen deze vorm van hulpverlening ook in een vrijwillig kader voortzetten. Daarnaast kan de jeugdprofessional van het [jeugdorganisatie] van de gemeente Moerdijk nog inspringen, als er een aanvullende vorm van hulp noodzakelijk is. Verder kunnen de moeder en de stiefvader een beroep doen op hun netwerk voor extra ondersteuning. De moeder en de stiefvader stemmen dan ook niet in met het resterende verzoek van de GI.
3.3.
De vader sluit zich aan bij het standpunt van de moeder en de stiefvader. Waar de ouders voorheen zo ver mogelijk van elkaar vandaan bleven, zitten zij nu gemoedelijk bij elkaar te wachten. De moeder en de stiefvader hebben stappen gezet in het aanvaarden van hulpverlening en adviezen. Zij hebben de adviezen opgevolgd en deze lijken te beklijven. In de stukken is te lezen dat de moeder en de stiefvader er in slagen om de lijn voort te zetten. De vader voelt zich door de tussenkomst van [hulpverlening] meer betrokken in het gezin van de moeder. Hij wordt meer over de minderjarigen geïnformeerd. De ouders werken goed samen voor de minderjarigen. Er is dan ook geen ontwikkelingsbedreiging meer. Nu de hulpverlening vanuit [hulpverlening] ook in het vrijwillig kader blijft doorlopen, heeft een ondertoezichtstelling geen toegevoegde waarde meer.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 1:255, eerste lid BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid BW, in staat zijn te dragen.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255, eerste lid BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
4.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is het volgende gebleken. De moeder en de stiefvader hebben aangeboden hulpverlening geaccepteerd en zijn daarmee aan de slag gegaan. Zij hebben zich opengesteld voor adviezen en hebben deze opgevolgd. De moeder is rustiger geworden en heeft meer controle over de situatie. De stiefvader laat minder agressief gedrag zien. Als gevolg hiervan is er voor de minderjarigen een stabiele opvoedsituatie ontstaan. Er is structuur en balans gekomen voor de minderjarigen. Als gevolg van de positieve stappen die zijn gezet, is de hulpverlening vanuit [hulpverlening] teruggegaan van drie naar twee bezoeken per week. De GI heeft gezien dat het goed gaat met de minderjarigen. De minderjarigen zitten lekker in hun vel en zijn ontspannen. De kinderrechter complimenteert de GI, de ouders en de stiefvader voor de wijze waarop zij zich voor de minderjarigen hebben ingezet. Hun inspanningen hebben ervoor gezorgd dat de ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de minderjarigen zo goed als weggenomen is. Zij hebben laten zien dat zij bereid en in staat zijn om hulp te aanvaarden. Dit maakt dat er niet meer wordt voldaan aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling van de minderjarigen. Dat de GI de verdere ontwikkelingen nog wil volgen en het borgingsplan wil afronden is voorstelbaar, maar kan niet als grond dienen om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen nog te verlengen.
4.3.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
wijst het resterende deel van het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025 door mr. Van Leuven, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Joosen, als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.