ECLI:NL:RBZWB:2025:3029

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 mei 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
10741269 OV VERZ 23-7650
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging ondernemingsovereenkomst door werkgever en de rol van de ondernemingsraad

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de vraag of de werkgever, Ericsson Telecommunicatie B.V., de ondernemingsovereenkomst met de ondernemingsraad (OR) rechtsgeldig heeft opgezegd. De ondernemingsovereenkomst, die in 2012 is gesloten, geldt voor onbepaalde tijd en bevat bepalingen over de instemmingsrechten van de OR met betrekking tot arbeidsvoorwaarden. De OR heeft verzocht om te verklaren dat de opzegging nietig is, omdat er niet voldaan zou zijn aan de vereisten voor opzegging, waaronder het vereiste van voorafgaand overleg. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er wel degelijk overleg heeft plaatsgevonden, maar dat de opzegging prematuur was. De kantonrechter oordeelde dat Ericsson andere stappen had moeten ondernemen om uit de impasse te komen, zoals het vragen van instemming van de OR of het verzoeken van de kantonrechter om de OR te dwingen tot instemming. De kantonrechter heeft de vordering van de OR toegewezen en bepaald dat de ondernemingsovereenkomst nog steeds van kracht is, waardoor Ericsson verplicht is deze na te leven.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer / rekestnummer: 10741269 \ OV VERZ 23-7650
Beschikking van 15 mei 2024
in de zaak van
DE ONDERNEMINGSRAAD VAN ERICSSON TELECOMMUNICATIE B.V.,
te Rijen,
verzoekende partij,
hierna te noemen: de OR ,
gemachtigde: mr. D. Schwartz ,
tegen
ERICSSON TELECOMMUNICATIE B.V.,
te Rijen,
verwerende partij,
hierna te noemen: Ericsson ,
gemachtigde: mr. M.C.J. Reijrink .

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties
- het verweerschrift met producties
- het e-mailbericht van 7 februari 2024 met een aanvullende productie van de OR
- het e-mailbericht van 13 februari 2024 met een aanvullende productie van Ericsson
- de pleitaantekeningen van de gemachtigden
- de mondelinge behandeling, waarvan door de griffier zittingsaantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Ericsson is onderdeel van de Ericsson -groep, waarvan het moederbedrijf is genoteerd aan de beurs in Stockholm. De huidige kernactiviteit van Ericsson is de levering van infrastructuur voor mobiele technologieën. In Nederland zijn ongeveer 700 werknemers in dienst van Ericsson op vijf verschillende locaties.
2.2.
Tot 2011 gold binnen Ericsson een ondernemings-cao.
2.3.
In 2012 hebben Ericsson en de OR een ondernemingsovereenkomst in de zin van artikel 32 lid 2 WOR gesloten (hierna te noemen: de ondernemingsovereenkomst). In de ondernemingsovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
  • Ericsson wil voor een aantal arbeidsvoorwaarden cao-bepalingen volgen die op bedrijfstakniveau zijn afgesloten;
  • De cao die het beste aansluit bij Ericsson is de cao voor de Informatie- Communicatie- en Kantoortechnologiebranche (hierna te noemen: de ICK-cao).
  • Ericsson zal een aantal bepalingen uit de ICK-cao gaan volgen.
  • Ericsson verleent aan de OR extra instemmingsrecht ter zake van voorgenomen besluiten omtrent:
o de toekenning van de jaarlijkse salarisverhogingen (ook: ASR, of annual salary raise) gerelateerd aan de algemene salarisverhoging in de ICK-cao;
o de systematiek van het bepalen van de individuele salarisverhogingen (onder meer invullen van de salarisgroeitabel);
o het aanpassen van de salarisschalen.
  • Partijen houden jaarlijks arbeidsvoorwaardenoverleg, waarvoor de OR een vaste commissie instelt.
  • Het extra instemmingsrecht wordt voor onbepaalde tijd verleend.
  • Iedere partij kan de overeenkomst schriftelijk en gemotiveerd opzeggen, met inachtneming van een opzegtermijn van één maand, nadat de voorgenomen opzegging en hoe om te gaan met lopende instemmingsverzoeken over onderwerpen genoemd in de ondernemingsovereenkomst ten minste éénmaal in een overlegvergadering is besproken.
2.4.
Tot 2022 heeft Ericsson de jaarlijkse salarisverhoging met instemming van de OR vastgesteld conform de salarisverhoging in de ICK-cao. De jaarlijkse salarisverhoging in de ICK-cao bedroeg in 2022 2,9%. Ericsson heeft destijds besloten om haar werknemers een hogere jaarlijkse salarisverhoging te geven van 3,1%. Daarbij heeft Ericsson echter – voor het eerst – de OR niet om instemming gevraagd. Om haar moverende redenen heeft de OR daarvan destijds geen groot punt gemaakt.
2.5.
Over de jaarlijkse salarisverhoging over 2023 zijn de volgende feiten van belang. Met een initiatiefvoorstel in de zin van artikel 23 lid 3 WOR heeft de OR Ericsson op 14 maart 2023 een salarisverhoging van 11% over 2023 voorgesteld. De jaarlijkse salarisverhoging in de ICK-cao bedroeg in 2023 6%. Ericsson heeft op 23 mei 2023 gecommuniceerd dat de jaarlijkse salarisverhoging over 2023 bij Ericsson 7% zou bedragen. Ericsson heeft hiervoor de OR niet om instemming gevraagd. Daarom heeft de OR bij brief van 23 juni 2023 het besluit om de jaarlijkse salarisverhoging vast te stellen op 7% nietig verklaard. Echter, op 30 juni 2023 heeft de OR berust in vaststelling van de jaarlijkse salarisverhoging over 2023 op 7%.
2.6.
Over de opzegging van de ondernemingsovereenkomst is het volgende van belang. Op 23 februari 2023 heeft Ericsson tijdens een overlegvergadering aan de OR kenbaar gemaakt dat zij het voornemen heeft om de ondernemingsovereenkomst op te zeggen. Dit wordt bevestigd in de overlegvergadering van 22 mei 2023 en een e-mailbericht van diezelfde dag, waarin staat dat Ericsson het voornemen heeft om de ondernemingsovereenkomst op te zeggen, aan te passen en opnieuw te sluiten. Bij brief van 16 juni 2023 heeft de OR Ericsson verzocht om de opzegging van de ondernemingsovereenkomst in te trekken. Echter, bij brief van 22 juni 2023 heeft Ericsson bevestigd dat zij de ondernemingsovereenkomst heeft beëindigd, omdat Ericsson niet meer met de OR wenst te onderhandelen over (het budget voor) de jaarlijkse salarisverhoging. Deze kwestie houdt partijen verdeeld.
3. Het verzoek en het verweer
3.1.
De OR verzoekt de kantonrechter om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
  • voor recht te verklaren dat de opzegging door Ericsson van de ondernemingsovereenkomst nietig is, dan wel anderszins geen rechtskracht heeft, als gevolg waarvan de ondernemingsovereenkomst nog steeds van kracht is;
  • Ericsson te veroordelen de ondernemingsovereenkomst na te leven, in het bijzonder wat betreft de instemmingsplichtige onderwerpen.
3.2.
Ericsson voert verweer en verzoekt om de OR niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, dan wel om de betreffende verzoeken af te wijzen.
3.3.
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag die hier voorligt is of Ericsson de ondernemingsovereenkomst met de OR heeft mogen opzeggen. Uitgangspunt van de ondernemingsovereenkomst is dat deze voor onbepaalde tijd geldt. In de ondernemingsovereenkomst is in artikel 6.2 een regeling opgenomen op grond waarvan beide partijen de ondernemingsovereenkomst kunnen opzeggen. Voorwaarden die hierin genoemd worden zijn dat de opzegging “schriftelijk en gemotiveerd” moet gebeuren, met in achtneming van een opzegtermijn van een maand en er dient tenminste eenmaal in een overlegvergadering gesproken te worden over de voorgenomen opzegging en hoe omgegaan wordt met lopende instemmingsverzoeken.
4.2
Volgens de OR is niet voldaan aan de genoemde vereisten, onder meer omdat er geen overleg heeft plaatsgevonden over de salarisverhoging voor 2023. Er had door Ericsson ter zake een instemmingsverzoek gedaan moeten worden. Volgens Ericsson is wel voldaan aan het vereiste van voorafgaand overleg, nu er in februari 2023 tijdens een overlegvergadering al is aangekondigd dat de ondernemingsovereenkomst zou worden opgezegd. Een gepland overleg in maart 2023 over een alternatieve ondernemingsovereenkomst is vervolgens gedwarsboomd door de OR , omdat zij de achterban op dezelfde wijze heeft geconsulteerd over de jaarlijkse salarisverhoging als het jaar ervoor. Die achterban consultatie zat Ericsson juist dwars en dat wist de OR . Daarmee heeft de OR inhoudelijk overleg onmogelijk gemaakt.
4.3
De kantonrechter is van oordeel dat niet gezegd kan worden dat niet voldaan is aan het vereiste van voorafgaand overleg met de OR . Uit de overgelegde stukken blijkt dat meerdere keren in een overlegvergadering is gesproken over de voorgenomen opzegging van de ondernemingsovereenkomst. Niet gebleken is dat er lopende instemmingsverzoeken waren. Wel is de kantonrechter het met de OR eens dat eigenlijk een instemmingsverzoek over de jaarlijkse ASR gedaan had moeten worden door Ericsson . Uiteindelijk was de ASR en de wijze waarop het overleg daarover tussen de OR en de bestuurder plaatsvond, de grote bottelnek bij de uitvoering van de ondernemingsovereenkomst. Partijen hebben daarover in ieder geval aantoonbaar een aantal maal overleg gehad.
4.4
De kantonrechter is echter van oordeel dat daarmee de opzegging van de ondernemingsovereenkomst door Ericsson nog niet rechtsgeldig is geschied. De kantonrechter leest de vereisten van opzegging in het licht van de lijn die is uitgezet in een uitspraak van het Gerechtshof in Den Haag (Hof Den Haag 3 november 2006, JAR 2007/32)
In die zaak is geoordeeld dat de vraag of een opzegging van een ondernemings-overeenkomst voor onbepaalde tijd (waarbij extra bevoegdheden aan de OR zijn toegekend) in een concreet geval het beoogde rechtsgevolg heeft gehad, beantwoord zal moeten worden aan de hand van de redelijkheid en billijkheid in verband met de omstandigheden van het geval, waarbij de aard van de overeenkomst en bijzondere omstandigheden een rol kunnen spelen. Als er zwaarwichtige redenen zijn die er toe nopen dat een ondernemingsovereenkomst moet worden aangepast dan dienen bestuurder en OR daarover het overleg met elkaar te voeren en dienen partijen zich redelijk jegens elkaar op te stellen. Stelt de OR zich onredelijk op tegen redelijke voorstellen, dan kan er opgezegd worden.
4.5
Kort samengevat heeft de OR het standpunt ingenomen dat er geen zwaarwichtige omstandigheden waren die een opzegging van de ondernemingsovereenkomst rechtvaardigden. De enkele omstandigheid dat de bestuurder van Ericsson niet meer met de OR wil praten over de ASR is daarvoor in ieder geval onvoldoende, evenals de omstandigheid dat de OR een achterbanraadpleging heeft gehouden voorafgaand aan de bespreking van de ASR met de bestuurder. Het hoort bij de rol en taak van de OR om zo’n achterbanraadpleging te houden. Volgens Ericsson waren er wel zwaarwichtige redenen. Er was sprake van een diepe impasse over de ASR en die heeft de OR zelf veroorzaakt door van andere uitgangspunten uit te willen gaan dan de ICK cao en door de achterban foutief te informeren.
4.6
Vertrekpunt in deze is voor de kantonrechter de ondernemingsovereenkomst en wat de OR en Ericsson daarin hebben afgesproken. In beginsel is overleg over primaire arbeidsvoorwaarden voorbehouden aan sociale partners (werkgever- en werknemersorganisaties) en behoort dat niet tot het takenpakket van een ondernemingsraad. Hier hebben de OR en Ericsson uitdrukkelijk een instemmingsrecht aan de OR gegeven op bepaalde primaire arbeidsvoorwaarden, waaronder de ASR, omdat er geen geldende ondernemingscao meer was. In de considerans van de ondernemingsovereenkomst is opgenomen dat de OR daarbij wordt gezien als een volwaardig gesprekspartner van de bestuurder over arbeidsvoorwaardenkwesties en dat er – in redelijkheid – over en weer ruimte bestaat voor voorstellen en initiatieven met betrekking tot het gehele arbeidsvoorwaardenpakket. Dat de OR in het kader van de ASR zelf met een salarisvoorstel komt en daarbij de achterban raadpleegt, acht de kantonrechter in het licht hiervan op zichzelf niet onjuist of onredelijk. Ook niet dat de OR daarbij een zekere mate van onderhandelingsruimte neemt. Immers, zou er geen enkele onderhandelingsruimte zijn op het gebied van de ASR dan had de OR op dit punt ook geen rechten hoeven worden toegekend. De kantonrechter leest artikel 2.1 onder b. onder I. van de ondernemingsovereenkomst dan ook vanuit dat uitgangspunt. In dit artikel staat dat de OR een instemmingsrecht heeft op de toekenning van de jaarlijkse salarisverhogingen gerelateerd aan de algemene salarisverhoging in de ICK CAO. Dat betekent dus naar het oordeel van de kantonrechter niet dat ieder jaar voor de ASR zonder meer de salarisontwikkeling van de ICK cao wordt gevolgd. Het betekent wel dat de ASR
gerelateerdmoet zijn aan de ICK cao. Reden daarvoor is – zo leert de considerans van de ondernemingsovereenkomst – dat de ICK Cao de cao is die het beste aansluit bij de ETM activiteiten en (arbeids)markt. Mede gelet op de uitleg die Ericsson heeft gegeven omtrent de totstandkoming van het loonbudget binnen Ericsson , ligt het voor de hand dat dit met zich brengt dat vertrekpunt voor het gesprek over de ASR de loonontwikkeling in de ICK Cao is en dat gesproken kan worden over eventuele aanvullingen daarop vanwege specifieke omstandigheden binnen Ericsson . Dit strookt ook met de loonontwikkeling zoals die sinds 2012 binnen Ericsson heeft plaatsgevonden. Jarenlang is de ASR gelijk geweest aan de loonstijging uit de ICK cao en de laatste jaren is daar een kleine plus van ongeveer 1% op geweest binnen Ericsson .
Dat partijen zijn afgestapt van een ASR gerelateerd aan de ICK Cao en zijn gaan aansluiten bij benchmark-ontwikkelingen heeft de OR naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt. Ericsson heeft ter zitting afdoende toegelicht dat aansluiten bij de benchmark ook niet logisch is, omdat de benchmark ook een neerwaarts effect zou kunnen laten zien, wat een negatief effect zou kunnen hebben op de midpoint tabellen en aldus ook tot negatieve loonontwikkeling zou kunnen leiden. Er is wel gesproken over aansluiting houden bij de benchmark, maar enkel als streven en niet als resultaatsverplichting.
4.7
Uit de overgelegde presentatie van de OR blijkt dat de OR naar de achterban heeft ingezet op een ASR die niet gerelateerd was aan de ICK cao maar aan de benchmark. Wetende dat de ICK cao uit zou komen op een salarisverhoging van ongeveer 6%, heeft de OR voor de ASR van 2023 ingezet op 11%. De OR neemt hiermee naar het oordeel van de kantonrechter een uitgangspositie en standpunt in dat afwijkt van de afspraken in de ondernemingsovereenkomst. Daarmee maakt de OR het overleg met Ericsson over de ASR 2023 niet eenvoudig, terwijl de OR weet dat ook het overleg hierover in 2022 in een impasse is geëindigd.
4.8
Maar is het ook voldoende reden voor Ericsson om daarom de ondernemingsovereenkomst op te zeggen? Bij de beantwoording van die vraag neemt de kantonrechter alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de overeenkomst en de redelijkheid en billijkheid in acht. Het betreft hier een instemmingsrecht van de OR op de ASR. Dat is een recht dat niet lichtvaardig aan een ondernemingsraad is gegeven en wat inhoudt dat partijen zich meer op de wijze van sociale partners tot elkaar moeten verhouden. Onderhandelen hoort daarbij en Ericsson heeft hier – naar het oordeel van de kantonrechter – te vlot de kaart van opzegging van de ondernemingsovereenkomst getrokken, terwijl er andere routes zijn om uit een eventuele impasse te komen. Ericsson had de OR conform de ondernemingsovereenkomst om instemming met de jaarlijkse salarisverhoging moeten vragen. Als de OR die instemming dan weigert, kan Ericsson de kantonrechter op grond van artikel 27 lid 4 WOR toestemming vragen om het besluit omtrent de jaarlijkse salarisverhoging te nemen. Een ander alternatief dat eventueel mogelijk zou zijn [1] is dat Ericsson de kantonrechter op grond van artikel 36 lid 2 WOR verzoekt te bepalen dat de OR gevolg dient te geven aan hetgeen in de ondernemingsovereenkomst is bepaald, namelijk dat de toekenning van de jaarlijkse salarisverhogingen gerelateerd is aan de algemene salarisverhoging in de ICK-cao. Voormelde stappen heeft Ericsson niet gezet, maar zij heeft ervoor gekozen om de ondernemingsovereenkomst op te zeggen. Dat is naar oordeel kantonrechter niet de juiste weg of is in ieder geval prematuur. In de gegeven omstandigheden van het geval brengen de redelijkheid en billijkheid naar het oordeel van de kantonrechter mee dat de opzegging niet het beoogde rechtsgevolg heeft gehad. Daarbij merkt de kantonrechter op dat Ericsson eigenlijk juist nakoming van de ondernemingsovereenkomst beoogt. Immers, Ericsson wenst dat de OR het uitganspunt respecteert dat de jaarlijkse salarisverhogingen gerelateerd zijn aan de ICK-cao. Zoals uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt dat de kantonrechter Ericsson ook in dit standpunt volgt. Het maakt echter ook dat er vooralsnog onvoldoende belang is voor Ericsson bij opzegging van de ondernemingsovereenkomst. Ericsson zal de OR dan ook ter zake van voorgenomen besluiten omtrent de toekenning van de jaarlijkse salarisverhogingen om instemming moeten vragen.
4.9
In het licht van het voorgaande zal de kantonrechter de vordering van de OR toewijzen in die zin dat de kantonrechter zal bepalen dat de ondernemingsovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd en nog steeds van kracht is, zodat Ericsson – net als de OR – gehouden is de ondernemingsovereenkomst na te leven.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat de ondernemingsovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd, als gevolg waarvan deze nog steeds van kracht is;
5.2.
veroordeelt Ericsson om de ondernemingsovereenkomst na te leven en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2024.

Voetnoten

1.Vergelijk Hof ’s-Hertogenbosch 18 juli 2012, LJN BX5363, JAR 2012/226