ECLI:NL:RBZWB:2025:3030

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
11320535 \ CV EXPL 24-4840 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na onrechtmatige daad door gedaagde 2

In deze civiele zaak heeft eiseres, wonende te [plaats 1], een vordering ingesteld tegen gedaagde 1 en gedaagde 2 B.V. wegens schade aan haar dak, veroorzaakt door gedaagde 2 tijdens bouwwerkzaamheden. Eiseres vordert zowel materiële als immateriële schadevergoeding. Gedaagde 1 heeft in onderling overleg met eiseres een regeling getroffen, waardoor de kantonrechter niet meer over de vordering tegen gedaagde 1 hoeft te beslissen. Gedaagde 2 is in de procedure verschenen, maar heeft geen verweer gevoerd. De kantonrechter heeft de vordering tegen gedaagde 2 toegewezen, omdat deze niet is weersproken en de vordering niet onrechtmatig of ongegrond is bevonden. Eiseres vordert een schadevergoeding van € 5.100,01 voor gemaakte kosten voor rechtsbijstand en € 2.500,00 voor immateriële schade. De kantonrechter heeft gedaagde 2 B.V. veroordeeld tot betaling van deze bedragen, evenals de proceskosten van € 982,13. Het vonnis is uitgesproken op 7 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11320535 \ CV EXPL 24-4840
Vonnis van 7 mei 2025
in de zaak van
[eiseres],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. C.H.A. van de Wiel,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats 1] ,
gedaagde sub 1,
gemachtigde: Stichting Rechtsbijstand ZLM,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
2. [gedaagde 2] B.V.,
te [plaats 2] ,
gedaagde sub 2,
procederend in persoon,
hierna te noemen: [gedaagde 2] B.V.

1.De zaak in het kort

Aan het dak van [eiseres] is schade ontstaan die [gedaagde 2] heeft veroorzaakt. [eiseres] vordert materiële en immateriële schadevergoeding van zowel [gedaagde 1] als [gedaagde 2] . [eiseres] en [gedaagde 1] hebben in onderling overleg een regeling getroffen, zodat de kantonrechter over de vordering tegen [gedaagde 1] niet meer hoeft te beslissen. Ten aanzien van de vordering tegen [gedaagde 2] zal de kantonrechter de (verminderde) vordering toewijzen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de brief van 23 oktober 2024 van de griffier van de rechtbank aan [gedaagde 2] ;
- het tussenvonnis van 4 december 2024 in de procedure tegen [gedaagde 1] ;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, inhoudende een tussen [eiseres] en [gedaagde 1] ondertekende vaststellingsovereenkomst.
2.2.
Daarna is vonnis bepaald in de zaak tegen [gedaagde 2] .

3.De feiten

3.1.
[eiseres] en [gedaagde 1] zijn buren. Op enig moment heeft [gedaagde 1] [gedaagde 2] ingeschakeld voor het verrichten van (ver)bouwwerkzaamheden aan zijn woning.
3.2.
Op 1 maart 2024 heeft [gedaagde 2] schade veroorzaakt aan het dak van [eiseres] . Bij de werkzaamheden heeft [gedaagde 2] zonder toestemming een deel van het dak van [eiseres] weggezaagd/geslepen en heeft hij stenen in de aanbouw van [eiseres] gemetseld.
Op 2 maart 2024 heeft [eiseres] de schade geconstateerd.
3.3.
Bij brief van 4 maart 2024 heeft [eiseres] [gedaagde 2] aansprakelijk gesteld voor de schade aan haar woning en de eventuele gevolgschade.
3.4.
Bij brief van 5 maart 2024 heeft de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde 1] als opdrachtgever aansprakelijk gesteld voor de schade die [gedaagde 2] heeft aangericht.
3.5.
De schade aan het dak is in juli 2024 hersteld.

4.De vordering

4.1.
[eiseres] vordert - samengevat - na vermindering van eis, [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 5.100,01 aan schadevergoeding ter zake gemaakte kosten voor rechtsbijstand en een bedrag van € 2.500,00 aan immateriële schadevergoeding, met veroordeling in de proceskosten.

5.De beoordeling

5.1.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aansprakelijk zijn voor de geleden schade; [gedaagde 1] als opdrachtgever en [gedaagde 2] als veroorzaker op grond van een onrechtmatige daad. [eiseres] stelt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gehouden zijn de schade te vergoeden die zij als gevolg van het onrechtmatig handelen heeft geleden, zijnde de kosten voor noodzakelijke rechtshulp. Daarnaast stelt [eiseres] immateriële schade te hebben geleden.
5.2.
Nadat [gedaagde 2] in rechte is verschenen, is aan hem desgevraagd uitstel verleend om op de dagvaarding te antwoorden, maar dat heeft [gedaagde 2] op de daartoe bepaalde zitting van 23 oktober 2024 niet gedaan. Bij brief van 23 oktober 2024 heeft de griffier van de rechtbank bericht dat de kantonrechter de zaak tussen [eiseres] en [gedaagde 1] verder zal behandelen en dat het vonnis aan [gedaagde 2] zal worden toegezonden.
5.3.
[gedaagde 1] heeft wel verweer gevoerd, om reden door de kantonrechter bij vonnis van
4 december 2024 een mondelinge behandeling is bepaald. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 maart 2025 zijn [eiseres] en [gedaagde 1] erin geslaagd om een onderlinge regeling te treffen, tegen finale kwijting. Vanwege deze regeling heeft [eiseres] de vordering tegen [gedaagde 2] met € 500,00 verminderd.
5.4.
De vordering van [eiseres] is door [gedaagde 2] niet weersproken. Nu de verminderde vordering de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal deze worden toegewezen.
5.5.
[gedaagde 2] B.V. is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
276,13
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
339,00
(1 punt × € 339,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
982,13
5.6.
Omdat [eiseres] en [gedaagde 1] afspraken hebben gemaakt, zal de gevorderde hoofdelijke veroordeling (zowel ten aanzien van de hoofdvordering als ten aanzien van de proceskosten) worden afgewezen.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde 2] B.V. tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van
€ 5.100,01 aan schadevergoeding ter zake gemaakte kosten voor rechtsbijstand en een bedrag van € 2.500,00 aan immateriële schadevergoeding,
6.2.
veroordeelt [gedaagde 2] B.V. in de proceskosten van € 982,13, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 2] B.V. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025.