ECLI:NL:RBZWB:2025:3035

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
23/3885 ZW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV. Eiseres had een ZW-uitkering ontvangen na een ziekmelding op 30 mei 2022, maar het UWV beëindigde deze uitkering per 30 november 2022, met de motivering dat zij geschikt was om haar eigen arbeid te verrichten. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het UWV verklaarde haar bezwaar ongegrond. Tijdens de zitting op 16 juli 2024 was eiseres niet aanwezig, maar haar gemachtigde was vertegenwoordigd. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres en de medische rapporten van het UWV beoordeeld. Eiseres stelde dat zij meer beperkingen had dan het UWV aannam, en voerde aan dat haar psychische en lichamelijke klachten haar belemmerden om te werken. De rechtbank concludeert dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres in staat werd geacht haar eigen arbeid te verrichten. De rechtbank oordeelt dat de beëindiging van de ZW-uitkering onterecht was en herstelt de beslissing, waardoor eiseres recht heeft op een ZW-uitkering vanaf 30 november 2022. Tevens wordt het UWV veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over de nabetaling van het ziekengeld en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3885

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. I.M.J.J. Dewarrimont,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 30 november 2022 de ZW-uitkering van eiseres beëindigd [feitelijk: geweigerd] met de motivering dat zij geen recht heeft op een ZW-uitkering. Die uitkering ontving zij met ingang van 29 augustus 2022 na een ziekmelding per 30 mei 2022. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 16 juni 2023 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft mr. C.J.G. Oom-Roumen namens het UWV deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde zijn met voorafgaand bericht niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat eiseres (uiterlijk) per 30 november 2022 geschikt is om haar eigen arbeid te verrichten. Omdat het aan eiseres niet eerder duidelijk kon zijn dat het UWV haar al per haar ziekmelding per 30 mei 2022 niet arbeidsongeschikt achtte, heeft het UWV in een besluit van 14 december 2022 beslist om de ZW-uitkering (pas) per 30 november 2022 te beëindigen. De rechtbank zal beoordelen of het oordeel van het UWV dat eiseres op 30 november 2022 geschikt was om haar eigen arbeid te verrichten juist is en of het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV onterecht de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 30 november 2022. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2.
Eiseres is eerder werkzaam geweest als praktijkbegeleider/manager van een tandtechnisch laboratorium. Vanuit de situatie dat zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving, heeft zij zich op 30 mei 2022 ziek gemeld.
Tot 29 augustus 2022 heeft eiseres een WW-uitkering ontvangen. Aan eiseres is per 29 augustus 2022 een ZW-uitkering toegekend.
Met het besluit van 30 november 2022 heeft het UWV eiseres medegedeeld dat zij geen recht heeft op een ZW-uitkering per 30 mei 2022, de datum waarop zij zich ziek gemeld heeft.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 14 december 2022 heeft het UWV besloten om de ZW-uitkering van eiseres per 30 november 2022 te beëindigen. Omdat het eiseres niet duidelijk kan zijn geweest dat zij voor deze datum niet arbeidsongeschikt was, heeft het UWV besloten de al betaalde ZW-uitkering niet terug te vorderen.
3.3.
De rechtbank stelt vast dat het werk als praktijkbegeleider/manager van een tandtechnisch laboratorium als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1.
De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur, haar dossier bestudeerd en haar zowel lichamelijk als psychisch onderzocht. Volgens de verzekeringsarts kan eiseres, gelet op de maatstaf qua werkzaamheden, haar werk in (ongeveer) dezelfde mate verrichten, zodat er in het kader van de ZW geen medische belemmering is om te gaan werken in haar laatst verrichte werk. Arbeidsongeschiktheid voor dat werk acht de verzekeringsarts niet plausibel.
De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gezien tijdens de hoorzitting en nadien onderzocht tijdens het spreekuur, haar dossier bestudeerd en informatie opgevraagd bij de huisarts van eiseres. Huisarts [de huisarts] ( [de huisarts] ) heeft op 12 mei 2023 op dit verzoek van de verzekeringsarts b&b gereageerd. Door de verzekeringsarts b&b wordt de conclusie van de verzekeringsarts dat eiseres op 30 mei 2022 geschikt was voor de maatstaf van haar werk als praktijkbegeleider van een tandtechnisch laboratorium onderschreven.
4.2.
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsarts is aangenomen. Zij is niet in staat om haar werk weer te verrichten. Eiseres lijdt aan scoliose en kyfose waardoor zij beperkt is ten aanzien van zitten, staan en lopen. Voorts maken de psychische klachten het eiseres ook onmogelijk om haar werkzaamheden uit te voeren. Ter onderbouwing van haar stelling heeft eiseres informatie van psycholoog [de psycholoog] ( [de psycholoog] ) van 3 augustus 2023 overgelegd. Daaruit blijkt dat er bij eiseres sprake is van recidiverende depressieve episoden, die veroorzaakt worden door trauma’s uit het verleden. Door deze klachten kan eiseres zich lastig concentreren en door de stress heeft zij weinig energie. Eiseres heeft haar zienswijze op de bestreden beslissing en de aanloop daar naartoe gegeven. Ook heeft zij een brief van [de psycholoog] van 7 juni 2024 overgelegd waarin [de psycholoog] haar visie op de belastbaarheid van eiseres op papier zet.
4.3.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst omdat zij nader toegelicht wilde zien of en zo ja waarom het UWV zich op het standpunt blijft stellen dat eiseres op 30 november 2022 in staat was om haar eigen arbeid te verrichten. Daarbij heeft de rechtbank het UWV gevraagd aandacht te schenken aan de omstandigheid dat aan eiseres naar aanleiding van een ziekmelding per 9 mei 2023 vanaf 8 augustus 2023 een uitkering op grond van de ZW is toegekend. Voorts heeft de rechtbank waarde gehecht aan de arbeidsrechtelijke situatie van eiseres en de omstandigheden waaronder zij is uitgevallen. De klachten van eiseres zijn zowel lichamelijk als psychisch en het gevolg van een verkeersongeval in 2012. De rechtbank is niet duidelijk waar het UWV op baseert dat deze klachten in mei 2023 erger zouden zijn geweest dan in november 2022.
4.4.
Naar aanleiding van de schorsing heeft de verzekeringsarts b&b op 13 augustus 2024 aanvullend gerapporteerd. Volgens de verzekeringsarts b&b is de ziekmelding per 9 mei 2023 geaccepteerd op basis van telefonische gesprekken. Uit de verslagen van die gesprekken blijkt dat eiseres eind april 2023 antidepressiva is gaan gebruiken en ook rond die tijd onder behandeling is gekomen van een psycholoog. Hoewel er in deze verslagen geen inhoudelijke beoordeling is gegeven door een (verzekerings)arts waarom eiseres op dat moment wel arbeidsongeschikt beschouwd zou moeten worden, is het volgens de verzekeringsarts b&b denkbaar dat de gestarte behandelingen, die op de datum hier in geding niet speelden, aanleiding zijn geweest om de ziekmelding op dat moment wel te accepteren.
4.5.
Met deze toelichting acht de rechtbank haar vraag onvoldoende beantwoord en het bestreden besluit nog steeds onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank acht de toelichting van de verzekeringsarts b&b te weinig toegespitst op de situatie van eiseres en bovendien niet overtuigend. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts b&b het denkbaar acht dat de gestarte behandelingen aanleiding zijn geweest om de latere ziekmelding wel te accepteren, maar dat hij dit niet met zekerheid kan vaststellen omdat er in de betreffende verslagen geen inhoudelijke onderbouwing is gegeven waarom eiseres vanaf 9 mei 2023 wel arbeidsongeschikt moet worden beschouwd. Naar het oordeel van de rechtbank had het juist in deze situatie voor de hand gelegen dat de verzekeringsarts b&b contact zou hebben gezocht met de beoordelaar(s) van de arbeidsongeschiktheid van eiseres per 9 mei 2023. Uit de aanvullende rapportage blijkt echter niet dat de verzekeringsarts b&b dit heeft gedaan, maar dat hij zelf heeft ingevuld wat de reden voor het gewijzigde standpunt zou kunnen zijn. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de verzekeringsarts b&b in zijn rapportage van 13 augustus 2024 in het geheel geen aandacht heeft geschonken aan de omstandigheden waaronder eiseres is uitgevallen, namelijk het door eiseres overnemen van de volledige leiding van de praktijk van haar voor de tweede maal door kanker getroffen echtgenoot, terwijl de rechtbank uitdrukkelijk heeft verzocht die omstandigheden in de nadere toelichting te betrekken. Evenmin heeft de verzekeringsarts b&b verklaard waarom de klachten van eiseres in mei 2023 erger zouden zijn geweest dan in november 2022. In zijn aanvullende rapportage heeft de verzekeringsarts b&b daar geen enkele overweging aan gewijd.
4.6.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het UWV nog steeds onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres in staat wordt geacht haar eigen arbeid te verrichten per 30 november 2022.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond, omdat sprake is van een motiveringsgebrek. Dit betekent dat eiseres gelijk krijgt. Haar ZW-uitkering is ten onrechte beëindigd.
5.1.
De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb nu zelf een beslissing en beslist dat eiseres recht heeft op een ZW-uitkering vanaf 30 november 2022. De rechtbank wijst het UWV erop dat zij bij de nabetaling van dit ziekengeld de wettelijke rente over die nabetaling eveneens aan eiseres is verschuldigd. [1]
5.2.
Omdat het beroep gegrond is, moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres een vergoeding voor haar proceskosten. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept de besluiten van 30 november 2022 en 14 december 2022 en bepaalt dat eiseres per 30 november 2022 recht heeft op een ZW-uitkering;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van de wettelijke rente over het ziekengeld als overwogen onder 5.1.;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 20 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: wettelijk kader

De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Onder “zijn arbeid” als bedoeld in artikel 19 van de ZW wordt verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte arbeid.